Hof Amsterdam, 03-07-2017, nr. 23-001890-15
ECLI:NL:GHAMS:2017:3451
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-07-2017
- Zaaknummer
23-001890-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2017:3451, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑07‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:773, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 03‑07‑2017
Inhoudsindicatie
Inbraken en poging tot inbraak omgeving Amsterdamse bos. Herkenning op camerabeelden bruikbaar als bewijs.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-001890-15
Datum uitspraak: 3 juli 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 23 april 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-698074-15 en 13-702000-13 (TUL) tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres 1] .
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 19 juni 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Gelet op de in eerste aanleg door de rechtbank toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1. primair:hij op of omstreeks 24 Januari 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit [paviljoen] (vestiging [adres 2] ), heeft/hebben weggenomen geld en/of een laptop en/of een koffer en/of (een) goed(eren) van zijn hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [paviljoen] (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemde Paviljoen heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of een laptop en/of een koffer en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een raam en/of een rolluik van voornoemd Paviljoen;
1.subsidiair:hij op of omstreeks 24 januari 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit [paviljoen] (vestiging [adres 2] ) weg te nemen geld en/of een laptop en/of een koffer en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [paviljoen] (vestiging [adres 2] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde Paviljoen te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of een laptop en/of een koffer en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde Paviljoen is/zijn toegelopen, waarna hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) (met een stevig en/of hard voorwerp) een raam van voornoemde Paviljoen heeft/hebben in/kapot gegooid en/of een rolluik van voornoemde Paviljoen heeft/hebben kapot/los gesneden;
2:hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 12 januari 2015 tot en met 14 januari 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit [cafe] (vestiging [adres 3] heeft weggenomen (in totaal) twintig, in elk geval een of meer, mobiele telefoon(s)/handterminal(s) (merk Cat) en/of een geldbedrag van 495 euro, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [cafe] (vestiging [adres 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een ruit van voornoemd [cafe] ;
3:hij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 januari 2015 tot en met 23 januari 2015 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een of meer sportcomplex(en) (vestiging [adres 4] ) heeft weggenomen een geldlade en/of een geldbedrag van 400 euro en/of een laptop (merk HP) en/of een pc (merk ACER) en/of een of meer blikje(s) drinken, in elk geval enig(e) goed(eren) en/of een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op of verbreking van een raam en/of een schuifpui van eerdergenoemde sportcomplex(en);
en/of
hij op of omstreeks 22 januari 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening in/uit een bedrijfspand (vestiging [adres 5] ) weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijfspand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemd bedrijfspand is/zijn toegelopen, waarna hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met een steen, in elk geval een stevig en/of hard voorwerp, een raam van voornoemd bedrijfspand heeft/hebben in/kapot gegooid en/of gesmeten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep wordt vernietigd, omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring onder 3, tot een andere straf en tot gedeeltelijk andere beslissingen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen.
Nadere bewijsoverwegingen
De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] hebben in de nacht van 24 januari 2015 omstreeks 03.30 uur tezamen en in vereniging ingebroken in [paviljoen] , gelegen in het Amsterdamse Bos. Zij zijn toen op heterdaad aangehouden en hebben de inbraak bekend. De verdachte en [medeverdachte] hebben onder andere het raam van het verkoopluik met een steen ingegooid om binnen te komen. Eenmaal binnen hebben zij met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening diverse goederen in een geblokte boodschappentas gestopt en deze bij de uitgang van het pand klaargelegd om mee te nemen.
Het hof ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte zich eveneens op 12 en 14 januari 2015 (feit 2) en op 22 en 23 januari 2015 (feit 3) schuldig heeft gemaakt aan inbraken in vereniging dan wel een poging tot inbraak in vereniging op andere locaties in of nabij het Amsterdamse Bos.
Bij de beantwoording van die vraag stelt het hof voorop dat naar zijn oordeel de bevindingen van de verbalisanten [verbalisant 1] , [verbalisant 2] , [verbalisant 3] en [verbalisant 4] omtrent de overeenkomsten tussen de aangehouden verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] en de op de camerabeelden en stills waargenomen daders van de diverse inbraken, betrouwbaar zijn en bruikbaar voor het bewijs. De verbalisanten hebben hun bevindingen naar het oordeel van het hof zorgvuldig en met oog voor detail gerelateerd en hebben deugdelijk gemotiveerd op basis waarvan zij tot hun bevindingen zijn gekomen. Er is geen begin van aannemelijkheid dat zij niet hebben kunnen waarnemen wat zij in hun processen-verbaal hebben gerelateerd. Voor zover de verdediging vrijspraak van het onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft bepleit door op te komen tegen het gebruik voor het bewijs van deze processen-verbaal, gaat het hof daaraan voorbij.
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
In hoger beroep staat niet ter discussie dat zowel op 12 als op 14 januari 2015 rond 3 á 4 uur ’s nachts is ingebroken in [cafe] in het Amsterdamse Bos te Amstelveen, waarbij er in totaal twintig handterminals/telefoons van het merk Cat zijn weggenomen, alsmede een geldbedrag van € 495,- en waarbij de twee daders van de beide inbraken zichtbaar zijn op camerabeelden.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] zijn geweest die beide inbraken hebben gepleegd. Naast het feit dat de inbraken, net als de onder 1 bewezenverklaarde inbraak, zijn gepleegd door twee daders en door middel van het ingooien van een ruit met een steen, in het Amsterdamse Bos in een periode kort voordat de verdachte daar met zijn medeverdachte [medeverdachte] op heterdaad voor feit 1 is aangehouden, heeft het hof daarbij voorts in het bijzonder in aanmerking genomen dat:
bij hun aanhouding op 24 januari 2015 zowel de verdachte als diens medeverdachte [medeverdachte] in het bezit was van een op 14 januari 2015 bij [cafe] weggenomen telefoon van het merk Cat. Het hof acht dit – anders dan de verdediging – redengevend voor de bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde. De verdachte noch diens medeverdachte heeft een redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven voor het bezit van de desbetreffende telefoons. Uit de bewijsmiddelen blijkt de onjuistheid van de door de verdachte op 25 januari 2015 gegeven verklaring over verkrijging van de Cat-telefoon via Marktplaats, waardoor hij deze “net twee maanden” (doorgenummerde pagina 76) in zijn bezit zou hebben en daarmee vóór de datum van de wegneming zou hebben verkregen;
de aangeefster op de camerabeelden van de inbraken op 12 en 14 januari 2015 heeft waargenomen dat de daders van beide inbraken grote gelijkenis vertonen;
verbalisant [verbalisant 3] heeft waargenomen dat de daders van de inbraak op 12 januari 2015 qua postuur, houding en enkele kledingstukken, waaronder een muts met sterren, precies overeenkomen met de daders op de camerabeelden van de inbraak op 14 januari 2015 en dat dader 1 qua baard, postuur en houding overeenkomt met de medeverdachte [medeverdachte] en dader 2 qua postuur, houding en gelaatsvorm overeenkomt met de verdachte;
verbalisant [verbalisant 1] heeft waargenomen dat dader 1 op de beelden van de inbraak op 12 januari 2015 dezelfde kleding draagt als waarin de medeverdachte [medeverdachte] op 24 januari 2015 is aangehouden en dat het postuur, de houding en de manier van lopen van dader 2 overeenkomt met de verdachte;
verbalisant [verbalisant 2] heeft waargenomen dat de kleding van een van de daders op de camerabeelden van de inbraken van 12 en 14 januari 2015 geheel overeen komt met de kleding die de medeverdachte [medeverdachte] op 24 januari 2015 bij het verhoor en de fouillering door [verbalisant 2] droeg en de bouw en houding van de andere dader op die camerabeelden vond gelijken op die van de verdachte, zoals door hem waargenomen bij het verhoor van de verdachte op 24 januari 2015;
op de onder de verdachte inbeslaggenomen en van [cafe] afkomstige Cat-telefoon een filmpje is aangetroffen waarop te zien is dat de medeverdachte [medeverdachte] een blauwe muts met sterren op zet die lijkt op de muts die één van daders van de inbraken draagt.
Ten aanzien van het onder 3 bewezen verklaarde
In hoger beroep staat niet ter discussie dat op 22 januari 2015 omstreeks 01.30 uur is gepoogd in te breken in een bedrijfspand van [benadeelde 2] aan de Jachthavenweg te Amsterdam, dat in diezelfde nacht tussen 03.00 uur en 04.30 uur is ingebroken bij [benadeelde 1] en dat op 23 januari 2015 omstreeks 01.45 uur is ingebroken bij [benadeelde 1] . Al deze locaties zijn gelegen in of nabij het Amsterdamse Bos.
Naar het oordeel van het hof is wettig en overtuigend bewezen dat het de verdachte en diens medeverdachte [medeverdachte] zijn geweest die beide inbraken en de poging tot inbraak hebben gepleegd. Naast het feit dat de inbraken, net als de onder 1 en 2 bewezenverklaarde inbraken, in de nacht zijn gepleegd door twee daders en door middel van het ingooien van een ruit met een steen, in dan wel nabij het Amsterdamse Bos in een periode kort voordat de verdachte daar met zijn medeverdachte [medeverdachte] op heterdaad voor feit 1 is aangehouden, heeft het hof daarbij voorts in het bijzonder in aanmerking genomen dat:
verbalisant Buis heeft waargenomen dat het samenstel van de daders dat zichtbaar is op de camerabeelden van de inbraak bij [benadeelde 1] op 23 januari 2015 qua postuur lijkt op het samenstel van de daders dat zichtbaar is op de camerabeelden van de inbraken bij [cafe] op 12 en 14 januari 2015, dat de muts en het rechthoekige embleem op de capuchon van de jas van de bebaarde dader die zichtbaar is op de beelden van de inbraak bij [benadeelde 1] lijkt op de muts en de jas van een van de daders die zichtbaar zijn op de beelden van de inbraak op 12 januari 2015 bij [cafe] en dat het model en het merk van de schoenen van de bebaarde dader die zichtbaar is op de beelden van de inbraak bij [benadeelde 1] lijken op de door de medeverdachte [medeverdachte] bij zijn aanhouding op 24 januari 2015 gedragen schoenen;
verbalisant [verbalisant 3] heeft waargenomen dat dader 1 op de camerabeelden van de inbraak bij [benadeelde 1] op 22 januari 2015 qua postuur overeenkomt met medeverdachte [medeverdachte] , een trainingsbroek en schoenen aan heeft die lijken op de door de medeverdachte [medeverdachte] bij zijn aanhouding op 24 januari 2015 gedragen trainingsbroek en schoenen, dat dader 1 een geblokte plastic boodschappentas draagt die lijkt op de tas die is aangetroffen bij de aanhouding van de verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] op 24 januari 2015 en dat dader 1 een muts met sterren en een bolletje op de bovenkant droeg, naar het hof op basis van de inhoud van de bewijsmiddelen vaststelt: net zoals de medeverdachte [medeverdachte] bij de inbraken op 12 en 14 januari 2015, terwijl verbalisant [verbalisant 3] voorts heeft waargenomen dat dader 2 op de camerabeelden van de inbraak bij [benadeelde 1] op 22 januari 2015 qua postuur en houding overeenkomt met de verdachte en dader 2 een jas draagt die lijkt op de jas die de verdachte droeg tijdens zijn aanhouding op 24 januari 2015;
de poging tot inbraak bij [benadeelde 2] in dezelfde nacht heeft plaatsgevonden als de inbraak bij [benadeelde 1] , die – naar het hof zojuist heeft vastgesteld – is gepleegd door de verdachte in vereniging met de medeverdachte [medeverdachte] , terwijl op de bij de aangifte namens [benadeelde 2] gevoegde foto’s van de daders van die poging tot inbraak twee mannen te zien zijn, van wie er één, net als de medeverdachte [medeverdachte] bij de inbraken op 12 en 14 januari 2015 bij [cafe] en bij de inbraak op 23 januari 2015 bij [benadeelde 1] , maar óók, net als de medeverdachte [medeverdachte] bij de inbraak in diezelfde nacht bij [benadeelde 1] , een muts met sterren en een bolletje draagt, terwijl de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] een half uur voor de poging tot inbraak een zendmast heeft aangestraald niet ver van de plaats waar die poging vervolgens plaatsvond.
Anders dan de verdediging en de advocaat-generaal, geeft kennisneming van de zich in het procesdossier bevindende camerabeelden en foto’s, het hof geen aanleiding te veronderstellen dat de medeverdachte [medeverdachte] de onder 3 bewezenverklaarde feiten met een ander dan de verdachte heeft begaan. Evenmin brengt hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd omtrent het aanstralen van de telefoon van verdachte ten tijde van één van de inbraken het hof tot een ander oordeel.
Het verweer wordt dan ook verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1 primair:hij op 24 januari 2015 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in [paviljoen] (vestiging [adres 2] ) heeft weggenomen geld en goederen van hun gading, toebehorende aan [paviljoen] (vestiging [adres 2] ), waarbij hij verdachte, en zijn mededader zich de toegang tot voornoemd Paviljoen hebben verschaft door middel van braak van een raam en een rolluik van voornoemd Paviljoen;
2:hij op tijdstippen in de periode van 12 januari 2015 tot en met 14 januari 2015 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in [cafe] (vestiging [adres 3] heeft weggenomen in totaal twintig handterminals (merk Cat) en een geldbedrag van 495 euro, toebehorende aan [cafe] (vestiging [adres 3] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak van een ruit van voornoemd [cafe] ;
3:hij op tijdstippen in de periode van 22 januari 2015 tot en met 23 januari 2015 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in sportcomplexen (vestiging [adres 4] ) heeft weggenomen een geldlade toebehorende aan [benadeelde 1] en een geldbedrag van 400 euro en een laptop (merk HP) en een pc (merk ACER) en blikjes drinken, toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak van een raam van eerdergenoemde sportcomplexen;
en
hij op 22 januari 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een bedrijfspand weg te nemen geld en/of goederen van hun gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot voornoemd bedrijfspand te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader naar voornoemd bedrijfspand is toegelopen, waarna hij, verdachte, en zijn mededaders met een steen een raam van voornoemd bedrijfspand hebben kapot gegooid.
Hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
Het hof neemt over de bewijsmiddelen zoals deze zijn weergegeven in de bijlage van het vonnis waarvan beroep, die tezamen opleveren de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan het hof bewezen acht en de overtuiging heeft verkregen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde heeft begaan, met dien verstande dat:
- -
aan bewijsmiddel 1 wordt toegevoegd: ‘Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.’ en de zinnen “Ze hadden ook mijn laptop gepakt en al naast de deur gezet. Naast de deur lag ook een koffer. Die koffer staat altijd nabij de koelcel, die is achterin de zaak” worden geschrapt;
- -
in de aanhef van bewijsmiddel 2 de woorden “opsporingsambtenaar” en “verbalisant” verbeterd worden gelezen in “opsporingsambtenaren” en “verbalisanten (of één van hen)”
- -
uit bewijsmiddel 5 wordt geschrapt de woorden: “- er in de directe nabijheid van de toegangsdeur een aan het restaurant toebehorende laptop en dremel door de daders zijn verplaatst en op de grond gelegd. Deze behoren aan het café/restaurant in eigendom toe,”
- -
uit bewijsmiddel 6 wordt geschrapt: ‘Afschrift van aangifte.’ tot en met ‘Wederom 10 gloednieuwe handterminals, merk Cat gestolen.’;
- -
als bewijsmiddel 6a wordt ingevoegd:
Een geschrift, zijnde een afschrift van aangifte gedaan door [naam 1] , met nummer PL13AD-201501195 van 14 januari 2015, op ambtseed opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 5] (doorgenummerde blz. 14-15).
Dit geschrift houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Bedrijfsnaam : [cafe]
Pleegplaats : [adres 1] te Amstelveen
Omschrijving voorval : Omstreeks 4 uur vannacht, 14 januari 2015, is het inbraakalarm afgegaan. De beveiligingsdienst heeft toen de politie gebeld, die langs is gekomen en geconcludeerd heeft dat er een inbraak heeft plaatsgevonden.
Gestolen : Wederom 10 gloednieuwe handterminals, merk Cat gestolen.
- aan bewijsmiddel 9 na ‘Ik keek de aangeleverde beelden uit.’ wordt toegevoegd:
‘Op de camerabeelden zijn de twee daders te zien. Ik kan de daders als volgt omschrijven:
Dader 1: Blanke huidskleur, lang en slank postuur, smal kortgeschoren baardje (zichtbaar op foto 5), blauwe trainingsbroek aan met drie witte verticale strepen lopend over de zijkanten van de trainingsbroek (zichtbaar op foto 2) en gelijkend op blauwe trainingsbroek welke verdachte [medeverdachte] tijdens zijn aanhouding aan had, blauwe muts met wit met rode sterren erop gelijkend op de muts van bijlage 2, foto 2 waarover in het proces-verbaal van bevindingen PL1300-2015018642-36 wordt gesproken, langer en slanker als dader 2, zwarte jas aan, donkerkleurige schoenen aan.
Dader 2: Blanke huidskleur, breed krachtig postuur, rond/vol gezicht (zichtbaar op foto 3 en 4, grijze joggingbroek, zwarte sportschoenen, zwarte jas met horizontale stiksels, en een blauwe capuchon op.’;
- -
uit de aanhef van bewijsmiddel 10 wordt geschrapt “e.v.”;
- -
aan bewijsmiddel 12 bovenaan wordt toegevoegd: ‘Op 30 januari 2015 heb ik een onderzoek ingesteld naar de in beslag genomen mobiele telefoons, te weten Cat (goednummer 4913000).’;
- -
aan bewijsmiddel 14 wordt toegevoegd aan de beschrijving van de verdachte NN1: “man” en aan de beschrijving van NN2: “man” en aan het slot van dit bewijsmiddel wordt toegevoegd “(hof: zie bewijsmiddel 9 betreffende onder meer de op de camerabeelden waargenomen gelijkenis van de daders van de inbraken bij [cafe] op 12 en 14 januari 2015)”;
- -
aan bewijsmiddel 19 bovenaan wordt toegevoegd: ‘Dit gsm‑toestel werd op 25 januari 2015 in beslag genomen (het hof begrijpt uit bewijsmiddel 11: onder de verdachte [medeverdachte] ).’
- -
in bewijsmiddel 20 wordt na het woord “zendmastlocatie” in de op een na laatste regel ingevoegd: “en de plaats”.
Het hof begrijpt de verklaring van de aangeefster in bewijsmiddel 6, dat ‘de daders van 14 januari 2015 dezelfde zijn als die van 12 januari 2015’ aldus, dat zij daarmee tot uitdrukking heeft gebracht dat zij heeft waargenomen op de camerabeelden dat de daders van de inbraken op 12 en 14 januari 2015 grote gelijkenis vertonen.
De hiervoor vermelde bewijsmiddelen zijn – ook in hun onderdelen – telkens gebezigd tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het een geschrift als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd,
en
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot negen maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich samen met een ander vijfmaal schuldig gemaakt aan diefstal met braak uit een bedrijfspand en eenmaal aan een poging tot diefstal met braak uit een bedrijfspand. Al deze feiten vonden ’s nachts plaats. Inbraken veroorzaken niet alleen materiële schade en overlast bij de gedupeerden, maar daarnaast wordt ook ernstig inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de betrokkenen. Dergelijke feiten veroorzaken voorts gevoelens van onrust en onveiligheid, niet alleen bij de directe slachtoffers maar ook in de samenleving in het algemeen. Het hof tilt er zwaar aan dat de verdachte zich bij het plegen van deze misdrijven kennelijk puur door eigen financieel gewin heeft laten drijven.
In beginsel dient in een geval als het onderhavige, gelet op het grote aantal bewezenverklaarde feiten en de aard en de ernst daarvan, een gevangenisstraf van aanzienlijke duur te worden opgelegd. Bij het bepalen van de duur van die gevangenisstraf heeft het hof in het nadeel van de verdachte meegewogen dat hij blijkens een hem betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 6 juni 2017 eerder onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Gelet op het feit dat de verdachte nadien wederom strafbare feiten heeft gepleegd waarvoor hij inmiddels onherroepelijk is veroordeeld, vindt het hof de mededeling van de verdachte dat hij zijn leven wenst te beteren lovenswaardig, maar ziet het in die enkele mededeling geen toereikende garantie dat dit ook zonder meer zal lukken. Daarom acht het hof het noodzakelijk een flink deel van de straf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Daarnaast acht het hof het onontbeerlijk een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de advocaat-generaal heeft geëist, aangezien het hof meer feiten bewezen verklaart dan de advocaat-generaal heeft gevorderd.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Vordering van de benadeelde partij [paviljoen]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.599,99 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.319,09. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de vordering zoals toegewezen door de rechtbank.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering toe te wijzen en de gevorderde proceskosten met € 300,- te vermeerderen.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft de gestelde schadeposten pekelstrooi-installatie, haspel, ijsmachine, kassalade en stofzuiger af te wijzen. Niet is gebleken dat de pekelstrooi-installatie is beschadigd. Ten aanzien van de haspel en de ijsmachine is niet gebleken dat deze goederen zijn beschadigd door enig toedoen van de verdachte of zijn medeverdachte. Voorts blijkt uit dossier dat de kassalade leeg is gehaald, maar niet dat de lade zelf ook is meegenomen of is beschadigd. Ten slotte vloeit de schade aan de stofzuiger niet rechtstreeks voort uit het ten laste gelegde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Gelet op de onderbouwing door de benadeelde partij acht het hof het, anders dan de raadsvrouw, aannemelijk dat de haspel, de ijsmachine en de kassalade zijn beschadigd door het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte. Naar het oordeel van het hof vloeit ook de schade aan de stofzuiger, die is opgetreden bij en als gevolg van de schoonmaakwerkzaamheden die noodzakelijk waren door het handelen van de verdachte en zijn mededader, rechtstreeks voort uit het ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft deze schade onvoldoende betwist. De verdachte is tot vergoeding van voormelde schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen. Het hof zal bepalen dat de verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor vergoeding van de schade.
Voor wat betreft de schadepost pekelstrooi-installatie (€ 165,29) is het hof van oordeel dat deze schadepost, gelet op de betwisting door de verdediging, door de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. De vordering levert in zoverre dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op en ten aanzien van deze schadepost kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen. Zij kan de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde proceskosten zijn door de verdediging niet betwist. Gelet hierop zal het hof bepalen dat de verdachte gehouden is de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 600,-, te vergoeden.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [cafe]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 9.669,46 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 8.925,43. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen wegens de bepleite vrijspraak ten aanzien van het ten laste gelegde onder 2. Subsidiair heeft zij verzocht de vordering van de benadeelde partij te verminderen met de waarde van twee CAT‑telefoons die worden teruggegeven. Daarnaast is door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd waarom de schadepost ‘opslag camerabeelden’ rechtstreeks voortvloeit uit het ten laste gelegde.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het hof overweegt daartoe als volgt. De gestolen Cat-telefoons worden weliswaar aan de benadeelde partij teruggegeven, maar zij heeft reeds kosten moeten maken voor de aanschaf van vervangende telefoons. De rechtbank heeft in de berekening van het schadebedrag rekening gehouden met de teruggave van de gestolen Cat-telefoons door een bedrag van € 150,- per telefoon van het schadebedrag af te trekken, hetgeen het hof redelijk voorkomt. Voorts heeft de benadeelde partij, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, voldoende onderbouwd waar de kosten voor ‘opslag camerabeelden’ uit voortkomen. Uit deze onderbouwing blijkt dat de benadeelde partij een extern bedrijf heeft moeten inschakelen om de camerabeelden op te slaan en dat haar daarvoor het gevorderde bedrag in rekening is gebracht.
Het hof zal bepalen dat de verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor vergoeding van de schade.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.722,00 aan materiële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep in het geheel toegewezen. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren wegens de gevorderde vrijspraak ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3.
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij af te wijzen wegens de bepleite vrijspraak ten aanzien van het ten laste gelegde onder 3.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 3 bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen. Het hof zal bepalen dat de verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor vergoeding van de schade.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Beslissingen ten aanzien van het beslag
Van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven telefoon van het merk Cat met itemnummer 4913000 is het hof gebleken dat dit voorwerp toebehoort aan [cafe] . Derhalve zal de teruggave van dit voorwerp aan [cafe] worden gelast.
Van de inbeslaggenomen en niet nog teruggegeven telefoon van het merk HTC met itemnummer 4912998 is het hof gebleken dat dit voorwerp toebehoort aan de verdachte. Derhalve zal de teruggave van dit voorwerp aan de verdachte worden gelast.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13-702000-13
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2014, onder parketnummer 13-702000-13, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft verbleven in de onderhavige zaak.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Subsidiair heeft zij verzocht de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten naar een taakstraf.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf worden gelast. Het hof ziet in hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd geen aanleiding de gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
zaktelefoon, HTC Beatsaudio (itemnummer 4912998).
Gelast de teruggave aan [cafe] t.av. mw. [naam 1] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
zaktelefoon CAT B15Q 354473062439022, kleur zwart, met Lyca simkaart (itemnummer 4913000).
Vordering van de benadeelde partij [paviljoen] , t.a.v. dhr. [naam 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [paviljoen] t.a.v. dhr. [naam 2] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.319,94 (duizend driehonderdnegentien euro en vierennegentig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 600,00 (zeshonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [paviljoen] t.a.v. dhr. [naam 2] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.319,94 (duizend driehonderdnegentien euro en vierennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [cafe] t.a.v. mw. [naam 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [cafe] tav. mw. [naam 1] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 8.925,43 (achtduizend negenhonderdvijfentwintig euro en drieënveertig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [cafe] t.a.v. mw. [naam 1] , ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 8.925,43 (achtduizend negenhonderdvijfentwintig euro en drieënveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 79 (negenenzeventig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde 1] t.a.v. dhr. [naam 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 1] t.a.v. dhr. [naam 3] ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 1.722,00 (duizend zevenhonderdtweeëntwintig euro) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde 1] t.a.v. dhr. [naam 3] , ter zake van het onder 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 1.722,00 (duizend zevenhonderdtweeëntwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 (zevenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 20 februari 2014, onder parketnummer 13-702000-13, te weten van:
gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R. Kuiper en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 juli 2017.