ABRvS, 11-12-2013, nr. 201308804/1/A2
ECLI:NL:RVS:2013:2416
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
11-12-2013
- Zaaknummer
201308804/1/A2
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2013:2416, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 11‑12‑2013; (Hoger beroep)
Uitspraak 11‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 22 oktober 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag over 2011 voor [wederpartij] op nihil vastgesteld en de aan haar betaalde voorschotten van haar teruggevorderd.
201308804/1/A2.
Datum uitspraak: 11 december 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Belastingdienst/Toeslagen,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 augustus 2013 in zaak nr. 13/2192 in het geding tussen:
[wederpartij]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2012 heeft de Belastingdienst/Toeslagen de huurtoeslag over 2011 voor [wederpartij] op nihil vastgesteld en de aan haar betaalde voorschotten van haar teruggevorderd.
Bij besluit van 13 maart 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [wederpartij] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 augustus 2013 heeft de rechtbank het door [wederpartij] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, dat van 22 oktober 2012 herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde en het herroepen besluit. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft de Belastingdienst/Toeslagen hoger beroep ingesteld.
[wederpartij] heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen is afgezien van behandeling van de zaak ter zitting.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 1a, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag (hierna: Wht) is op deze wet de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (hierna: Awir), met uitzondering van artikel 6, eerste en tweede lid, van toepassing.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is het recht op en de hoogte van de huurtoeslag afhankelijk van de draagkracht, waaronder begrepen het vermogen, van de huurder, diens partner en de medebewoners.
Ingevolge artikel 7, derde lid, van de Awir bestaat, indien in een inkomensafhankelijke regeling de aanspraak op een tegemoetkoming mede afhankelijk is gesteld van het vermogen, geen aanspraak op een tegemoetkoming, indien bij de belanghebbende over het berekeningsjaar voordeel uit sparen en beleggen, als bedoeld in artikel 5.2 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001), in aanmerking wordt genomen, dan wel in aanmerking zou worden genomen, indien geen rekening wordt gehouden met de vrijstellingen, bedoeld in afdeling 5.3 en 5.3A van die wet.
2. Aan zijn besluit van 13 maart 2013 is ten grondslag gelegd dat [wederpartij] in 2011 een voordeel uit sparen en beleggen had. De grens, waarbij zodanig voordeel niet wordt aangenomen, was in dat jaar € 34.543,00, terwijl het vermogen van [wederpartij] € 35.353,00 bedroeg, aldus dat besluit.
3. De Belastingdienst/Toeslagen betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [wederpartij] gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen aan de in december 2010 op de website van de dienst verstrekte onjuiste informatie over het in 2011 maximaal toegestane vermogen om aanspraak te kunnen maken op huurtoeslag. Die website is niet bedoeld voor het doen van toezeggingen. Daar wordt slechts algemene informatie gegeven. Vooraf kan geen toezegging worden gedaan over de aanspraak op huurtoeslag, omdat die pas na afloop van het berekeningsjaar op basis van de werkelijke gegevens wordt vastgesteld, aldus de dienst.
3.1. De dienst betoogt terecht dat [wederpartij] aan de foutieve informatie over het maximaal toegelaten vermogen die in december 2010 enige tijd op de website heeft gestaan, geen te honoreren vertrouwen kon ontlenen dat zij over 2011 aanspraak heeft op huurtoeslag, reeds omdat die website slechts algemene informatie bevat en het bestaan van de aanspraak steeds afhankelijk is van de individuele omstandigheden van het geval.
Het betoog slaagt.
4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 13 maart 2013 van de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond verklaren.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 8 augustus 2013 in zaak nr. 13/2192;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2013
17.