HR 17 juni 2008, LJN BD2578, NJ2008/358, m. nt. Mevis, r.o. 3.24.
HR, 05-11-2013, nr. 12/03022
ECLI:NL:HR:2013:1121, Conclusie: Contrair, Conclusie: Contrair
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-11-2013
- Zaaknummer
12/03022
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:1121, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑11‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:1131, Contrair
ECLI:NL:PHR:2013:1131, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑09‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:1121, Contrair
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2013-0425
Uitspraak 05‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Overschrijding van de redelijke termijn in feitelijke aanleg? In aanmerking genomen dat van een overschrijding van de redelijke termijn in h.b. geen sprake is, gelet op de datum instellen h.b. en de datum uitspraak van het Hof heeft het Hof bij zijn strafoverwegingen kennelijk tot uitdrukking gebracht dat het, overeenkomstig het verzoek van de raadsman, bij de strafoplegging rekening houdt met de omstandigheid dat de behandeling van het h.b. lang op zich heeft laten wachten. Het Hof behoefde dan ook niet aan te geven welke straf het zonder overschrijding van de redelijke termijn zou hebben opgelegd..
Partij(en)
5 november 2013
Strafkamer
nr. 13/03022
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zittingsplaats Arnhem, van 29 mei 2012, nummer 21/004112-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Ruijs, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat het Hof heeft nagelaten aan te geven welke straf het zonder overschrijding van de redelijke termijn zou hebben opgelegd.
2.2.
Het Hof heeft de verdachte ter zake van "medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een taakstraf van 200 uren, subsidiair 100 dagen hechtenis.
2.3.1.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar onder meer het volgende aangevoerd:
"Ik verzoek het hof om bij de strafmaat rekening te houden met het feit dat de behandeling in hoger beroep lang op zich heeft laten wachten".
2.3.2.
Het bestreden arrest houdt omtrent de strafoplegging het volgende in:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken en de omvang van de schade voor de gedupeerden, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van langere duur dan opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden is.
Verdachte heeft deelgenomen aan een oplichtingsconstructie, waarbij diverse goederen via internet te koop werden aangeboden. Na ontvangst van de betalingen werd echter niet tot levering van die goederen overgegaan. Verdachte, die een belangrijke schakel in de oplichtingsketen vormde, is volstrekt voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor de financieel gedupeerde slachtoffers. Hij heeft het vertrouwen dat consumenten moeten kunnen stellen in internettransacties via veilingsites als Marktplaats.nl ernstig beschaamd. Dit rekent het hof verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op de omvang van de schade en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Uit het op naam van verdachte gestelde uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten gepleegd na het bewezenverklaarde.
Ten slotte heeft het hof bij de strafoplegging acht geslagen op het feit dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting plaats dient te vinden is geschonden."
2.4.1.
In aanmerking genomen dat van een overschrijding van de redelijke termijn bij de berechting van de zaak in hoger beroep geen sprake is, nu blijkens de gedingstukken hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank is aangetekend op 7 juni 2010 en de uitspraak in hoger beroep is gedaan op 29 mei 2012, waarbij de behandeling in hoger beroep binnen de in deze zaak geldende termijn van twee jaren is afgerond, heeft het Hof met zijn overweging dat het bij de strafoplegging acht heeft geslagen op het feit dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting dient plaats te vinden is geschonden, kennelijk tot uitdrukking gebracht dat het, overeenkomstig het verzoek van de raadsman, bij de strafoplegging rekening houdt met de omstandigheid dat de behandeling in hoger beroep lang op zich heeft laten wachten. Het Hof behoefde dan ook niet aan te geven welke straf het zonder overschrijding van de redelijke termijn zou hebben opgelegd.
2.4.2.
De klacht kan dus niet tot cassatie leiden.
2.5.
Ook voor het overige kan het middel niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel in zoverre niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 november 2013.
Conclusie 10‑09‑2013
Inhoudsindicatie
Overschrijding van de redelijke termijn in feitelijke aanleg? In aanmerking genomen dat van een overschrijding van de redelijke termijn in h.b. geen sprake is, gelet op de datum instellen h.b. en de datum uitspraak van het Hof heeft het Hof bij zijn strafoverwegingen kennelijk tot uitdrukking gebracht dat het, overeenkomstig het verzoek van de raadsman, bij de strafoplegging rekening houdt met de omstandigheid dat de behandeling van het h.b. lang op zich heeft laten wachten. Het Hof behoefde dan ook niet aan te geven welke straf het zonder overschrijding van de redelijke termijn zou hebben opgelegd.
Nr. 12/03022 Zitting: 10 september 2013 | Mr. Vegter Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof te Amsterdam, nevenzittingsplaats Arnhem, heeft bij arrest 29 mei 2012 verdachte wegens “medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 200 uren, vervangende hechtenis 100 dagen, met aftrek volgens art. 27 Sr. Voorts is de teruggave gelast aan de verdachte van een in beslag genomen computer.
2. Deze zaak hangt samen met de zaak tegen [medeverdachte] (nr. 12/05906), waarin ik vandaag standpunt/conclusie zal nemen.
3. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld. Namens hem heeft mr. J. Ruijs, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
4. Het middel klaagt dat het Hof de oplegging van een hogere straf dan opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de Advocaat-Generaal onvoldoende heeft gemotiveerd. In het bijzonder houdt de klacht in dat het Hof in zijn uitspraak niet heeft vermeld welke straf zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
5. Het Hof heeft omtrent de strafoplegging als volgt overwogen:
“Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van verdachte is gebleken en de omvang van de schade voor de gedupeerden, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van langere duur dan opgelegd door de rechtbank en gevorderd door de advocaat-generaal, passend en geboden is.
Verdachte heeft deelgenomen aan een oplichtingsconstructie, waarbij diverse goederen via internet te koop werden aangeboden. Na ontvangst van de betalingen werd echter niet tot levering van die goederen overgegaan. Verdachte, die een belangrijke schakel in de oplichtingsketen vormde, is volstrekt voorbij gegaan aan de gevolgen van zijn handelen voor de financieel gedupeerde slachtoffers. Hij heeft het vertrouwen dat consumenten moeten kunnen stellen in internettransacties via veilingsites als Marktplaats.nl ernstig beschaamd. Dit rekent het hof verdachte aan.
Het hof heeft acht geslagen op de omvang van de schade en de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Uit het op naam van verdachte gestelde uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor feiten gepleegd na het bewezenverklaarde.
Ten slotte heeft het hof bij de strafoplegging acht geslagen op het feit dat de redelijke termijn waarbinnen de berechting plaats dient te vinden is geschonden.”
6. Uw Raad heeft in een arrest van 17 juni 2008 overwogen dat met oog op de controle in cassatie, de rechter in geval van vermindering van de straf wegens overschrijding van de redelijke termijn in zijn uitspraak dient aan te geven in welke vorm of mate de straf is verlaagd. De uitspraak dient dus te vermelden welke straf zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.1.
7. Het Hof heeft niet vermeld welke straf zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden en uit de motivering van het Hof valt ook anderszins niet af te leiden in welke mate de overschrijding van de redelijke termijn de opgelegde straf heeft bepaald. De slotsom is dat de opgelegde straf onvoldoende is gemotiveerd.
8. Het middel slaagt. Gronden waarop de Hoge Raad gebruik zou moeten maken van zijn bevoegdheid de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen, heb ik niet aangetroffen.
9. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde in zoverre op het bestaande beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 10‑09‑2013