Zie Hoge Raad 28 mei 2019, ECLI:NL:2019:793 en Hoge Raad 15 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1465.
Hof Den Haag, 20-09-2021, nr. 22-002129-20
ECLI:NL:GHDHA:2021:1754
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
20-09-2021
- Zaaknummer
22-002129-20
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2021:1754, Uitspraak, Hof Den Haag, 20‑09‑2021; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2023:406
Uitspraak 20‑09‑2021
Inhoudsindicatie
Gepubliceerd n.a.v. ECLI:NL:HR:2023:406.
Rolnummer: 22-002129-20
Parketnummer: 09-127687-20
Datum uitspraak: 20 september 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van
10 augustus 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1979,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rugzak en/of een of meerdere fiets(en) en/of een laptop en/of een paspoort en/of contant geld en/of cadeaukaarten en/of een camera en/of een zegelring en/of een en/of meerdere horloges, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer],heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de motivering van de gevangenisstraf en de beslissing omtrent de vordering van de benadeelde partij en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde, met uitzondering van het wegnemen van een of meerdere fietsen, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis, waarvan beroep, om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.
Bewijsoverweging en voorwaardelijke getuigenverzoek
De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het enkele voldoen aan het door de getuigen [getuige1] en [getuige2] opgegeven signalement onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Het zou gaan om een niet heel zeldzame en daarmee te weinig onderscheidende jas, terwijl het om een omvangrijk ‘zoekgebied’ gaat. Ook voor het overige is het signalement te algemeen. Daarbij heeft de raadsman erop gewezen dat de getuigen niet met de verdachte of zijn kleding zijn geconfronteerd en dat verder (forensisch) onderzoek niets heeft opgeleverd.
De raadsman heeft bij pleidooi, mocht het hof niet tot vrijspraak komen, verzocht de getuigen [getuige1] en [getuige2] als getuige te horen. De raadsman heeft als onderbouwing hiervoor gegeven dat de getuigen dan met de kleding en/of de verdachte kunnen worden geconfronteerd.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Op basis van het procesdossier stelt het hof de volgende feiten vast. Op 11 mei 2020 vond een inbraak plaats in een woning aan de [adres] in Den Haag. De getuige [getuige1], die verdachte geluiden hoorde, ging om 14.33 uur poolshoogte nemen en zag dat de deur van appartement nummer 2 was ingetrapt. Zij heeft daarop de politie gebeld. Ze zag twee mannen uit het gat van de deur komen. Toen de mannen wegfietsten, is zij achter hen aangerend, daarbij omstanders om hulp roepend. Zij zag dat op de Conradkade een man, naar later bleek de getuige [getuige2], reageerde en ook de achtervolging inzette. Als signalement van een van de mannen heeft zij opgegeven: Zuid Europese afkomst, leeftijd eind 40, lichtblauwe jas met een witte horizontale streep ter hoogte van zijn schouderbladen, de rest van de kleding donker en een mollig postuur.
De getuige [getuige2] verklaart dat hij een vrouw zag rennen en dat zij schreeuwde: “bel de politie!”. Voor de vrouw zag hij twee mannen op ieder een fiets. Als signalement van een van de mannen geeft hij op een donker getinte man met zwart haar, blauwe spijkerbroek, blauwe jas met witte streep overdwars, rond de 40 jaar. Hij had een rode rugzak aan het stuur. Hij is achter deze man aan gaan fietsen. De getuige is achter de man over de Houtrustbrug gereden en vervolgens via de Segbroeklaan naar de Beeklaan gegaan. Ter hoogte van de kerk aan de Beeklaan is de getuige de man even uit het oog verloren. Toen de getuige de man even later weer zag, had hij niets meer bij zich. Nabij de plaats waar de getuige [getuige2] de man even uit het oog verloor is korte tijd later door de politie de rode rugzak met spullen afkomstig uit de woning aan de [adres] aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van de aanhouding volgt dat de verbalisanten op 11 mei 2020 omstreeks 14.40 uur gekoppeld waren aan de melding van de inbraak op de [adres]. Via de meldkamer kregen zij door dat een getuige één van de mannen voor het laatst had gezien ter hoogte van de Houtrustbrug. Toen de verbalisanten op de Houtrustbrug stonden zagen zij op een afstand van ongeveer 70 meter een man op een fiets rijden op de Kranenburgweg. Zij zagen dat de man een blauwe jas aanhad met op de rug een horizontale witte streep. Bij het naderen van de man zagen zij dat hij diverse keren omkeek naar de verbalisanten. Deze man, de verdachte, is door de politie om 14.50 uur op de Van Boetzelaerlaan in Den Haag aangehouden. Het in een proces-verbaal van bevindingen vastgelegde signalement van de verdachte luidt: licht getinte man, ongeveer 35 a 40 jaar oud, blauwe jas met capuchon voorzien van een horizontale witte streep ter hoogte van de schouders en donkerkleurige vlakken aan de zijkanten van de jas, een donkerkleurige spijkerbroek en donkerkleurige schoenen. In het dossier bevindt zich ook een foto van de verdachte met de blauwe jas met witte streep aan.
Het hof stelt voorts vast dat de volgens de getuige [getuige2] afgelegde route, tot de plaats waar de verdachte is aangehouden, volgens algemeen beschikbare routeplanners, op de fiets gemakkelijk valt af te leggen tussen het tijdstip van de melding en de aanhouding.
Gelet op deze feiten en omstandigheden kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de verdachte degene is geweest die de inbraak heeft gepleegd.
Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de jas van de verdachte zeer specifiek en onderscheidend is en geheel past in de beschrijving daarvan in het door de getuigen opgegeven signalement. Bovendien past de verdachte ook overigens geheel in het opgegeven signalement. Het hof stelt voorts vast dat de dader direct na de inbraak door de getuige is gezien en vanaf dat moment vrijwel onafgebroken in zicht is geweest van getuigen. Op de plaats waar dat zicht korte tijd heeft ontbroken, is de tas met gestolen goederen aangetroffen, die de vluchtende man met de omschreven jas met zich voerde. Zeer korte tijd later is de verdachte in de directe omgeving aangetroffen en aangehouden.
Getuigenverzoek
Ten aanzien van het voorwaardelijke verzoek tot het horen van de getuigen [getuige1] en [getuige2] overweegt het hof als volgt.
Uit de onderbouwing van het verzoek blijkt dat de verdediging de getuigen niet wenst te bevragen over de door hen afgelegde verklaring. De juistheid van de afgelegde getuigenverklaringen alsmede de betrouwbaarheid daarvan staat derhalve niet ter discussie. De verdediging wenst de getuigen te confronteren met de jas en/of de verdachte en hen te vragen of zij de jas en/of de verdachte herkennen. Zo bezien dient het getuigenverzoek te worden beschouwd als een verzoek om nader onderzoek. Het hof is van oordeel dat de noodzaak daartoe, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, niet is gebleken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 11 mei 2020 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een rugzak en/of een of meerdere fiets(en) en/of een laptop en/of een paspoort en/of contant geld en/of cadeaukaarten en/of een camera en/of een zegelring en/of een en/of meerdere horloges, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten toebehorende aan [slachtoffer], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich, terwijl de bewoner even een wandeling maakte, samen met een ander schuldig gemaakt aan een woninginbraak. Daarbij is de deur van de portiekwoning geforceerd. Dergelijke feiten zorgen voor veel schade, overlast en hinder bij de gedupeerden. Ook dragen dergelijke feiten bij aan onveiligheidsgevoelens in de samenleving. Mensen voelen zich soms niet veilig in hun eigen huis. De verdachte heeft met zijn handelen geen respect getoond voor anderen en andermans goederen en kennelijk alleen eigen gewin voor ogen gehad.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, zij het al wat langere tijd gelden, onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
Het hof is - alles afwegende en rekening houdend met straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade van € 750,00 en immateriële schade van € 250,00 als gevolg van het aan de verdachte tenlastegelegde. Het totaalbedrag van de gevorderde schadevergoeding bedraagt € 1.000,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 1.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de bepaalde partij onvoldoende is onderbouwd en dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat hij materiële schade heeft geleden tot een bedrag van € 750,00. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade overweegt het hof dat de benadeelde partij – mede gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad1.- onvoldoende gesteld en onderbouwd heeft dat de gevolgen van het bewezenverklaarde dermate ingrijpend zijn (geweest) dat de in artikel 6:106, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ kan worden aangenomen. In uitzonderlijke gevallen kan in verband met de aard en de ernst van de normschending worden aanvaard dat de nadelige gevolgen zó voor de hand liggen dat een aantasting van de persoon kan worden aangenomen, zonder onderbouwing van psychisch letsel aan de hand van stukken. Een inbraak in een woning betreft echter in zijn algemeenheid niet een zodanig uitzonderlijk geval.
Het alsnog in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn vordering afdoende te onderbouwen zou naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 750,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 15 (vijftien) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 11 mei 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A. Pit, mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en mr. A. Dingemanse, in bijzijn van de griffier mr. T.A. van den Berg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 september 2021.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑09‑2021