NJB 2013/2259
Verandering van wetgeving in de zin van art. 1 lid 2 Sr: dat de regeling welke als uitganspunt heeft dat het verboden is beschermde inheemse vogels onder zich te hebben tegenwoordig in ruimere mate dan voorheen voorziet in uitzonderingen op dit verbod, berust niet op een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van het onder zich hebben van genoemde vogels maar hangt samen met de bedoeling om enige knelpunten in de praktijk op te lossen
HR 08-10-2013, ECLI:NL:HR:2013:885
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
8 oktober 2013
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, J. de Hullu, W.F. Groos
- Zaaknummer
12/00940 E
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Soortenbescherming
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:885, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 08‑10‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:871, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑07‑2013
- Wetingang
Sr art. 1 lid 2; Ffw art. 13; Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten art. 5, 6; Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens art. 5
Essentie
Verandering van wetgeving in de zin van art. 1 lid 2 Sr: dat de regeling welke als uitganspunt heeft dat het verboden is beschermde inheemse vogels onder zich te hebben tegenwoordig in ruimere mate dan voorheen voorziet in uitzonderingen op dit verbod, berust niet op een gewijzigd inzicht van de wetgever omtrent de strafwaardigheid van het onder zich hebben van genoemde vogels maar hangt samen met de bedoeling om enige knelpunten in de praktijk op te lossen
Uitspraak
Inleiding:
Verdachte is veroordeeld ter zake van art. 13 lid 1 onder a Flora- en Faunawet omdat hij ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.