Einde inhoudsopgave
RvdW 2023/962
Caribische zaak; in dit geval geen schending art. 6 EVRM doordat verdachte zich niet mocht laten bijstaan door een advocaat uit Nederland.
HR 03-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1329
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
3 oktober 2023
- Magistraten
Mrs.Ā V.Ā vanĀ denĀ Brink, A.E.M.Ā Rƶttgering, C.N.Ā Dalebout
- Zaaknummer
21/04820
- Conclusie
A-GĀ mr.Ā D.J.M.W.Ā Paridaens
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:1329, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03ā10ā2023
ECLI:NL:PHR:2023:646, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04ā07ā2023
Beroepschrift, Hoge Raad, 16ā01ā2023
- Wetingang
Art. 6 EVRM; art. 57 Sv CuraƧao
Essentie
Caribische zaak. Geen schending art. 6 EVRM doordat verdachte zich niet mocht laten bijstaan door een advocaat uit Nederland, nu verdachte zich heeft laten bijstaan door gekozen advocaat uit CuraƧao terwijl niet van inadequate rechtsbijstand is gebleken.
Samenvatting
Caribische zaak. Het hof had het verzoek van verdachte om zich te laten bijstaan door een niet bij het Hof van Justitie ingeschreven advocaat uit Nederland afgewezen. Verdachte heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door een advocaat uit CuraƧao naar zijn keuze en deze heeft niet te kennen gegeven dat hij niet in staat was adequate rechtsbijstand te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.