Rb. Rotterdam, 15-01-2018, nr. 10/661126-17
ECLI:NL:RBROT:2018:225
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
15-01-2018
- Zaaknummer
10/661126-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2018:225, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 15‑01‑2018; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
PS-Updates.nl 2018-0059
Uitspraak 15‑01‑2018
Inhoudsindicatie
De verdachte is veroordeeld voor het uitgieten van perazijnzuur in een magazijn van een ziekenhuis. Niet is bewezen dat hij wist dat daarbij een levensgevaarlijke damp vrijkwam. De verdachte is daarom vrijgesproken van de poging tot moord en het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Wel heeft hij opzettelijk veel mensen blootgesteld aan risico’s van een bijtende vloeistof. Er wordt geen straf opgelegd. De verdachte wordt geplaatst in een psychiatrisch ziekenhuis. Schadeclaims grotendeels toegewezen.
Partij(en)
Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10/661126-17
Datum uitspraak: 15 januari 2018
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, locatie Scheveningen, raadsman mr. K.H.T. van Gijssel, advocaat te Amsterdam.
1. Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2017. Het onderzoek op de terechtzitting is gesloten op 15 januari 2018.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3. Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. J. Boender heeft gevorderd:
- -
bewezenverklaring van het onder 1A, eerste alternatief (poging tot moord op 3 personen), 2A, eerste alternatief (poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade van 13 personen), en het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
- -
ontslag van alle rechtsvervolging van de verdachte;
- -
plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de termijn van een jaar.
4. Waardering van het bewijs
4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2
Bewijswaardering feiten 1, 2, 3 en 4
4.2.1
Standpunt officier van justitie Het als feit 1A ten laste gelegde kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De verdachte heeft met zijn handelen zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans op de dood van de in de tenlastelegging genoemde personen en hij heeft deze kans ook willens en wetens aanvaard. Op basis van de bevindingen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) kan de conclusie worden getrokken dat perazijnzuur een potentieel dodelijke stof is wanneer de damp hiervan wordt ingeademd. Hoewel de verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat de stof zo schadelijk was, kan die wetenschap wel bij hem verondersteld worden. Hij wist dat het een bijtende stof is en bovendien staan op de jerrycans symbolen en teksten die waarschuwen voor verschillende gevaren voor mens en milieu. Verder heeft de verdachte met de zoekterm ‘perazijnzuur’ op 1 mei 2017 de website Wikipedia bezocht en er zijn hem werkinstructies gegeven over de ‘gevaarlijke-afval-container’, waar de jerrycans met restanten van het zuur worden bewaard en die altijd afgesloten moet zijn. Tot slot heeft de verdachte de effecten van het zuur tijdens het uitgieten zelf ook ondervonden. De verdachte heeft dan ook (voorwaardelijk) opzet gehad op de dood van de slachtoffers [naam slachtoffer 1] , [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3] . De verdachte heeft daarbij met voorbedachten rade gehandeld. De verdachte had namelijk een plan en hij heeft dat plan uitgevoerd. Er was voldoende tijd om na te denken over dat plan, zodat de poging tot moord op de drie genoemde slachtoffers wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Ook de tenlastegelegde poging tot brandstichting (feit 3) kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Door de brandweer is vastgesteld dat perazijnzuur kan ontbranden bij de juiste temperatuur. Dit staat ook op de jerrycans zelf. Daarvoor is geen nadere handeling vereist. Het uitgieten van het perazijnzuur over warmtebronnen zoals computers en elektriciteitsdraden was naar zijn uiterlijke verschijningsvorm dus gericht op, en geschikt voor het veroorzaken van een brand. Onder deze omstandigheden is dus sprake van een begin van uitvoering. De verdachte heeft voorwaardelijk opzet gehad op brandstichting.
Ten slotte kan het milieudelict zoals ten laste gelegd onder 4 wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De verdachte wist of had moeten weten dat het inademen van de damp van het zuur een gevaar voor de gezondheid van mensen oplevert. Ook valt de lucht in een gebouw onder het begrip ‘lucht’ in de zin van artikel 173a van het Wetboek van Strafrecht (Sr.).
4.2.2
Standpunt verdediging De verdachte was niet op de hoogte van de levensbedreigende gevaren van (de damp van) perazijnzuur. Hij wist enkel dat het een bijtende stof was, zoals veel andere schoonmaakmiddelen dat ook zijn. Door zijn teamleider is hem ook niet meer verteld, dan dat het een bijtende stof is en dat de jerrycans met het perazijnzuur met handschoenen aan beetgepakt dienen te worden. De teamleider heeft erkend dat de werking van het perazijnzuur verder onbekend was. Daarnaast is van belang dat de verdachte de etiketten op de jerrycans niet heeft gelezen. Hierop stond overigens ook niet vermeld dat het (inademen van de dampen van het) perazijnzuur levensbedreigend is, maar alleen dat het schadelijk is bij inademing. De Wikipedia-pagina over perazijnzuur heeft de verdachte deels gelezen en daarop stond dat perazijnzuur ook wordt gebruikt voor groente en fruit. De verdachte heeft dan ook geen opzet gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het doden van (meerdere) personen en/of het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Hij dient integraal te worden vrijgesproken van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd. Dit geldt ook voor het onder 3 en 4 ten laste gelegde.
4.2.3
Beoordeling
Inleiding Bij de beoordeling van de tenlastegelegde feiten in deze zaak stelt de rechtbank het volgende voorop.
Vast staat dat de verdachte op 4 mei 2017 doelbewust een bijtende vloeistof (perazijnzuur) heeft uitgegoten in een - uitsluitend voor personeel toegankelijke - ruimte van het [naam ziekenhuis] . Ook staat vast dat deze actie van de verdachte een aantal mensen in het ziekenhuis gezondheidsklachten heeft opgeleverd, die in enkele gevallen ernstig genoemd kunnen worden. Daarnaast moest een deel van het ziekenhuis een halve dag worden stilgelegd en gedeeltelijk worden ontruimd als gevolg van het handelen van de verdachte.
In de tenlastelegging onder 1 en 2 zijn twee verschillende groepen slachtoffers opgenomen. Het onderscheid tussen die twee categorieën slachtoffers is kennelijk gemaakt op basis van de ernst van de gevolgen die het handelen van de verdachte bij ieder van de slachtoffers heeft veroorzaakt.
De eerste categorie zijn de slachtoffers, opgenomen in feit 1, die ernstiger letsel hebben opgelopen, te weten twee medewerkers van het ziekenhuis en een bezoekster. De verdachte wordt onder 1A in de tenlastelegging kort gezegd verweten dat hij geprobeerd heeft deze mensen opzettelijk van het leven te beroven door perazijnzuur uit te gieten op een vloer en bureaus, toetsenborden en scanners. Ook wordt hem, onder 1B, verweten dat hij deze slachtoffers opzettelijk ernstige ademhalingsklachten en/of ernstige aantasting van de luchtwegen en longen heeft aangedaan. Onder 1C wordt hem verweten dat hij deze slachtoffers opzettelijk en met voorbedachte raad geprobeerd heeft zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Onder 1D wordt hem verweten dat hij opzettelijk hen heeft mishandeld door dat perazijnzuur uit te gieten, als gevolg waarvan zij ernstige ademhalingsproblemen hebben gekregen.
De tweede categorie bestaat uit slachtoffers met minder ernstige klachten. Daarop zien de feiten onder 2 van de tenlastelegging. Die verwijten komen er kort gezegd, onder 2A, op neer dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd deze mensen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door het uitgieten van het perazijnzuur en, onder 2B, dat hij met dat uitgieten van dat zuur die personen opzettelijk heeft mishandeld en/of hun gezondheid daarmee opzettelijk heeft benadeeld.
Hoewel de gevolgen van het handelen van de verdachte ernstig zijn, kan de ernst van die gevolgen toch niet het vertrekpunt zijn voor de beoordeling van deze verwijten door de rechtbank.
Gelet op de verwijten die aan de verdachte onder 1 en 2 worden gemaakt, moet de rechtbank namelijk als eerste beoordelen waar het opzet van de verdachte op was gericht, toen hij het perazijnzuur uitgoot. De gevolgen van het handelen van de verdachte zijn in meer dan één opzicht ingrijpend, maar daarmee is nog niet vastgesteld dat hij opzettelijk al deze gevolgen heeft teweeggebracht. Of, en zo ja, in hoeverre dat het geval is geweest, wordt hierna door de rechtbank beoordeeld.
Vrijspraak feiten 1A, 1B, 1D en 2B De verdachte had destijds de vaste overtuiging dat hij door collega’s werd gepest, en dat hij een daad wilde stellen om aan dat pesten een einde te maken. De verdachte heeft ontkend dat zijn opzet verder reikte dan het ‘achterlaten van een puinhoop’ in de ruimte waarin die collega’s vaak kwamen.
Desondanks kan er sprake zijn van een voorwaardelijk opzet, dat gericht is geweest op verdergaande gevolgen, dan alleen het achterlaten van een puinhoop.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan zo'n kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen).
De verdachte heeft verklaard dat hij wist dat perazijnzuur een zozeer bijtende vloeistof is, dat de jerrycans waarin deze verpakt is alleen met speciale werkhandschoenen mogen worden beetgepakt. De productomschrijving en de gevaar-symbolen op de etiketten van die jerrycans zijn ook duidelijk wat dat betreft, waarbij onder andere ook is vermeld dat de inhoud schadelijk is bij inslikken en inademing. Daarnaast is op de etiketten vermeld dat de stof irritatie van de luchtwegen kan veroorzaken.
Uit het deskundigenrapport van het NFI van 13 oktober 2017 blijkt dat er bij uitgieten van dat zuur bij kamertemperatuur snel een voor de gezondheid schadelijke damp kan ontstaan. Dat is in deze zaak gebeurd. Het is dus niet een rechtstreekse aanraking met de vloeistof, maar het inademen van die damp geweest, die de slachtoffers die zijn genoemd in de tenlastelegging pijn, letsel en gezondheidsklachten heeft opgeleverd. Het NFI-rapport van 24 november 2017 wijst ook uit dat bij inademing van de damp longoedeem kan optreden, met een mogelijk levensbedreigende belemmering van de ademhaling tot gevolg.
Maar niet kan worden vastgesteld dat de verdachte wist, dat snel na het uitgieten van het perazijnzuur door verdamping een voor de gezondheid schadelijk concentratie in de lucht kan worden bereikt. Dat hij zelf last kreeg van zijn luchtwegen direct nadat hij de resten uit enkele jerrycans had uitgegoten en daarmee toen is gestopt, maakt dat niet anders, in tegendeel. Omdat niet kan worden vastgesteld dat hij van aanvang af en tijdens het gieten wist dat een gevaarlijke damp zou ontstaan, kan ook niet worden vastgesteld dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de kans dat zich bij uitgieten van restanten perazijnzuur een voor de gezondheid gevaarlijke damp zou gaan verspreiden, en ook niet dat hij die kans op de koop heeft toe genomen.
Daarom kan ook niet worden bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad een ander of anderen van het leven te beroven door hen bloot te stellen aan die damp.Dat leidt tot de conclusie dat het onder 1A ten laste gelegde niet kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.Evenmin kan worden bewezen dat de verdachte de slachtoffers door hen bloot te stellen aan die damp opzettelijk (ernstige) ademhalingsklachten en/of aantasting van de luchtwegen en/of longen heeft toegebracht of daarmee anderszins opzettelijk hun gezondheid heeft benadeeld. Ook daarvoor zou moeten vaststaan dat verdachte wist dat die gevaarlijke damp zich zou verspreiden en hij dat risico voor lief heeft genomen. Zoals hiervoor overwogen, kan dat nu juist niet worden vastgesteld. De verdachte moet daarom ook worden vrijgesproken van hetgeen hem in die zin onder 1B, 1D en 2B is verweten.
Vrijspraak feiten 3 en 4 In het verlengde van het voorgaande kan ook niet worden bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft geprobeerd brand te stichten of een ontploffing teweeg te brengen door het perazijnzuur op de vloer, bureaus, scanners en toetsenborden uit te gieten. Er is geen bewijs gevonden dat zijn opzet daarbij was gericht op het stichten van brand of het veroorzaken van een ontploffing. Ook kan niet worden vastgesteld dat de verdachte zich bewust is geweest van een mogelijk gevaar voor brand of ontploffing bij uitgieten van het perazijnzuur zoals hij dat heeft gedaan. Dat betekent dat ook niet kan worden aangenomen dat hij die kans in de vorm van een voorwaardelijk opzet voor lief heeft genomen. Daarom moet de verdachte ook worden vrijgesproken van het verwijt dat hem daarvan onder 3 wordt gemaakt.
Onder 4 wordt de verdachte kort gezegd verweten dat hij opzettelijk perazijnzuur in de lucht heeft gebracht terwijl hij wist, of ten minste ernstige reden had te vermoeden dat daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor anderen te duchten was. Zoals hiervoor al is overwogen, is er geen bewijs voor dat de verdachte wist dat zich bij uitgieten van perazijnzuur bij kamertemperatuur al snel een gevaarlijke damp verspreidt. Daarom kan niet worden bewezen dat hij die damp met opzet of met voorwaardelijk opzet in de lucht heeft gebracht en ook niet dat hij de gevaren van die damp kende of ernstige reden had om het bestaan van die gevaren te vermoeden. Ook van dit feit moet hij daarom worden vrijgesproken. Of binnen een gebouw in de lucht brengen van de damp van perazijnzuur ook valt onder de reikwijdte van het bepaalde in artikel 173a Sr. waarop de tenlastelegging in belangrijke mate is geënt, kan bij die stand van zaken onbesproken blijven.
Bewezenverklaring feiten 1C en 2B (partiële vrijspraak ten aanzien van [naam slachtoffer 3] )
Zoals eerder besproken staat vast dat de verdachte resten perazijnzuur heeft uitgegoten over onder andere toetsenborden, scanners, bureaus en de vloer in een ruimte van het magazijn van het [naam ziekenhuis] . In eerste instantie wilde de verdachte het perazijnzuur in de eetruimte gieten. De verdachte had namelijk de bedoeling een puinhoop achter te laten in een ruimte waar zijn collega’s van het magazijn kwamen om op die manier een signaal af te geven aan deze collega’s. Nadat hij erachter kwam dat de eetruimte op slot was, heeft de verdachte het perazijnzuur over de genoemde goederen in de ruimte direct grenzend aan (de deur van) de eetruimte gegoten. Deze ruimte was vrij toegankelijk en was vlakbij een kledingautomaat waar personeelsleden van het ziekenhuis ofwel vuile werkkleding afgaven ofwel schone werkkleding ophaalden. Verder staat vast dat personeel ook in het magazijn kwam om de benodigde werkmaterialen op te halen. Tot slot kwamen ook (externe) schoonmakers in deze ruimte.
De verdachte wist dat perazijnzuur een bijtende stof is en dat hij daarom handschoenen moest dragen. Dat bijtende effect wordt door het NFI in zijn verslag van 24 november 2017 als volgt omschreven: “contact van het perazijnzuur met de huid kan chemische verbranding veroorzaken” en “contact met de ogen veroorzaakt acute roodheid van de bindvliezen, met soms beschadiging van het hoornvlies”. Dergelijke gevolgen aan de huid en ogen kunnen als zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt.
De verdachte heeft zich dan ook willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat collega’s in aanraking zouden komen met de goederen waarover het perazijnzuur was uitgegoten en dat zij hierdoor zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. De rechtbank acht ook bewezen dat de verdachte deze kans willens en wetens heeft aanvaard. Dat de verdachte die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard (op de koop toe heeft genomen) blijkt onder meer uit zijn op 4 mei 2017 bij de politie afgelegde verklaring dat hij een gevoel van onverschilligheid ervoer toen hij het feit pleegde.
In de tenlastelegging van feit 1 is opgenomen dat de gedragingen van de verdachte ook op een bezoekster van het ziekenhuis, mevrouw [naam slachtoffer 3] , waren gericht. Zoals hierboven is overwogen, is de ruimte waarin de verdachte perazijnzuur heeft uitgegoten een ruimte waartoe alleen werknemers of schoonmakers van het [naam ziekenhuis] toegang hadden. Er kan daarom slechts vastgesteld worden dat het voorwaardelijk opzet van de verdachte gericht was op het treffen van mogelijke bezoekers van die ruimte en/of aangrenzende ruimtes, en dus niet op de patiënten van het ziekenhuis en/of hun bezoekers. Dit heeft tot gevolg dat mevrouw [naam slachtoffer 3] niet te brengen valt onder de personen waarop het voorwaardelijk opzet van de verdachte was gericht. De verdachte moet van dit deel van de tenlastelegging gedeeltelijk worden vrijgesproken.
Voorbedachte raad
De verdachte heeft de pogingen tot zware mishandeling ook met voorbedachten rade gepleegd. Van voorbedachte raad is sprake indien vast is komen te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daar rekenschap van te geven.
De verdachte is planmatig tewerk gegaan door stapsgewijs de verschillende handelingen te verrichten om uiteindelijk het perazijnzuur te gieten. Zo heeft hij eerst de sleutel van de afvalcontainer - waarin de jerrycans met resten perazijnzuur worden bewaard - opgehaald in de postkamer, is hij naar buiten gelopen met de kar, heeft hij ongeveer tien jerrycans met de resten perazijnzuur uit de afvalcontainer gepakt en op de kar gestapeld en is hij vervolgens met de kar met jerrycans naar het magazijn toe gelopen waar hij heeft gewacht tot er geen mensen meer waren. Pas hierna heeft de verdachte een aantal jerrycans opengemaakt en uitgegoten over gebruiksvoorwerpen zoals scanners en toetsenborden. Deze gang van zaken geeft blijk van de voorbedachte raad van de verdachte. Op grond hiervan kan als vaststaand worden aangenomen dat verdachte vóór de uitvoering van zijn daad heeft kunnen nadenken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap had kunnen geven. Dat verdachte in een gemoedsopwelling heeft gehandeld, is niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die aan het aannemen van voorbedachte raad in de weg staan. Het is dan ook bewezen dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Conclusies
Het onder 1A, 1B, 1D, 2B, 3 en 4 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
De verweren die ten aanzien van feit 1C en 2A zijn gevoerd worden verworpen en hetgeen onder deze feiten is tenlastegelegd kan worden bewezen.
4.3
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1C en 2A ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde onder 5 heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 4 mei 2017 te [plaats delict] ,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
terwijl voornoemde [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] aanwezig waren in een ruimte van het [naam ziekenhuis] jerrycans bevattende perazijnzuur heeft opengemaakt en vervolgens
het restant van het daarin aanwezige perazijnzuur heeft gegoten over/op de vloer van een ruimte in het [naam ziekenhuis] en de in voornoemde ruimte aanwezige bureaus en scanners en toetsenborden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 4 mei 2017 te [plaats delict] ,
ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om aan
- [naam slachtoffer 4] en
- [naam slachtoffer 5] en
- [naam slachtoffer 6] en
- [naam slachtoffer 7] en
- [naam slachtoffer 8] en
- [naam slachtoffer 9] en
- [naam slachtoffer 10] en
- [naam slachtoffer 11] en
- [naam slachtoffer 12] en
- [naam slachtoffer 13] en
- [naam slachtoffer 14] en
- [naam slachtoffer 15] en
- [naam slachtoffer 16]
opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
terwijl voornoemde [naam slachtoffer 4] en [naam slachtoffer 5] en [naam slachtoffer 6] en [naam slachtoffer 7]
en [naam slachtoffer 8] en [naam slachtoffer 9] en [naam slachtoffer 10] en [naam slachtoffer 11]
en [naam slachtoffer 12] en [naam slachtoffer 13] en [naam slachtoffer 14] en [naam slachtoffer 15] en [naam slachtoffer 16] aanwezig waren in een ruimte van het [naam ziekenhuis]
- jerrycans bevattende perazijnzuur heeft opengemaakt en vervolgens
- het restant van het daarin aanwezige perazijnzuur heeft gegoten over/op de vloer van een ruimte in het [naam ziekenhuis] en de in voornoemde ruimte aanwezige bureaus en scanners en toetsenborden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 4 mei 2017 te [plaats delict] , opzettelijk en wederrechtelijk,
bureau's, en scanners en
toetsenborden aanwezig in een ruimte van het [naam ziekenhuis] en een vloer van
voornoemde ruimte,
toebehorende aan het [naam ziekenhuis] ,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door jerrycans bevattende perazijnzuur open te maken en vervolgens het restant van het daarin aanwezige perazijnzuur te gieten over/op de vloer van een ruimte van het [naam ziekenhuis]
en de in voornoemde ruimte aanwezige bureaus, en scanners en toetsenborden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
5. Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
Feit 1, feit 2
poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd;
Feit 5
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen/onbruikbaar maken, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.
6. Strafbaarheid verdachte
6.1.
Standpunt verdediging en officier van justitie
Zowel de officier van justitie als de verdediging stellen zich op het standpunt dat, gelet op de conclusies en de adviezen van de psychiater en de psycholoog, de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar verklaard dient te worden. Dit heeft tot gevolg dat de strafbare feiten niet aan de verdachte kunnen worden toegerekend en de verdachte dus dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
6.2.
Beoordeling
Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte is rekening gehouden met het rapport van dr. J. van der Meer, psychiater, van 29 november 2017 en het rapport van de psycholoog drs. A.E Haan van 1 december 2017. Beide deskundigen concluderen dat de verdachte ten tijde van de tenlastegelegde feiten leed aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in de vorm van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis, en dat deze stoornis ook zijn gedragskeuzes en gedragingen op dat moment heeft beïnvloed. De deskundigen adviseren dan ook de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar te verklaren voor de tenlastegelegde feiten. De rechtbank neemt dat advies over.
6.3.
Conclusie
De verdachte is niet strafbaar en hij zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7. Motivering maatregel
7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan pogingen tot zware mishandeling van vijftien personen - gepleegd met voorbedachten rade - en vernieling van spullen in het [naam ziekenhuis] in [plaats delict] , waar hij werkzaam was. De verdachte heeft resten perazijnzuur uit jerrycans uitgegoten over bureaus, toetsenborden, scanners en de vloer in het magazijn van het ziekenhuis, waar zijn collega’s regelmatig kwamen. Het uitgegoten perazijnzuur bleek een gevaarlijke damp te veroorzaken, die bij het inademen ernstige gevolgen kan hebben voor de gezondheid van de mens. Ook de verdachte kreeg last van zijn keel, neus en ogen en staakte vervolgens het uitgieten van het zuur. In plaats van groot alarm te slaan, heeft de verdachte zijn telefoon uitgezet en is naar huis gegaan. Het handelen van de verdachte heeft zeer vergaande gevolgen gehad. De damp heeft zich door een deel van het ziekenhuis verspreid, met als gevolg dat drie personen - voor de gevolgen van het inademen van die damp - zijn opgenomen op de intensive care. Twee van deze personen moesten zelfs kunstmatig worden beademd. Dertien anderen hebben als gevolg van het inademen van de damp pijn, letsel en ongemak ondervonden.
Uit de verklaringen van de slachtoffers is duidelijk geworden hoe zeer de gebeurtenis van
4 mei 2017 een impact heeft gehad op henzelf en hun naasten. Niet alleen heeft een aantal van hen nog steeds (al dan niet blijvende) fysieke klachten; ook het werkplezier is sommigen ontnomen.
Daarnaast heeft het ziekenhuis grote schade geleden en heeft het handelen van de verdachte voor heel veel onrust gezorgd onder het personeel en de patiënten. Op de dag zelf is een deel van het ziekenhuis ontruimd, zijn operaties afgezegd en konden geplande behandelingen geen doorgang vinden.
Dit handelen kan de verdachte niet worden toegerekend, maar het wijst wel uit dat de verdachte gevaarlijk kan zijn voor anderen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
22 november 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Uit het eerdergenoemde rapport van de psychiater blijkt - in aansluiting op hetgeen reeds onder 6.2 is besproken - het volgende.
De psychiater schat het herhalingsgevaar, ten tijde van zijn onderzoek, laag tot matig in. De psychose is weliswaar nog niet volledig verdwenen, maar de ernst van de psychose is door de behandeling in het penitentiair psychiatrisch centrum afgenomen. Het is wel van belang dat de verdachte medicatie krijgt en klinisch behandeld wordt, gevolgd door een traject van resocialisatie met ambulante zorg en toezicht. Daarom adviseert de psychiater om de verdachte op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen op een (forensisch) psychiatrische afdeling. Gelet op onder meer het blanco strafblad van de verdachte, de inschatting van een laag tot matige kans op herhaling en de omstandigheid dat de verdachte invoelbare schuldgevoelens heeft, wordt de zwaardere maatregel van terbeschikkingstelling niet geadviseerd. Na het aflopen van de strafrechtelijke plaatsing kan bovendien, indien noodzakelijk, de gedwongen behandeling worden voortgezet op grond van een BOPZ-maatregel.
Het eerdergenoemde rapport van de psycholoog komt in grote lijnen overeen met het psychiatrisch rapport. De psycholoog concludeert dat er ten tijde van zijn onderzoek geen sprake meer lijkt te zijn van een paranoïde toestandsbeeld bij de verdachte. Wel is de psycholoog - net als de psychiater - van mening dat indien de stoornis van de verdachte onbehandeld blijft, het herhalingsgevaar op lange termijn als hoog moet worden ingeschat. Inmiddels is de verdachte met behulp van medicatie gestabiliseerd en lijkt hij ook meer open te staan voor psychologische beschouwing van zijn problematiek. De verdachte staat open voor behandeling en dat kan in de toekomst leiden tot verdere stabilisering en ook verwerking van negatieve ervaringen. In dat geval zal het herhalingsgevaar waarschijnlijk op een laag niveau gehouden kunnen worden. De psycholoog acht het niet nodig om de verdachte op te nemen in een instelling met een hoog beveiligingsniveau, zoals een forensisch psychiatrische instelling. Geadviseerd wordt om de verdachte in het kader van een maatregel op basis van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht te plaatsen in een reguliere psychiatrische kliniek.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Vanwege de ontoerekeningsvatbaarheid van de verdachte kan geen straf worden opgelegd. Wel kan er een maatregel aan de verdachte worden opgelegd.
Aan de wettelijke voorwaarden zoals genoemd in artikel 37 Sr. is voldaan. Oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis is ook noodzakelijk ter voorkoming van herhaling. De rechtbank zal daarom gelasten dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor de maximale termijn van één jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.
8. Vorderingen benadeelde partijen/schadevergoedingsmaatregelen
8.1
De vordering van [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 5 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 46.060,81 voor materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd met facturen en notities en zij houdt direct verband met de tenlastegelegde feiten, zodat de vordering toegewezen dient te worden. Daarnaast dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Standpunt verdediging
Er is medische kennis vereist om de vordering te kunnen beoordelen terwijl deze kennis ontbreekt bij zowel de verdediging als de rechtbank. Daarnaast kan, mede door het ontbreken van een toelichting ter zitting, niet worden beoordeeld of de vordering een redelijke vergoeding is voor de gemaakte kosten. Onduidelijk is waar de post directiekosten ‘fysiotherapie maasboulevard’ op ziet. Ook de kosten die zijn gemaakt voor herstel van de vloer zijn onvoldoende onderbouwd. Onvoldoende is onderbouwd dat de factuur van het bedrijf [naam bedrijf] van 9 mei 2017 ziet op kosten die in rechtstreeks verband staan met de tenlastegelegde feiten. Bij de kosten van de aanschaf van scanners is niet duidelijk of de nieuwwaarde wordt gevorderd en of rekening is gehouden met afschrijvingskosten. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De verdachte is momenteel niet in staat een schadevergoeding te betalen, waardoor de vrees bestaat dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Beoordeling
Omdat het onder 5 tenlastegelegde feit bewezen wordt verklaard, staat daarmee tevens vast dat de verdachte onrechtmatig heeft gehandeld jegens de benadeelde partij.
Van de kosten van de eigen bijdrage van de heer [naam benadeelde 6] van € 360,79 en de fysiotherapiekosten van de heer [naam benadeelde 7] van € 99,55 (beide onderdeel van kostenpost 4) staat niet vast dat het gaat om rechtstreekse schade die het [naam ziekenhuis] zelf als gevolg van het bewezen verklaarde feit. Het lijkt daarbij eerder te gaan om verplaatste schade, doordat het [naam ziekenhuis] bepaalde schades van [naam benadeelde 6] en Van [naam benadeelde 7] voor haar rekening heeft genomen. In het strafgeding bestaat geen ruimte voor vergoeding van dergelijke niet-rechtstreeks geleden schade. De benadeelde partij zal voor dit deel niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
Ook voor de voldoende gemotiveerd betwiste schadeposten ‘herstel vloer’ van € 2.156,22, ‘defect kastscanners in het magazijn’ van € 5.890,17 en ‘kosten ontruiming kliniek afdeling D2 en D3’ van € 1.538,98 zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard. Beoordeling van de gegrondheid van dit deel van de vordering en de omvang daarvan zou nader onderzoek vereisen. Dat zou een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
De vordering zal voor het overige deel worden toegewezen, nu dit deel door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken. Dat betekent dat de gevorderde kosten voor schoonmaak, € 13.360,71, extra inzet van medewerkers, € 604,39, en de kosten van opschorting van OK-programma’s, € 22.050,-, zullen worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
De rechtbank ziet geen aanleiding om ten behoeve van deze benadeelde partij een maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr. (hierna: de schadevergoedingsmaatregel) op te leggen.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 36.015,10, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
8.2
De vordering van [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich ook in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 321,85 voor materiële schade en een vergoeding van € 1.500,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en zij verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Verder vordert de benadeelde partij een vergoeding van € 19,10 voor gemaakte proceskosten.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van materiële kosten is voldoende onderbouwd en deze houdt direct verband met de tenlastegelegde feiten, zodat de vordering toegewezen dient te worden. De vordering tot vergoeding van immateriële schade dient te worden gematigd tot een bedrag van € 750,00, nu de klachten van de benadeelde partij in vergelijking met de andere benadeelde partijen beperkter zijn en er geen sprake lijkt te zijn van restschade. De benadeelde partij dient in het overige deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard te worden. Daarnaast dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Standpunt verdediging
Het deel van de vordering dat op de materiele schadeposten ziet, is onvoldoende onderbouwd. Voor een goede beoordeling van de gestelde immateriële schade is medische kennis vereist. De gemelde fysieke klachten zijn niet door medische stukken onderbouwd. Ook is het de vraag of de eventuele fysieke klachten in rechtstreeks verband staan met de tenlastegelegde feiten, ook omdat de benadeelde partij voor 4 mei 2017 al astmapatiënt was en daarnaast acht sigaretten per dag rookt. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De verdachte is momenteel niet in staat de vordering te betalen, waardoor de vrees bestaat dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal het deel van de vordering dat ziet op de materiële kosten (inclusief de reis- en parkeerkosten onder het kopje ‘proceskosten’) ten bedrage van € 340,95 worden toegewezen.
Ook is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 750,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dit gedeelte van de vordering op dit moment ontoereikend zijn. Nader onderzoek op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.090,95, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.
8.3
De vordering van [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 960,90 voor materiële schade en een vergoeding van € 4.880,33 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en hij verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en deze houdt direct verband met de tenlastegelegde feiten, zodat de vordering in beginsel voor toewijzing vatbaar is. De schade blijkt onder meer uit de conclusie van de medisch adviseur. Daarnaast dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Standpunt verdediging De vordering is onvoldoende onderbouwd. Uit de stukken blijkt niet dat de ziekenhuisbezoeken daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. Voor beoordeling van immateriële schade is specialistische kennis vereist, zeker nu een medische eindtoestand nog niet is bereikt. Uit de onderbouwing van de vordering blijkt ook geen verband tussen de tenlastegelegde feiten en de schade. Dat dient eveneens door een deskundige vastgesteld te worden. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. Subsidiair wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De verdachte is momenteel niet in staat de vordering te betalen, waardoor de vrees bestaat dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding daarvoor door de verdachte niet voldoende gemotiveerd is weersproken, zal de vordering in haar geheel worden toegewezen. De materiële kosten inclusief de kosten voor de bezoeken aan het ziekenhuis blijken voldoende uit de toegevoegde stukken en het strafdossier.
Ook de fysieke en mentale gevolgen die de basis vormen voor de vordering tot vergoeding van immateriële schade zijn voldoende komen vast te staan. De rechtbank neemt daarbij in overweging dat deze gevolgen, zoals een opname van vijf dagen op de intensive care (waarvan drie dagen in een kunstmatige coma en voortdurend met kunstmatige beademing), voor deze benadeelde partij zeer ernstig zijn (geweest).
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.841,23, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.
8.4
De vordering van [naam benadeelde 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 586,51 voor materiële schade en een vergoeding van € 4.880,33 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan en zij verzoekt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is voldoende is onderbouwd en deze houdt direct verband met de tenlastegelegde feiten, zodat de vordering toegewezen dient te worden. Vanwege de beschadiging van de gezondheid is de kwaliteit van het leven van de benadeelde partij zonder meer aangetast, zodat de gehele gevorderde vergoeding aan immateriële schade toegewezen dient te worden. Daarnaast dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd.
Standpunt verdediging
Onvoldoende is onderbouwd dat de vordering een redelijke vergoeding is voor de gemaakte materiële kosten zoals de kosten van het medisch advies. Ook is het de vraag of de kosten niet al zijn vergoed door de verzekeraar. Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding geldt het volgende. Er blijkt dat geen longschade bij de benadeelde partij kon worden vastgesteld. Bovendien dient dit gedeelte van de vordering beoordeeld te worden door een deskundige, ook omdat nog geen medische eindtoestand is bereikt. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair wordt verzocht schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De verdachte is momenteel niet in staat de vordering te betalen, waardoor de vrees bestaat dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Beoordeling
Zoals hiervoor is gebleken, zal de verdachte worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan mevrouw [naam benadeelde 4] . Dat staat echter niet zonder meer in de weg aan toewijzing van haar vordering in dit strafgeding. Bij de beoordeling of er sprake is van causaal verband bestaat tussen de schade en het bewezen verklaarde feit zullen de grenzen van de in de bewezenverklaring genoemde gedraging namelijk niet te nauw moeten worden getrokken. Hoewel de verdachte wordt vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , is haar vordering tot schadevergoeding wel toewijsbaar. Vast staat immers dat de verdachte perazijnzuur heeft uitgegoten. Dat levert zoals hiervoor is overwogen enkele strafbare feiten op, waarvoor de verdachte wordt veroordeeld. Door het bewezenverklaarde uitgieten van het perazijnzuur is een schadelijke damp ontstaan. De rechtbank stelt ook vast dat [naam benadeelde 4] schade heeft geleden door inademing van die damp. Daarmee is gegeven dat er een zo nauw verband bestaat tussen de bewezen verklaarde feiten en schade die de benadeelde partij [naam benadeelde 4] heeft geleden, dat haar vordering in ieder geval gedeeltelijk kan worden toegewezen.
Het deel van de vordering dat ziet op de materiële kosten zal worden toegewezen, omdat de verdediging dit deel van de vordering onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken.
Het deel van de vordering dat betrekking heeft op de immateriële schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering op dit moment ontoereikend zijn. Nader onderzoek op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.586,51, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.
8.5
De vordering van [naam benadeelde 5]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 5] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.000,00 voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan.
Standpunt officier van justitie
De vordering van de benadeelde partij is voldoende onderbouwd en deze houdt direct verband met de tenlastegelegde feiten, zodat de vordering toegewezen dient te worden. Uit de stukken blijkt onder meer dat de benadeelde partij longschade heeft opgelopen, blijvend medicijnen moet slikken en haar werk niet meer kan uitvoeren zoals zij voor het gepleegde feit deed. Daarnaast dient de schadevergoedingsmaatregel te worden opgelegd
Standpunt verdediging
De vordering is onvoldoende onderbouwd. Uit de medische stukken blijkt niet dat de schade in rechtstreeks verband staat met de tenlastegelegde feiten. Voor beoordeling hiervan is ook specialistische kennis vereist, zeker nu een medische eindtoestand nog niet is bereikt. De behandeling van de vordering levert dan ook een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering. Subsidiair wordt verzocht de schadevergoedingsmaatregel niet op te leggen. De verdachte is momenteel niet in staat de vordering betalen, waardoor de vrees bestaat dat de vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering op dit moment ontoereikend zijn. Nader onderzoek op dit punt zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 4 mei 2017.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot nu toe begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel passend en geboden geacht.
10. Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
11. Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1A, 1B, 1D, 2B, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1C, 2A en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden geplaatst voor een termijn van 1 (één) jaar;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van € 36.015,10 (zegge: zesendertigduizend vijftien euro en tien eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 1] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] , te betalen een bedrag van € 1.090,95 (zegge: duizendnegentig euro en vijfennegentig eurocent), bestaande uit € 340,95 aan materiële schade en € 750,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen € 1.090,95 (hoofdsom, zegge: duizendnegentig euro en vijfennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 1.090,95 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van € 5.841,23 (zegge: vijfduizend achthonderdenéénenveertig euro en drieëntwintig eurocent), bestaande uit € 960,90 aan materiële schade en € 4.880,33 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen € 5.841,23 (hoofdsom, zegge: vijfduizend achthonderdenéénenveertig euro en drieëntwintig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 5.841,23 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 64 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 4] , te betalen een bedrag van € 3.586,51 (zegge: drieduizend vijfhonderdenzesentachtig euro en éénenvijftig eurocent), bestaande uit € 586,51 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 4] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 4] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] te betalen
€ 3.586,51 (hoofdsom, drieduizend vijfhonderdenzesentachtig euro en éénenvijftig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 3.586,51 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 45 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 5] te betalen een bedrag van € 2.000,00 (zegge: tweeduizend euro) aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 5] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 5] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 5] te betalen
€ 2.000,00 (hoofdsom, tweeduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2017 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 2.000,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. E.A. Poppe-Gielesen en F.A. Hut, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Ihataren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 januari 2018.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
A
hij op of omstreeks 04 mei 2017 te [plaats delict] ,
ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade, [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] van het leven te beroven,
met dat opzet en (al dan niet) na kalm beraad en rustig overleg,
(terwijl voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] aanwezig was/waren in (een ruimte van) het [naam ziekenhuis] )
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur heeft opengemaakt en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur heeft gegoten/gesprenkeld over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte in het [naam ziekenhuis] en/of het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans kantoormeubilair en/of scanners en/of toetsenborden,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
EN/OF
B.
hij op of omstreeks 04 mei 2017 te [plaats delict] ,
aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] ,
opzettelijk en met voorbedachte rade, zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, te weten (ernstige) ademhalingsklachten en/of (ernstig) aantasting van de luchtwegen en/of longen (zodanig dat kunstmatige beademing noodzakelijk was),
door opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg,
(terwijl voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] aanwezig was/waren in (een ruimte van) het [naam ziekenhuis] )
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur open te maken
en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur te gieten/sprenkelen over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte van het [naam ziekenhuis] en/of het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans (kantoor)meubilair en/of scanners en/of toetsenborden;
EN/OF
C.
hij op of omstreeks 4 mei 2017 te [plaats delict] ,
ter uitvoering van het door hem, verdachte, voorgenomen misdrijf om aan [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
(terwijl voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] aanwezig was/waren in (een ruimte van) het [naam ziekenhuis] )
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur heeft opengemaakt en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur heeft gegoten/gesprenkeld over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte in het [naam ziekenhuis] en/of het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans kantoormeubilair en/of scanners en/of toetsenborden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid
EN/OF
D.
hij op of omstreeks 4 mei 2017 te [plaats delict] ,
(al dan niet) met voorbedachten rade heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid heeft benadeeld van [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2]
door
(terwijl voornoemde [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] aanwezig was/waren in (een ruimte van) het [naam ziekenhuis] )
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur open te maken
en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur te gieten/sprenkelen over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte van het [naam ziekenhuis] en/of het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans (kantoor)meubilair en/of scanners en/of toetsenborden,
ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 2] (elk voor zich) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden en/of onwel is/zijn geworden en/of (ernstige) ademhalingsklachten heeft/hebben gekregen en/of geïrriteerde longen en/of (long)slijmvliezen
en/of (daardoor) enige tijd (in kritieke toestand) in het ziekenhuis (op de IC-afdeling) heeft/hebben doorgebracht en/of (in elk geval) schade voor/aan de gezondheid heeft/hebben ondervonden;
2.
A.
hij op of omstreeks 4 mei 2017 te [plaats delict] ,
ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om aan
- [naam slachtoffer 4] en/of
- [naam slachtoffer 5] en/of
- [naam slachtoffer 6] en/of
- [naam slachtoffer 7] en/of
- [naam slachtoffer 8] en/of
- [naam slachtoffer 9] en/of
- [naam slachtoffer 10] en/of
- [naam slachtoffer 11] en/of
- [naam slachtoffer 12] en/of
- [naam slachtoffer 13] en/of
- [naam slachtoffer 14] en/of
- [naam slachtoffer 15] en/of
- [naam slachtoffer 16]
opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
(terwijl voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7]
en/of [naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9] en/of [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11]
en/of [naam slachtoffer 12] en/of [naam slachtoffer 13] en/of [naam slachtoffer 14] en/of [naam slachtoffer 15] en/of [naam slachtoffer 16] aanwezig was/waren in (een ruimte van) het [naam ziekenhuis] )
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur heeft opengemaakt en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur heeft gegoten/gesprenkeld over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte in het [naam ziekenhuis] en/of het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans kantoormeubilair en/of scanners en/of toetsenborden,
terwijl de uitvoering van dat misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
B.
hij op of omstreeks 4 mei 2017 te [plaats delict] ,
(al dan niet) met voorbedachten rade heeft mishandeld en/of opzettelijk de gezondheid heeft benadeeld van
- [naam slachtoffer 4] en/of
- [naam slachtoffer 5] en/of
- [naam slachtoffer 6] en/of
- [naam slachtoffer 7] en/of
- [naam slachtoffer 8] en/of
- [naam slachtoffer 9] en/of
- [naam slachtoffer 10] en/of
- [naam slachtoffer 11] en/of
- [naam slachtoffer 12] en/of
- [naam slachtoffer 13] en/of
- [naam slachtoffer 14] en/of
- [naam slachtoffer 15] en/of
- [naam slachtoffer 16]
door
(terwijl voornoemde [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7]
en/of [naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9] en/of [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11]
en/of [naam slachtoffer 12] en/of [naam slachtoffer 13] en/of [naam slachtoffer 14] en/of [naam slachtoffer 15] en/of [naam slachtoffer 16] aanwezig was/waren in (een ruimte van) het [naam ziekenhuis] )
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur open te maken
en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur te gieten/sprenkelen over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte van het [naam ziekenhuis] en/of het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans (kantoor)meubilair en/of scanners en/of toetsenborden,
ten gevolge waarvan die [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 5] en/of [naam slachtoffer 6] en/of [naam slachtoffer 7] en/of [naam slachtoffer 8] en/of [naam slachtoffer 9] en/of [naam slachtoffer 10] en/of [naam slachtoffer 11] en/of [naam slachtoffer 12] en/of [naam slachtoffer 13] en/of [naam slachtoffer 14] en/of [naam slachtoffer 15] en/of [naam slachtoffer 16] (elk voor zich) letsel heeft/hebben bekomen en/of pijn heeft/hebben ondervonden en/of onwel is/zijn geworden en/of ademhalingsklachten en/of hoofdpijn en/of geïrriteerde ogen en/of neus en/of mond en/of keel heeft/hebben gekregen en/of
(daardoor) enige tijd in het ziekenhuis heeft/hebben doorgebracht en/of (in elk geval) schade voor/aan de gezondheid heeft/hebben ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 04 mei 2017 te [plaats delict] ,
ter uitvoering van het door hem, verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk
brand te stichten en/of een ontploffing teweeg te brengen,
in een ruimte van het [naam ziekenhuis] bestemd voor het in ontvangst
nemen van goederen, althans in (een ruimte van) het [naam ziekenhuis] ,
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur heeft
opengemaakt en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur heeft
gegoten/gesprenkeld over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte en/of
het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans
(kantoor)meubilair en/of scanners en/of toetsenborden,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te weten het/de in voornoemde
ruimte aanwezige meubilair en/of scanners en/of toetsenborden, althans (de in)
het [naam ziekenhuis] (aanwezige goederen) en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel (voor één of meer in
voornoemde ruimte en/of naastgelegen ruimte(s), althans in (een ruimte in) het
[naam ziekenhuis] aanwezige persoon/personen) te duchten was,
en terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij op of omstreeks 4 mei 2017 te [plaats delict] ,
opzettelijk en wederrechtelijk een stof, te weten perazijnzuur in de lucht
heeft gebracht, terwijl hij wist, althans ernstige reden had te vermoeden dat
daarvan gevaar voor de openbare gezondheid en/of levensgevaar voor (een)
ander(en) te duchten was,
immers heeft verdachte in een (voor het publiek toegankelijke) ruimte van het
[naam ziekenhuis] bestemd voor het in ontvangst nemen van goederen,
althans in (een) (voor publiek toegankelijke) (ruimte van het) [naam ziekenhuis]
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur opengemaakt
en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur gegoten/gesprenkeld
over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte en/of het/de (in voornoemde/een
ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans (kantoor)meubilair en/of scanners en/of
toetsenborden,
waardoor dat perazijnzuur, althans die stof in de lucht is gekomen, terwijl
door blootstelling aan dat perazijnzuur/die stof chemische brandwonden en/of
irritatie van de ogen en/of huid en/of luchtwegen kan/kunnen worden
veroorzaakt en/of door de inademing van damp en/of nevel van die stof
longoedeem kan worden veroorzaakt;
5.
hij op of omstreeks 04 mei 2017 te [plaats delict] , opzettelijk en
wederrechtelijk,
een of meer bureau's, althans (kantoor)meubilair en/of scanner(s) en/of
toetsenbord(en) (aanwezig in een ruimte van het [naam ziekenhuis] (bestemd
voor het in ontvangst nemen van goederen)) en/of (een) vloer(en) (van
voornoemde ruimte),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het [naam ziekenhuis]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door
- één of meer jerrycan(s)/container(s) (bevattende) perazijnzuur open te
maken en/of (vervolgens)
- dat/het (restant van het daarin aanwezige) perazijnzuur te gieten/sprenkelen
over/op de vloer(en) van voornoemde/een ruimte van het [naam ziekenhuis]
en/of het/de (in voornoemde/een ruimte aanwezig(e)) bureaus, althans
(kantoor)meubilair en/of scanners en/of toetsenborden;