Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken
Artikel 21
Geldend
Geldend vanaf 12-12-1969
- Bronpublicatie:
20-04-1959, Trb. 1965, 10 (uitgifte: 04-02-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
12-12-1969
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-1959, Trb. 1965, 10 (uitgifte: 04-02-1965, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
Elke aangifte van een Verdragsluitende Partij welke tot strekking heeft het instellen van een strafvervolging voor de rechter van een andere Partij, wordt door het Ministerie van Justitie van de ene Partij tot het Ministerie van Justitie van de andere Partij gericht. De Verdragsluitende Partijen kunnen evenwel gebruik maken van de bevoegdheid voorzien in het zesde lid van artikel 15.
2.
De aangezochte Partij deelt de verzoekende Partij mede welk gevolg aan deze aangifte is gegeven en doet een afschrift van de beslissing welke in de zaak is genomen aan de verzoekende Partij toekomen.
3.
Het bepaalde in artikel 16 is van toepassing op aangiften gedaan krachtens het eerste lid van dit artikel.