Rb. Den Haag, 18-02-2014, nr. 454680 KG ZA 13-1302
ECLI:NL:RBDHA:2014:3338
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
18-02-2014
- Zaaknummer
454680 KG ZA 13-1302
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2014:3338, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 18‑02‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
art. 2.87 Aanbestedingswet 2012
- Vindplaatsen
JAAN 2014/72 met annotatie van mr. C.H. van Hulsteijn
Uitspraak 18‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Kort geding. Aanbesteding. De gevorderde herbeoordeling wordt toegewezen. Sodexo is naar het oordeel van de voorzieningenrechter ten onrechte uitgesloten van deelname aan de aanbesteding voor restauratieve voorzieningen ten behoeve van de Rechtspraak vanwege het niet-nakomen van een soortgelijke na een aanbestedingsprocedure aan Sodexo gegunde opdracht ten behoeve van het Kerndepartement van het Ministerie van Economische Zaken. Weliswaar is de overeenkomst in het kader van laatstgenoemde aanbesteding op goede gronden ontbonden, aangezien de Staat voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen vertrouwen meer had in de nakoming van die overeenkomst vanwege een door Sodexo gemaakte rekenfout, maar die rekenfout levert geen ernstige beroepsfout op, als gevolg waarvan de Staat Sodexo in het kader van de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak mocht uitsluiten.
Partij(en)
Rechtbank Den Haag
Team Handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/454680 / KG ZA 13-1302
Vonnis in kort geding van 18 februari 2014
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Sodexo B.V.,
gevestigd te Capelle aan den IJssel,
eiseres,
advocaat mr. A.C.M. Fischer-Braams te Rijswijk,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
de Staat der Nederlanden, (Ministerie van Economische Zaken),
zetelend te Den Haag,
gedaagde,
advocaat mr. A.L.M. de Graaf te Den Haag.
Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Sodexo’ en ‘de Staat’.
1. De feiten
Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 7 februari 2014 wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
1.1.
Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft, als onderdeel van de Staat en namens de Rechtspraak, in juni 2013 een ‘Aanbesteding Restauratieve Voorzieningen voor de Rechtspraak’, hierna ‘de Opdracht’, uitgeschreven, met als doel het sluiten van een raamovereenkomst. De Opdracht is verdeeld in 11 percelen en heeft een minimale looptijd van drie jaar en een maximale looptijd van acht jaar. Eveneens in juni 2013 heeft het Ministerie van EZ een aanbesteding uitgeschreven voor het verzorgen van restauratieve voorzieningen voor het Kerndepartement van EZ.
1.2.
Op 6 augustus 2013 heeft Sodexo voor alle percelen van de Opdracht ingeschreven. De inschrijving en de bij de inschrijving overgelegde verklaringen zijn alle ondertekend door [A]. Bij de inschrijving heeft Sodexo een volmacht d.d. 24 juli 2013 overgelegd, ondertekend door [B] (CEO) en [C] (CFO) namens de directie van Sodexo Nederland B.V., de holdingmaatschappij van Sodexo, Sodexo Altys B.V. en Sodexo Prestige B.V., waarop is vermeld dat [A] bevoegd is tot het ondertekenen van de voor de aanbesteding nodige documenten. In de aanhef van deze volmacht is vermeld: Betreft: Volmacht ten behoeve van de aanbesteding restauratieve voorzieningen De Rechtspraak”.
1.3.
Op 7 augustus 2013 heeft Sodexo ingeschreven op de aanbesteding voor het Kerndepartement van EZ.
1.4.
Nadat de Staat op 12 augustus 2013 een toelichting aan Sodexo had gevraagd op haar inschrijving voor wat betreft het aantal uren inzet van personeel per maand en Sodexo deze toelichting op dezelfde dag had verstrekt, is de opdracht ten behoeve van het Kerndepartement van EZ op 13 september 2013 definitief aan Sodexo gegund. Op 7 november 2013 heeft Sodexo een overeenkomst met de Staat gesloten voor het verzorgen van restauratieve voorzieningen ten behoeve van het Kerndepartement van EZ, hierna ‘de Overeenkomst’.
1.5.
Desgevraagd heeft Sodexo op 3 oktober 2013 nog aanvullende stukken overgelegd in het kader van de inschrijving op de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak, waaronder uittreksels uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel, de statuten en de volmacht van de directie d.d. 24 juli 2013.
1.6.
Bij brief van 18 oktober 2013 heeft de Staat ter zake van de Opdracht aan Sodexo meegedeeld dat de percelen 2, 3, 5, 6 en 11 voorlopig aan haar zijn gegund en dat zij met betrekking tot de overige percelen niet voor gunning in aanmerking komt.
1.7.
Op 2 december 2013 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [D], sales director bij Sodexo, en [E], Manager Facilitair, Huisvesting en Inkoop/Coördinerend directeur Inkoop van het Ministerie van EZ. Tijdens dit gesprek heeft [D] te kennen gegeven dat Sodexo in het kader van haar inschrijving op de opdracht ten behoeve van het Kerndepartement van EZ een rekenfout heeft gemaakt, waardoor zij een verlies van € 250.000,-- per jaar zal lijden. Op verzoek van [E] heeft [D] het standpunt van Sodexo in een brief van 3 december 2013 weergegeven. Deze brief vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“(…)
Zoals besproken op 2 december 2013 heeft Sodexo B.V. in haar inschrijving aan Ministerie van Economische zake inzake de aanbesteding Cateringdiensten fouten gemaakt waardoor Sodexo B.V. in alle redelijkheid niet kan voldoen aan haar inschrijving.(…)
Vervolgens hebben wij in ons constructieve gesprek twee mogelijke oplossingsrichtingen verkend, te weten “niet opstarten” en “opstarten per 1.1.2014 en spoedig ontbinden”. U heeft aangegeven mogelijke gevolgen van beide twee opties te willen onderzoeken.
(…)”.
1.8.
Zowel [D] als [E], voornoemd, hebben ten overstaan van een notaris een verklaring onder ede afgelegd met betrekking tot de inhoud van het gesprek dat zij op 2 december 2013 met elkaar hebben gevoerd. De strekking van de verklaring van [D] is dat het gesprek een verkennend karakter droeg, dat er twee mogelijke oplossingsrichtingen besproken zijn en dat niet is meegedeeld dat Sodexo reeds een beslissing genomen had, terwijl de strekking van de verklaring van [E] is dat [D] heeft meegedeeld dat het hoofdkantoor van Sodexo in Parijs heeft besloten dat Sodexo de Overeenkomst niet meer mocht uitvoeren en dat [E] uit de mededelingen van [D] niet heeft kunnen afleiden dat sprake was van een verkennend gesprek of dat Sodexo nog overwoog om de Overeenkomst na te komen.
1.9.
Bij brief van 6 december 2013 heeft de Staat – voor zover hier van belang – het volgende aan Sodexo meegedeeld:
“(…)
In het voornoemde gesprek – bevestigd in voornoemde brief van 3 december jl. – deelde u mij mede dat in de inschrijving fouten zijn gemaakt van een zodanige aard dat Sodexo ‘in alle redelijkheid niet kan voldoen aan haar inschrijving’. U stelt mij twee mogelijke oplossingsrichtingen voor, die beide in feite op hetzelfde neerkomen: een ‘niet opstarten’ en een ‘opstarten gevolgd door een spoedig ontbinden’ van de overeenkomst. Beide oplossingen komen neer op een onmiddellijk respectievelijk op een korte termijn ontbinden van de met u gesloten overeenkomst. Dit betekent dat Sodexo de gedane inschrijving niet gestand kan en wil doen en de met u gesloten overeenkomst niet langer wil nakomen. Een nadere termijn stellen om u alsnog in de gelegenheid te stellen de overeengekomen verplichtingen na te komen, acht ik dan ook niet zinvol.
Aangenomen moet worden dat, nu vaststaat dat Sodexo haar inschrijving niet gestand wil doen en de gesloten overeenkomst wil ontbinden nog voordat daaraan uitvoering is gegeven, Sodexo reeds thans toerekenbaar tekort schiet in de nakoming van haar verplichtingen.
(…)”.
Sodexo is voorts aansprakelijk gehouden voor de schade die de Staat (het Ministerie van EZ) lijdt en voorts is aan haar meegedeeld dat op korte termijn een nieuwe aanbesteding zal worden gestart, maar dat Sodexo voor die aanbesteding niet zal worden uitgenodigd.
1.10.
Bij brief van 10 december 2013 heeft Sodexo (samengevat) aan de Staat meegedeeld dat het standpunt van de Staat zoals dat is verwoord in zijn brief van 6 december 2013 wat Sodexo betreft voorbarig is, dat zij aansprakelijkheid van de hand wijst en dat zij het er niet mee eens is dat zij wordt uitgesloten van een meervoudig onderhandse aanbesteding.
1.11.
De Staat heeft op 10 december 2013 schriftelijk aan Sodexo meegedeeld dat hij zich voor wat betreft alle percelen van de Opdracht beraadt over de verdere voortgang van de aanbestedingsprocedure en dat de Staat heeft besloten het gunningsvoornemen voor alle percelen in te trekken.
1.12.
Op 13 december 2013 heeft de Staat de Overeenkomst per direct ontbonden en Sodexo aansprakelijk gesteld voor alle schade.
1.13.
Op verzoek van Sodexo heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank het inmiddels door Sodexo aanhangig gemaakte kort geding, waarin zij wenste op te komen tegen de afwijzende beslissing van de Staat van 18 oktober 2013 en waarvan de mondelinge behandeling gepland was op 17 december 2013, pro forma aangehouden.
1.14.
Bij brief van 20 december 2013 heeft de Staat aan Sodexo Nederland B.V. meegedeeld dat de beoordeling van de inschrijvingen op de Opdracht niet juist is verlopen, zodat een herbeoordeling zal worden uitgevoerd. Voort is meegedeeld dat Sodexo (Nederland B.V.) wordt uitgesloten van verdere deelname aan de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak. In deze brief is – voor zover hier van belang – het volgende vermeld:
“(…)
2.3.
In onderhavige aanbesteding is door de Staat de uitsluitingsgrond uit artikel 2.87, eerste lid, sub c,, van de Aanbestedingswet 2012 “het begaan van een ernstige beroepsfout” van toepassing verklaard (…).
(…)
2.6.
In casu heeft Sodexo een overeenkomst gesloten en de Staat tot op het laatste moment in de veronderstelling gelaten dat nakoming van deze overeenkomst zou plaatsvinden. Zij heeft drie maanden ná definitieve gunning van de overeenkomst en vier weken voorafgaand aan de start van de uitvoering echter simpelweg te kennen gegeven geen uitvoering te zullen geven aan de overeenkomst. Het geheel niet nakomen van een overeenkomst betreft de meest vergaande en ernstigste vorm van niet-nakomen die denkbaar is, zodat onmiskenbaar en in lijn met het oordeel van het Hof van Justitie sprake is van een ernstige beroepsfout. Het moet voor iedere weldenkende marktpartij voldoende duidelijk zijn dat het op deze wijze in de kou laten staan van een opdrachtgever van zodanige ernst en omvang is, dat dit heeft te gelden als een ‘ernstige fout’ met consequenties voor toekomstige opdrachten.
2.7. (…)
In onderhavig geval heeft deze ernstige beroepsfout de professionele geloofwaardigheid van Sodexo en het vertrouwen van de Staat in Sodexo dusdanig aangetast dat van Sodexo niet verwacht kan worden dat hij direct daarop weer een belangrijke opdracht aan Sodexo toevertrouwt. De Staat acht uitsluiting in dit geval dan ook proportioneel.
(…)
4.2.
Wellicht ten overvloede merkt de Staat tevens op dat Sodexo ook niet in aanmerking kan komen voor gunning, omdat haar inschrijving niet rechtsgeldig is ondertekend. De inschrijving van Sodexo is ondertekend door de heer [A]. De heer [A] is volgens het uittreksel van de kamer van koophandel niet vertegenwoordigingsbevoegd. Bij de inschrijving van Sodexo zit wel een volmacht gevoegd aan de heer [A], maar deze volmacht is niet afkomstig van de inschrijver, Sodexo B.V., maar van Sodexo Nederland B.V. Het afgeven van een volmacht namens Sodexo Nederland B.V. kan niet leiden tot een rechtsgeldige vertegenwoordiging van Sodexo B.V. ook om deze reden kan de inschrijving van Sodexo niet in de herbeoordeling worden meegenomen.
(…)”.
1.15.
Op 23 december 2013 heeft Sodexo bij brief aan de advocaat van de Staat gereageerd op de brief van 20 december 2013. In die brief heeft Sodexo (samengevat) betwist dat de inschrijving niet rechtsgeldig is ondertekend en heeft zij bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Staat om Sodexo uit te sluiten van verdere deelname aan de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak vanwege een vermeende ernstige beroepsfout. Daarbij heeft Sodexo zich tevens uitdrukkelijk bereid verklaard om de Overeenkomst alsnog na te komen.
1.16.
Omdat Sodexo zich niet kan vinden in de beslissing van de Staat van 20 december 2013, heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om voortzetting van het kort geding, waarbij zij (de grondslag van) haar eis heeft gewijzigd.
2. Het geschil
2.1.
Sodexo vordert – na wijziging van eis en zakelijk weergegeven – primair (1) de Staat te gebieden de ontbinding van de Overeenkomst ongedaan te maken, althans deze buiten effect te laten; (2) de Staat te gebieden om een eventuele onderhandse aanbestedingsprocedure ten behoeve van het kerndepartement van EZ te staken; (3) de Staat te gebieden de Overeenkomst na te komen; (4) de Staat te gebieden te gehengen en te gedogen dat Sodexo de opdracht ten behoeve van het kerndepartement van EZ (verder) uitvoert; (5) de Staat te gebieden om de ongeldigverklaring van de inschrijving van Sodexo op c.q. haar uitsluiting van de Opdracht in te trekken; (6) de Staat te gebieden om de inschrijving van Sodexo mee te nemen in de herbeoordeling van de inschrijvingen op de Opdracht; (7) de Staat te gebieden om in het kader van een herbeoordeling ook alle andere inschrijvingen te onderwerpen aan een zorgvuldig onderzoek en (8) de Staat te verbieden om de aanbesteding Restauratieve voorzieningen voor de Rechtspraak in te trekken, althans hem te gebieden om ook Sodexo uit te nodigen indien de aanbesteding wordt ingetrokken en de opdracht wordt geplaatst via een meervoudig onderhandse aanbestedingsprocedure. Subsidiair vordert Sodexo een in goede justitie te bepalen voorziening te treffen die recht doet aan de belangen van Sodexo, het primair en subsidiair gevorderde op straffe van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proceskosten en de nakosten.
2.2.
Daartoe stelt Sodexo het volgende. De Staat heeft Sodexo ten onrechte uitgesloten van deelname aan de aanbesteding voor restauratieve voorzieningen ten behoeve van de Rechtspraak. Anders dan de Staat heeft betoogd heeft [A] de inschrijving op die aanbesteding krachtens volmacht rechtsgeldig namens Sodexo ondertekend. Uit de van Sodexo Nederland B.V. afkomstige volmacht blijkt immers dat deze specifiek betrekking heeft op de inschrijving op de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak. Dat Sodexo Nederland B.V. tevens de holdingmaatschappij is van Sodexo Altys B.V. en Sodexo Prestige B.V. leidt in dit verband niet tot onduidelijkheid, aangezien alleen Sodexo heeft ingeschreven op de aanbesteding. Voorts heeft Sodexo in het kader van de aanbesteding ten behoeve van het Kerndepartement van EZ krachtens een identieke volmacht gehandeld en hiertegen zijn van de zijde van de Staat geen bezwaren naar voren gebracht. Voor zover een en ander tot onduidelijkheid bij de Staat zou hebben geleid, had het op zijn weg gelegen om daarover opheldering te vragen bij Sodexo. Door dit na te laten heeft de Staat in strijd met het proportionaliteitsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel gehandeld.
Sodexo kan zich evenmin verenigen met de tweede reden die de Staat voor de uitsluiting van Sodexo heeft gegeven. Van een ernstige beroepsfout omdat Sodexo de Overeenkomst bewust niet is nagekomen, is immers geen sprake. Partijen hebben voorafgaand aan het sluiten van de Overeenkomst en ook nadien veelvuldig contact met elkaar gehad en zij hebben veel energie gestoken in de implementatie van de Overeenkomst. Toen duidelijk werd dat Sodexo een rekenfout had gemaakt, hebben partijen op 2 december 2013 een verkennend gesprek gevoerd, waarbij twee oplossingsrichtingen zijn besproken. Hieruit blijkt echter geenszins dat Sodexo haar inschrijving niet gestand zou willen doen en aansprakelijkheid van de hand wijst. De ontbinding van de Overeenkomst, die heeft plaatsgevonden zonder aanmaning of ingebrekestelling, is dan ook onrechtmatig en kan in het kader van de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak niet aan Sodexo worden tegengeworpen, nog daargelaten dat de Staat de brief van 20 december 2013 heeft gericht aan Sodexo Nederland B.V., zodat niet duidelijk is tot wie de uitsluiting van deelname zich richt.
Gelet op het voorgaande dient de Staat de ontbinding van de Overeenkomst ongedaan te maken en de Overeenkomst na te komen. Voorts dient de Staat de uitsluiting/ongeldigverklaring van Sodexo in het kader van de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak in te trekken en de inschrijving van Sodexo mee te nemen in de herbeoordeling.
2.3.
De Staat voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.
3. De beoordeling van het geschil
3.1.
Tussen partijen is in geschil of de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door de Overeenkomst met Sodexo te ontbinden en voorts of hij Sodexo op goede gronden heeft mogen uitsluiten van deelname aan de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak. Deze geschilpunten zullen hierna achtereenvolgens worden besproken.
Ontbinding van de Overeenkomst onrechtmatig?
3.2.
De aanleiding voor de Staat om de Overeenkomst te ontbinden wordt gevormd door de inhoud van het gesprek tussen partijen op 2 december 2013, tijdens welk gesprek Sodexo de Staat ervan op de hoogte heeft gesteld dat er een rekenfout was gemaakt in de inschrijving en dat nakoming van de Overeenkomst tot aanzienlijke schade voor Sodexo zou leiden. Over de (verdere) inhoud van het gesprek verschillen partijen van mening. Sodexo stelt zich op het standpunt dat het een verkennend gesprek betrof, waarin partijen hebben gesproken over mogelijke oplossingen en waarbij Sodexo niet heeft bedoeld te zeggen dat zij de Overeenkomst niet zal nakomen, terwijl de Staat naar voren heeft gebracht dat Sodexo tijdens het gesprek heeft meegedeeld dat haar bestuur in Parijs reeds besloten had dat de Overeenkomst niet zou worden uitgevoerd en dat Sodexo derhalve niet zou nakomen. Sodexo heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet op ondubbelzinnige wijze aan de Staat kenbaar gemaakt dat nakoming van de Overeenkomst nog tot de mogelijkheden behoorde (een mededeling van die strekking heeft Sodexo pas gedaan, nadat haar gebleken was dat de Staat haar had uitgesloten van deelname aan de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak), zodat de Staat met die mogelijkheid geen rekening heeft hoeven houden. Derhalve mocht de Staat er van uitgaan dat de Overeenkomst – ook in de visie van Sodexo – in ieder geval op korte termijn zou worden ontbonden. Tegen die achtergrond heeft de Staat mogen begrijpen dat Sodexo geen uitvoering zou geven aan de Overeenkomst, althans dat aan die uitvoering snel een einde zou komen, en is zijn gebrek aan vertrouwen in de nakoming door Sodexo naar voorlopig oordeel gerechtvaardigd. Derhalve stond het de Staat vrij om de Overeenkomst te ontbinden. Voor toewijzing van het gevorderde zoals hiervoor onder 2.1. onder (1) tot en met (4) omschreven, bestaat dan ook geen aanleiding.
Uitsluiting van deelname aan de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak
3.3.
De vraag die vervolgens ter beantwoording voor ligt is of hetgeen is voorgevallen in het kader van de aanbesteding ten behoeve van het Kerndepartement van EZ in de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak in redelijkheid kan worden aangemerkt als een ernstige fout in de uitoefening van het beroep, die er op grond van het bepaalde in artikel 2.87, eerste lid, sub c, Aanbestedingswet 2012 toe leidt dat Sodexo van deelname aan die aanbesteding wordt uitgesloten en of dat Sodexo vanwege de ongeldigheid van de ondertekening van haar inschrijving mocht worden uitgesloten. De voorzieningenrechter beantwoordt die vragen ontkennend. Redengevend daarvoor is het volgende.
3.4.
Anders dan de Staat heeft betoogd is niet aannemelijk geworden dat het een bewuste en weloverwogen keuze van Sodexo is geweest om de Overeenkomst niet na te komen. Hoewel de Staat de Overeenkomst op goede gronden heeft ontbonden, aangezien hij – zoals hiervoor reeds is overwogen – uit de gedragingen van Sodexo heeft mogen begrijpen dat Sodexo de Overeenkomst niet zou nakomen, betekent dit nog niet dat ook sprake is van een ernstige beroepsfout aan de zijde van Sodexo, die van invloed is op haar professionele geloofwaardigheid. Weliswaar kan de niet-nakoming van contractuele verplichtingen onder omstandigheden worden aangemerkt als een fout bij de beroepsuitoefening, maar in het onderhavige geval is opzet of ernstige nalatigheid aan de zijde van Sodexo, als gevolg waarvan Sodexo de Overeenkomst niet is nagekomen, voorshands niet aannemelijk geworden. Weliswaar zijn van de zijde van de Staat twijfels geuit met betrekking tot de door Sodexo gestelde rekenfout en heeft hij betoogd dat Sodexo geen enkele steekhoudende onderbouwing voor deze rekenfout heeft gegeven, maar dit rechtvaardigt – tegenover de stellingen van Sodexo – naar voorlopig oordeel niet het standpunt dat Sodexo de Staat doelbewust heeft misleid en de rekenfout slechts aan de orde heeft gesteld om onder nakoming van de Overeenkomst uit te komen. Dat Sodexo pas kort voor de daadwerkelijke implementatie van de Overeenkomst melding heeft gemaakt van de rekenfout maakt dit niet anders, aangezien Sodexo voldoende aannemelijk gemaakt dat deze fout pas ten volle zichtbaar werd naar aanleiding van tussen partijen gevoerde implementatiebesprekingen. In het licht van de hiervoor vermelde omstandigheden is de voorzieningenrechter van oordeel dat het maken van een rekenfout, de inhoud van het naar aanleiding daarvan gevoerde gesprek op 2 december 2013 en het aandeel van Sodexo in de ontbinding van de Overeenkomst niet zodanig ernstig zijn, dat – zoals de Staat heeft betoogd – sprake is van een ernstige beroepsfout en al evenmin dat deze de vergaande consequentie van uitsluiting van deelname van Sodexo aan de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak rechtvaardigt. Daar komt nog bij dat de Staat heeft nagelaten een grondig en onafhankelijk onderzoek in te stellen, maar Sodexo direct, zonder hoor en wederhoor toe te passen, heeft uitgesloten van de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak, hetgeen gelet op de omstandigheden van het geval naar voorlopig oordeel als in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel en als disproportioneel moet worden aangemerkt. Deze eerste door de Staat genoemde grondslag kan zijn beslissing om de inschrijving van Sodexo ter zijde te leggen dan ook niet dragen.
3.5.
Voor zover de Staat aan zijn motivering om Sodexo van deelname aan de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak uit te sluiten ten grondslag heeft gelegd dat de inschrijving van Sodexo niet rechtsgeldig is ondertekend, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Weliswaar is op het briefpapier waarop de volmacht op 24 juli 2013 is verstrekt vermeld dat Sodexo Nederland B.V. de holdingmaatschappij is van Sodexo, Sodexo Altys B.V. en Sodexo Prestige B.V., zodat de volmacht strikt genomen ook betrekking zou kunnen hebben op een andere vennootschap dan Sodexo, maar gelet op de omstandigheid dat op de volmacht is vermeld dat deze betreft “Volmacht ten behoeve van de aanbesteding restauratieve voorzieningen De Rechtspraak” en alleen Sodexo in het kader van die aanbesteding een inschrijving heeft ingediend, is de voorzieningenrechter van oordeel dat het voor de Staat duidelijk had moeten zijn dat deze volmacht is verleend met betrekking tot Sodexo. Zou er al sprake zijn van onduidelijkheid dan had het op de weg van de Staat gelegen om bij Sodexo om opheldering te vragen, hetgeen hij heeft nagelaten. [A] was derhalve bevoegd om de inschrijving en de daarbij behorende stukken – krachtens volmacht van Sodexo Nederland B.V. – namens Sodexo te ondertekenen, zodat de Staat Sodexo naar voorlopig oordeel ook om die reden niet heeft mogen uitsluiten van deelname vanwege een ongeldige inschrijving.
3.6.
Slotsom van het voorgaande is dat de vorderingen, zoals hiervoor in 2.1. onder (5) en (6) weergegeven, zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna onder de beslissing wordt vermeld. Daarbij zal geen termijn worden bepaald voor de herbeoordeling, aangezien het bewaken van de voortgang van de aanbesteding naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voorbehouden aan de Staat. Gelet op voormelde toewijzing kan hetgeen Sodexo heeft gesteld met betrekking tot de vraag tot wie de uitsluiting van deelname, zoals vermeld in de brief van 20 december 2013 van de Staat aan Sodexo Nederland B.V., zich richt en met betrekking tot de omstandigheid dat ontbinding van de Overeenkomst niet valt onder de reikwijdte van de bij de inschrijving verlangde Eigen Verklaring, hier verder onbesproken blijven.
3.7.
De Staat heeft onweersproken aangevoerd dat hij ook zonder dwangsom gehoor zal geven aan dit vonnis. Oplegging van een dwangsom is in dit geval dan ook niet passend, zodat de daartoe strekkende vordering wordt afgewezen.
3.8.
De vordering zoals omschreven in 2.1. onder (7) wordt afgewezen. Van de zijde van Sodexo is immers onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de Staat de overige inschrijvingen op de aanbesteding ten behoeve van de Rechtspraak niet op een zorgvuldige wijze heeft beoordeeld, zodat voor een herbeoordeling van die inschrijvingen geen aanleiding bestaat. Ook de vordering zoals vermeld in 2.1. onder (8) wordt afgewezen. Gesteld noch gebleken is dat de Staat voornemens is de aanbesteding in te trekken, terwijl de wijze waarop de aanbestedingsprocedure wordt voorgezet, evenals – zoals hiervoor reeds is overwogen – de termijn voor de herbeoordeling, tot het domein van de aanbestedende dienst behoort.
3.9.
In de omstandigheid dat partijen over en weer gedeeltelijk in het (on-)gelijk zijn gesteld, wordt aanleiding gevonden te bepalen dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- gebiedt de Staat om binnen twee weken na de datum van dit vonnis de ongeldigverklaring van de inschrijving van Sodexo op de 11 percelen, c.q. haar uitsluiting in het kader van de aanbesteding Restauratieve voorzieningen voor de Rechtspraak in te trekken;
- gebiedt de Staat om de inschrijving van Sodexo op de 11 percelen mee te nemen in het kader van de herbeoordeling van de inschrijvingen ten behoeve van de aanbesteding Restauratieve voorzieningen;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.H.I.J. Hage en in het openbaar uitgesproken op 18 februari 2014.
mvt