Einde inhoudsopgave
Besluit diëtist, ergotherapeut, logopedist, mondhygiënist, oefentherapeut, orthoptist en podotherapeut
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-08-2011
- Bronpublicatie:
06-07-2011, Stb. 2011, 366 (uitgifte: 19-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-08-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-07-2011, Stb. 2011, 366 (uitgifte: 19-07-2011, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Het aspect diagnostiek en behandeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om in het kader van diagnostiek en behandeling van ziekte gerelateerde voedingsproblemen, volgens de vigerende beroeps- en gezondheidszorgstandaarden, op methodische wijze de volgende interventies voor te bereiden, uit te voeren, te evalueren, bij te stellen en af te ronden:
- a.
het in het kader van het diëtistische onderzoek bij de patiënt afnemen van een anamnese;
- b.
het stellen van een diëtistische diagnose;
- c.
het opstellen van een behandelplan of advies, zo nodig na afstemming met andere disciplines;
- d.
het bieden van individuele voedings- en dieetadvisering;
- e.
het op methodische wijze overdragen van informatie over voeding en diëten;
- f.
het door middel van begeleiding en coaching bewerkstelligen van therapietrouw en gedragsverandering;
- g.
het adequaat registreren van verzamelde gegevens;
- h.
het uitvoeren van evaluaties, zowel tussentijds als aan het einde van de behandeling, het afsluiten van de behandeling en het rapporteren aan de verwijzer;
- i.
het in het kader van preventie bij een persoon signaleren van ongezond voedingsgedrag en ongezonde leefwijzen;
- j.
het in het kader van leefstijlcoaching bij een persoon teweegbrengen van veranderingen in voedingsgedrag en van een gezonde leefstijl;
- k.
het regisseren van gezondheidsbevorderende interventies bij door voeding beïnvloedbare ziekten of klachten;
- l.
het met andere zorgverleners waarborgen van effectieve en efficiënte voedings- en dieetzorg;
- m.
zo nodig terugverwijzing naar de arts.
2.
Het aspect communicatie en samenwerking is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
effectief te communiceren met de patiënt en, in daarvoor in aanmerking komende gevallen, met diens naaste betrekkingen;
- b.
in het kader van formele relaties, intern en extern te communiceren met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en gesprekspartners werkzaam in zowel een preventieve als curatieve setting;
- c.
een functionele samenwerkingsrelatie met de patiënt aan te gaan, te onderhouden en af te ronden;
- d.
met andere beroepsbeoefenaren in de gezondheidszorg en gesprekspartners in en buiten de organisatie professioneel overleg te voeren en samen te werken.
3.
Het aspect preventie en gezondheidsvoorlichting is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
in het kader van preventie doelgerichte voedingsvoorlichting en -informatie te geven met gezondheidsbevordering als doel;
- b.
in het kader van therapietrouw en gedragsverandering de patiënt tijdens de behandeling op methodische wijze voor te lichten;
- c.
bij te dragen aan het opstellen en implementeren van het preventiebeleid van de organisatie.
4.
Het aspect kwaliteitszorg en innovatie is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
de eigen zorg- en dienstverlening op effectiviteit en efficiëntie te analyseren, daaraan conclusies te verbinden en deze zo nodig planmatig te verbeteren;
- b.
aan de patiënt verantwoording af te leggen over effectiviteit en efficiëntie van de zorg- en dienstverlening;
- c.
kwaliteitsinstrumenten van de beroepsgroep adequaat te gebruiken;
- d.
een bijdrage te leveren aan de kwaliteit van de voedingszorg- en dienstverlening binnen een afdeling dan wel organisatie en deze op effectiviteit en efficiëntie te analyseren en daaraan conclusies te verbinden;
- e.
onderzoek te initiëren en uit te voeren naar de effecten van voeding op gezondheid;
- f.
nieuwe interventies of nieuwe interventiemethodieken of -producten te ontwikkelen in het kader van voeding en gezondheid;
- g.
nieuw ontwikkelde kennis en innovaties uit te dragen en te publiceren;
- h.
algemeen maatschappelijke en beroepsspecifieke innovaties te integreren in het eigen professionele handelen.
5.
Het aspect praktijk- en bedrijfsvoering is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
vanuit een gezondheids- en marktperspectief een bijdrage te leveren aan het voedingsbeleid, de praktijkvoering en het beheer van de afdeling dan wel organisatie;
- b.
al dan niet met anderen tot een effectieve en efficiënte praktijk- en bedrijfsvoering te komen;
- c.
effectief leergedrag bij stagiaires en nieuwe collega’s te stimuleren, zodat beginnende diëtisten op professionele wijze bijdragen aan het realiseren van de doelstellingen van de organisatie;
- d.
middelen en materialen te beheren, zodat de dienstverlening aan de cliënt vanuit de organisatie effectief en efficiënt verloopt;
- e.
nieuw beleid te volgen en te initiëren zodat de dienstverlening in de toekomst wordt gewaarborgd.
6.
Het aspect beroepsontwikkeling is zo ingericht dat betrokkene in staat is om:
- a.
het beroep uit te oefenen overeenkomstig de geldende professionele richtlijnen en de stand van de wetenschap en de geldende waarden en opvattingen die patiënten hebben ten aanzien van voedings- en dieetzorg;
- b.
ethische vraagstukken die zich voordoen bij de diëtistische handelingen te onderkennen en hanteren;
- c.
te handelen vanuit een juist begrip van wettelijke regelingen en andere regelingen betreffende de beroepsuitoefening van de diëtist;
- d.
te handelen vanuit een juist inzicht in de epidemiologie en de behoefte aan voedings- en dieetzorg van de bevolking als geheel en de daartoe te hanteren verzorgingsmogelijkheden, zowel collectief als individueel;
- e.
prioriteiten te stellen voor te verlenen voedings- en dieetzorg in overeenstemming met de beschikbare middelen, de behandelingsnoodzaak en de eigen vraag naar zorg van de cliënt;
- f.
te handelen vanuit een juist inzicht in de structuur en financiering van de organisatie en de gezondheidszorg gericht op de voedings- en dieetzorg;
- g.
op een effectieve manier wetenschappelijke informatie te verwerven, te verwerken en toe te passen in het beroepsmatige handelen;
- h.
te reflecteren op het eigen beroepsmatige handelen en dit op basis hiervan verder te ontwikkelen;
- i.
de eigen professionaliteit voortdurend te ontwikkelen op basis van nieuwe situaties in de samenleving of het beroepsdomein;
- j.
anderen te begeleiden in hun beroepsontwikkeling;
- k.
bij te dragen aan de ontwikkeling van de professie.