Rb. Oost-Nederland, 07-03-2013, nr. AK, ZWO, 13, 432
ECLI:NL:RBONE:2013:1962
- Instantie
Rechtbank Oost-Nederland
- Datum
07-03-2013
- Zaaknummer
AK_ZWO_13_432
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBONE:2013:1962, Uitspraak, Rechtbank Oost-Nederland, 07‑03‑2013; (Voorlopige voorziening)
Uitspraak 07‑03‑2013
Inhoudsindicatie
Omgevingsvergunning verleend voor het houden van een vlooienmarkt op perceel Vliegbasis Twente in maart en oktober 2013; afwijzing verzoek een voorlopige voorziening te treffen.
RECHTBANK OOST-NEDERLAND
Team bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/437 en Awb 13/432
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
V.O.F. H.J. Busscher en Zn.,
gevestigd te Weerselo, verzoekster 1,
de Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente,
gevestigd te Enschede, verzoekster 2,
[verzoekster]
wonende te Enschede, verzoekster 3,
[verzoeker]
wonende te Enschede, verzoeker 4,
tezamen verzoekers,
gemachtigde: mr. I.C. Dunhof-Lampe,
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede,
verweerder.
Derde belanghebbende:
Antiekhuis De Koperen Bol B.V. ,
gevestigd te Enschede, vergunninghoudster13/437
Procesverloop
Bij besluit van 20 februari 2013 (kenmerk V-2013-0028) heeft verweerder aan Antiekhuis de Koperen Bol B.V. te Enschede een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, voor het houden van een vlooienmarkt op het perceel Vliegbasis Twente (Oostkamp-west) hangar 11, te Enschede op 9 en 10 maart en 5 en 6 oktober 2013.
Bij besluit van 21 februari 2013 (kenmerk V-2013-0066) heeft verweerder tevens ten behoeve van Antiekhandel De Koperen Bol B.V. de navolgende besluiten genomen:
- -
op grond van artikel 2.25, eerste lid van de Algemene Plaatselijke Verordening Enschede (APV) is een evenementenvergunning verleend voor het houden van de hiervoor genoemde vlooienmarkten;
- -
op grond van artikel 4, derde lid van de Zondagswet is een ontheffing verleend voor het houden van de vlooienmarkten op zondag 10 maart 2013 en zondag 6 oktober 2013 tussen 7.00 uur en 19.00 uur;
- -
op grond van artikel 3, vierde lid van de Winkeltijdenwet is een ontheffing verleend voor de verkoop tijdens het houden van een vlooienmarkt op zaterdag 9 en zondag 10 maart 2013 en zaterdag 5 en zondag 6 oktober 2013 tussen 7.00 uur en 19.00 uur.
Verzoekers hebben tegen beide besluiten bezwaar gemaakt.
Op 26 februari 2013 hebben verzoekers verzocht de voorlopige voorziening te treffen om de in 2013 te houden vlooienmarkten te verbieden.
De verzoeken zijn ter zitting van 6 maart 2013 behandeld. Verzoekers zijn aldaar verschenen in de personen van T.S.G. Busscher, H.L.K. Busscher namens V.O.F. Busscher en Zn en
ir. A.J.G.A. Graas namens de Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (VOLT), allen bijgestaan door hun gemachtigde, mr. I.C. Dunhof-Lampe, voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.H.J. Hassink, ambtenaar in dienst van verweerders gemeente.
Tevens is aldaar vergunninghoudster verschenen in de personen van L.G.M. ten Vergert en
J. Nijhuis.
Voorts is aldaar F.W. Kromhof verschenen, namens Area Development Twente, zijnde de beheerder/verhuurder van hangar 11 op het voormalige luchthaven Twente.
Overwegingen
1. Op grond van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) kan de voorzieningenrechter op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voor zover hierbij het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2. Op 27 december 2012 heeft de derde partij een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan ten einde vlooienmarkten te houden op het perceel Vliegbasis Twente, Hangar 11.
Op 20 februari 2013 heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
Voorts is op 28 december 2012 een aanvraag om een integrale evenementenvergunning ingediend voor voornoemde vlooienmarkten.
Op 21 februari 2013 is de gevraagde vergunning verleend.
Het perceel waarop de vlooienmarkt wordt gehouden ligt binnen de begrenzing van het bestemmingsplan “Buitengebied 1996” en heeft daarin de bestemming “Vliegveld”. Gronden met deze bestemming zijn bestemd voor een vliegveld en voor militaire doeleinden.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de gevraagde activiteit (het houden van vlooienmarkten) in strijd is met het ter plaatste geldende bestemmingsplan.
Evenmin is in geschil dat voor de te houden evenementen zowel een omgevingsvergunning als een evenementenvergunning is vereist.
Verzoekers stellen zich primair op het standpunt dat verweerder niet bevoegd is een omgevingsvergunning af te geven omdat geen sprake is van een evenement, maar van detailhandel.
Subsidiair stellen verzoekers dat geen sprake is van incidenteel gebruik omdat niet slechts het gebied Oostkamp, maar het gehele vliegveldterrein moet worden bezien, in welk geval moet worden geconcludeerd dat het structureel voor allerlei doeleinden en activiteiten wordt gebruikt.
Voorts stellen verzoekers dat niet is onderkend dat de omgevingsvergunning niet uitvoerbaar is omdat het houden van een vlooienmarkt op zondagen in strijd is met de Winkeltijdenwet, de Winkeltijdenverordening van de gemeente Enschede en de Zondagswet.
Voorts is onvoldoende rekening gehouden met de belangen van omwonenden.
Ten aanzien van het spoedeisende belang stellen verzoekers dat de vergunning op zeer korte termijn is afgegeven, waardoor zij genoodzaakt zijn zich tot de voorzieningenrechter te wenden.
Daarnaast stellen verzoekers ook ten aanzien van de evenementenvergunning dat geen sprake is van een evenement, maar van detailhandel om welke reden de aan de vergunning verbonden voorwaarden niet geldig zijn.
Evenmin kan volgens verzoekers ontheffing op grond van de Zondagswet en de Winkeltijdenwet juncto de Winkeltijdenverordening worden verleend voor detailhandel als hier aan de orde. Daarnaast is het college onbevoegd een dergelijk besluit te nemen.
Verweerder stelt zich, kort weergegeven, op het standpunt dat verzoekers, met uitzondering van VOLT, niet als belanghebbende kunnen worden aangemerkt en dat de beide besluiten in stand kunnen worden gelaten.
De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Ontvankelijkheid
Ten aanzien van de ontvankelijkheid stelt de voorzieningenrechter vast dat verzoekster
Van der Nagel en verzoeker Scholten op geruime respectievelijk 850 en 650 meter afstand van hangar 11 wonen. Gelet op die afstand en de geringe ruimtelijke uitstraling van het evenement kunnen zij niet als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) worden aangemerkt. Niet is gebleken dat hun belang zich voldoende van anderen onderscheidt. Ook de omstandigheid dat Scholten, zoals ter zitting door zijn gemachtigde is aangegeven eigenaar is van een aangrenzend perceel, kan er naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet toe leiden dat hij als belanghebbende dient te worden aangemerkt, aangezien tussen zijn perceel en het perceel met de hangar een verhoogd bosperceel is gelegen, waardoor het zicht wordt ontnomen.
Ten aanzien van V.O.F. Busscher (hierna: Busscher) geldt dat deze stelt vanwege concurrentieoverwegingen als belanghebbende te kunnen worden aangemerkt. Dienaangaande oordeelt de voorzieningenrechter dat blijkens het verhandelde ter zitting het marktsegment van Busscher en het marktsegment van de vlooienmarkt verschilt. Bij Busscher betreft het voor een belangrijk deel de verkoop door handelaren, terwijl de vlooienmarkt conform de verleende vergunningen is bedoeld voor de verkoop door particulieren. Reeds hierom acht de voorzieningenrechter onvoldoende aangetoond dat Busscher rechtstreeks in haar belang wordt geraakt. Voor zover van de zijde van Busscher is gesteld dat bij de vorige in hangar 11 gehouden vlooienmarkt ook sprake was van verkoop door handelaren, is de voorzieningenrechter van oordeel dat indien tijdens de vlooienmarkt in afwijking van de vergunningen verkoop door handelaren plaatsvindt, Busscher zich met een handhavingverzoek tot verweerder kan richten.
Tenslotte geldt dat de Vereniging Omwonenden Luchthaven Twente (VOLT) wel als belanghebbende kan worden aangemerkt nu zij zich ten doel heeft gesteld om belangen van de direct omwonenden van de Luchthaven Twente in de ruimste zin te behartigen, waaronder de handhaving van het leef- en woonklimaat.
Ten aanzien van de omgevingsvergunning
Ingevolge het bepaalde in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan.
Artikel 2.12, eerste lid, onder a, 2º van de Wabo, bepaalt dat de omgevingsvergunning voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan slechts kan worden verleend in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 4, achtste lid, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is dit onder meer het geval voor het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.
Ten aanzien van het begrip evenement stelt de voorzieningenrechter vast dat de Wabo en de Bor geen definitie van het begrip evenement bevatten. Aangezien het begrip evenement in nationale wetgeving is opgenomen heeft verweerder, in navolging van de uitspraak van de rechtbank Almelo van 5 december 2012, inzake andere op het voormalige vliegveld Twente gehouden evenementen, voor de uitleg van het begrip aansluiting gezocht bij het algemeen geaccepteerd spraakgebruik. De Van Dale omschrijft het begrip evenement als een georganiseerde, grootschalige publieke gebeurtenis. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de vlooienmarkt als een dergelijk evenement kan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter acht dit, mede gelet op de beschrijving van de activiteiten welke bij de aanvraag is gevoegd, niet onjuist. Ook hier geldt dat de verleende vergunning voor een vlooienmarkt in geschil is. Voor zover er sprake is van detailhandel kunnen verzoekers, zoals hier voor is aangegeven, een handhavingprocedure starten.
Ten aanzien van de door verzoekers opgeworpen stelling dat er ten onrechte een onderverdeling is gemaakt in de gronden waarop het vliegveld is gelegen, volgt de voorzieningenrechter, gehoord partijen ter zitting, de eerder genoemde uitspraak van de rechtbank Almelo, waarin is opgenomen dat het vliegveld in het bestemmingsplan weliswaar als een eenheid wordt gepresenteerd, maar dat het voor de beoordeling in het kader van artikel 4, aanhef en onder 8 van de Bor opgedeeld kan worden in kleinere eenheden. De omvang van het vliegveld (ongeveer 400 hectare), bestaande uit verschillende percelen en de omstandigheid dat de delen van het vliegveld functioneel en qua inrichting verschillen heeft verweerder ertoe gebracht om het vliegveld op te delen in kleinere eenheden in de ‘Structuurvisies gebiedsontwikkeling Luchthaven Twente e.o’. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het noordelijke deel van het vliegveld functioneel en geografisch aanmerkelijk verschilt van het gebied waar Hangar 11 in ligt. Het is niet onredelijk om in het kader van evenementen een onderscheid te maken tussen die verschillende gebieden. De uitstraling van een evenement in het noordelijke gebied, waaronder de noordelijk gelegen taxibanen, heeft immers betrekking op een (grotendeels) ander gebied, dan de uitstraling van een evenement dat in Hangar 11 wordt georganiseerd. Voorts is niet gesteld dat met de verleende vergunning in het gebied Oostkamp-west waar hangar 11 is gelegen, het maximaal toegestane aantal evenementen wordt overschreden.
Ook overigens acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk gemaakt dat de belangen van verzoekers zodanig worden aangetast dat verweerder in redelijkheid niet tot afgifte van de gevraagde vergunning kon overgaan.
Zo acht de voorzieningenrechter niet gebleken dat sprake zal zijn van onaanvaardbare verkeer- en parkeeroverlast. Evenmin is de stelling dat Busscher door de verleende vergunning enig relevant inkomensverlies zou leiden, met enig stuk onderbouwd, nog daargelaten dat het slechts om twee weekenden in het jaar zou gaan terwijl Busscher in ieder geval elke zaterdag zijn detailhandelsactiviteiten op de Weerselose Markt mag ontplooien
Op grond van het bovenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de bestreden besluit tot het verlenen van de omgevingsvergunning in rechte in stand kan worden gelaten.
Ten aanzien van de evenementenvergunning
Vooreerst stelt de voorzieningenrechter vast dat voor zover de door de burgemeester verleende evenementenvergunning en de daarin geïntegreerde ontheffing van de Zondagswet ten onrechte niet namens de burgemeester maar namens verweerder zijn ondertekend, de burgemeester dit gebrek bij besluit van 5 maart 2013 heeft hersteld door de evenementenvergunning en de ontheffing van de Zondagswet alsnog te bekrachtigen.
De voorzieningenrechter stelt vast dat het op grond van artikel 2:25, eerste lid, van de APV verboden is zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren. Ingevolge het bepaalde in artikel 2:24 van de APV wordt, voor zover hier van belang, onder een evenement verstaan: elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van de daarin genoemde gevallen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt kon stellen dat de vlooienmarkt als zodanig is aan te merken. De voorzieningenrechter neemt daarbij in aanmerking dat niet is beoogd dat er sprake is van verkoop door handelaren.
Ingevolge het tweede lid en derde lid van artikel 2:25 zorgt de organisator van het evenement ervoor dat de openbare orde, openbare veiligheid, volksgezondheid en bescherming van het milieu zijn gewaarborgd en kan de burgemeester in dat verband ten allen tijde nadere regels stellen met betrekking tot die belangen. De voorzieningenrechter acht niet gebleken dat deze belangen onvoldoende zijn gewaarborgd.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet is het verboden om op zondag voor 13:00 uur openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven, of daaraan deel te nemen. Ingevolge het derde lid is ook hier de burgemeester bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde bij het eerste lid. Gelet op de aard van het evenement is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester in redelijkheid tot het verlenen van de evenementenvergunning en de hiervoor genoemde ontheffing kon besluiten.
Voor zover verzoekers tevens stellen dat verweerder ten onrechte een ontheffing heeft verleend op grond van artikel 2 en 4 van de Winkeltijdenwet, juncto artikel 8 van de Winkeltijdenverordening, is de voorzieningenrechter van oordeel dat hij niet bevoegd is hierover een oordeel uit te spreken, doch dat hij niet de indruk heeft dat deze bepalingen onjuist zijn toegepast.
Beslissing
De voorzieningenrechter:
- verklaart het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet-ontvankelijk voor zover ingediend door [verzoekster] J. Scholten en VOF Busscher en Zn;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen voor het overige af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Oosterveld, voorzieningenrechter, en door hem en M.W. Hulsman als griffier ondertekend. Uitgesproken in het openbaar op 7 maart 2013.
Afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.