PJ 2020/6
Hoge Raad oordeelt over aan te leggen maatstaf bij een eenzijdig wijzigingsbeding zoals bedoeld in art. 7:613 BW.
HR 29-11-2019, ECLI:NL:HR:2019:1870, m.nt. mr. J. Kaldenberg CPL
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
29 november 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, G. Snijders, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
18/02226
- Conclusie
A-G mr. B.J. Drijber
- Noot
mr. J. Kaldenberg CPL
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS178674:1
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Huurrecht / Huur van bedrijfsruimte
Pensioenen / Pensioensystematiek
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
Burgerlijk procesrecht / Rechtspleging van onderscheiden aard
Financiële planning / Estate planning
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1870, Uitspraak, Hoge Raad, 29‑11‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:645, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑06‑2019
- Wetingang
Art. 7:613 BW
Essentie
Hoge Raad oordeelt over aan te leggen maatstaf bij een eenzijdig wijzigingsbeding zoals bedoeld in art. 7:613 BW.
Samenvatting
De Hoge Raad stelt dat wanneer de werkgever zich beroept op een eenzijdig wijzigingsbeding, de rechter – met inachtneming van alle omstandigheden van het geval – moet beoordelen of het belang van de werkgever bij wijziging van de arbeidsvoorwaarde, ten opzichte van het belang van de werknemer bij ongewijzigde instandhouding van de arbeidsvoorwaarde, zodanig zwaarwichtig is dat het belang van de werknemer op gronden van redelijkheid en billijkheid moet wijken voor het belang van de werkgever.
Partij(en)
Arrest in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.