GiEA Aruba, 13-01-2016, nr. A.R. 934 van 2015
ECLI:NL:OGEAA:2016:37
- Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Datum
13-01-2016
- Zaaknummer
A.R. 934 van 2015
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAA:2016:37, Uitspraak, Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 13‑01‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 13‑01‑2016
Inhoudsindicatie
verjaring aanslag
Partij(en)
Vonnis van 13 januari 2016
Behorend bij A.R. 934 van 2015
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ARUBA BANK N.V.,
gevestigd te Aruba,
hierna ook te noemen: Aruba Bank,
gemachtigde: de advocaat mr. P.R.C. Brown,
tegen:
HET LAND ARUBA ,
gevestigd te Aruba,
hierna te noemen: het Land
gemachtigde: mr. F.G. Geerman-Ruiz.
1. DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek tevens wijziging van eis;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1
Met dagtekening 30 maart 2007 heeft de belastingdienst de definitieve aanslag winstbelasting voor het jaar 2003 opgelegd aan Aruba Bank. Het betreft een door Aruba Bank te betalen bedrag van Afl. 11.299.533,00.
2.2
Aruba Bank heeft op 25 april 2007 bezwaar aangetekend tegen deze aanslag en op dezelfde dag per separate brief een verzoek om uitstel van betaling gedaan.
2.3
Op dit bezwaar respectievelijk dit verzoek is niet schriftelijk beslist.
2.4
Op 15 februari 2012 heeft SIA een aanmaning gestuurd ter zake de aanslag over 2003.
2.5
Bij brief van 13 maart 2012 deelt Aruba Bank mee dat er nog immer niet is beslist op het bezwaarschrift en wordt wederom om uitstel van betaling verzocht. Tevens meldt Aruba Bank dat zij het gehele bedrag van de winstbelasting 2003 betwist.
2.6
Op 22 mei 2012 wordt een dwangbevel ter zake de aanslag 2003 betekend.
2.7
Bij brief van 19 oktober 2012 deelt Aruba Bank mee dat de aanslag over 2003 verjaard is.
2.8
Op 24 juni 2014 dreigt SIA met het leggen van executoriaal beslag ter uitvoerlegging van dwangschriften ter zaken aanslagen winstbelasting over 2001, 2002 en 2003.
2.9
Dezelfde dag heeft Aruba Bank verzet aangetekend tegen de tenuitvoerlegging.
2.10
Op 7 november 2014 is tussen Aruba Bank en SIA een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen ten aanzien van de winstbelastingjaren 2001 tot en met 2010 en de fiscale behandeling van de debiteurenvoorziening in de jaren 2011-2019. De definitieve aanslag 2003 blijft in stand, maar Aruba Bank heeft het recht voorbehouden om zich voor de civiele rechter op verjaring te beroepen.
3. DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
3.1
Aruba Bank vordert na wijziging van eis bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad voor recht te verklaren dat de definitieve aanslag winstbelasting over het jaar 2003 opgelegd aan Aruba Bank met dagtekening 30 maart 2007 is verjaard, met veroordeling van Aruba Bank in de kosten van de procedure
3.2
Aruba Bank legt aan haar vordering het volgende - samengevat - ten grondslag.
Artikel 13 LIDB (oud) regelt dat aanslagen verjaren na verloop van vijf jaar vanaf de aanvang van het jaar waarin de belasting invorderbaar werd. Dat betekent dat de verjaringstermijn voor de aanslag gedateerd 30 maart 2007 is aangevangen op 1 januari 2007. De verjaringstermijn eindigde derhalve op 1 januari 2012. Tussen 30 maart 2007 en 15 februari 2012 is er niets gebeurd. De aanslag 2003 met dagtekening 30 maart 2007 is dan ook verjaard.
3.3
Het Land voert hiertegen - kort weergegeven - het volgend verweer.
Op de eerste plaats stelt het Land dat Aruba Bank niet ontvankelijk is op grond van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen (LD, AB 1988, Gt 12). In artikel 4 is bepaald dat de tenuitvoerlegging van een dwangschrift niet kan worden geschorst dan door verzet, dat betekend dient te worden aan de ontvanger en tevens op straffe van nietigheid binnen een maand aanhangig gemaakt dient te worden bij de rechter in eerste aanleg. Dit laatste heeft Aruba Bank niet gedaan, zodat zij niet ontvankelijk is.
Voor het geval het gerecht deze stelling niet volgt, stelt het Land dat de verjaring is gestuit, omdat op het verzoek om uitstel van betaling op 15 juni 2007 bij beschikking is beslist. Om deze reden is de verjaring in de periode 15 juni 2007 tot en met 11 februari 2012 geschorst geweest. Op 12 februari 2012 heeft SIA Aruba Bank gemaand en op 22 mei 2012 zijn diverse dwangschriften uitgevaardigd. Aldus is de aanslag 2003 tot het jaar 2017 gestuit. Indien het gerecht van mening is dat de aanslag wel is verjaard, stelt het Land dat de verjaarde aanslag door de vaststellingsovereenkomst is omgezet in een afdwingbare verbintenis.
4. DE BEOORDELING
4.1
Als eerste wordt het meest verstrekkende verweer beoordeeld, inhoudende dat Aruba Bank niet-ontvankelijk is. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat de belastingdienst de dwangschriften ter zake de aanslagen winstbelasting 2001, 2002 en 2003 op 12 mei 2012 heeft laten betekenen en dat zij voornemens was om tot executie over te gaan. Vast staat evenwel dat zij het aangekondigde executoriale beslag niet heeft gelegd en derhalve niet tot tenuitvoerlegging is over gegaan. Dit heeft tot gevolg dat een procedure als bedoeld in artikel 4 van de Landsverordening houdende regeling van de invordering van belastingen, bijdragen en vergoedingen door middel van dwangschriften alsmede de rechtspleging inzake belastingen, bijdragen en vergoedingen niet aan de orde was. Dit verweer faalt dan ook.
4.3
De vraag die nu voor ligt is of de aanslag uit 2003, opgelegd op 30 maart 2007, is verjaard. Hiertoe strekt het volgende.
4.4
Op grond van artikel 13 van de Landsverordening invordering directe belastingen, AB 1991, GT 4, zoals die gold tot 1 juni 2014 verjaren kohierbelastingen na verloop van vijf jaar, gerekend van de aanvang van het jaar waarin de belasting invorderbaar werd. Deze verjaring kan worden gestuit door elke invorderingsmaatregel tegen de belastingschuldige alsmede door zijn erkentenis, door woorden of daden van het bestaan van de belastingschuld. Van een dergelijke stuitingshandeling is geen sprake geweest. In de periode 30 maart 2007 tot 15 februari 2012 heeft geen invordering plaats gevonden, noch heeft het Land Aruba Bank schriftelijk meegedeeld dat zij ten aanzien van de aanslag over 2003 haar rechten voorbehoud, evenmin heeft Aruba Bank de belastingschuld over het jaar 2003 erkend. Het enkele feit dat Aruba Bank uitstel van betaling heeft gevraagd impliceert niet dat zij de aanslag 2003 heeft erkend. Integendeel, uit het bezwaarschrift en het uitstelverzoek van 25 april 2007 volgt immers dat Aruba Bank de aanslag 2003 integraal betwist. Aruba Bank heeft dit vervolgens bevestigd in het tweede uitstelverzoek van 13 maart 2012, na ontvangst van de aanmaning op 15 februari 2012. Het Land weet derhalve sinds 25 april 2007 dat Aruba Bank zich niet kan verenigen met de aanslag winstbelasting 2003. De stelling van het Land dat het verzoek om uitstel aangemerkt dient te worden als een stuitingshandeling wordt dan ook verworpen.
4.5
Voor zover er geen stuitingshandeling is geweest, stelt het Land zich op het standpunt dat de verjaring is geschorst gedurende de tijd dat aan Aruba Bank uitstel van betaling was verleend, nu het Land op grond van haar uitstelbeleid niet bevoegd was om invorderingsmaatregelen te treffen. Aldus is volgens het Land de verjaring geschorst in de periode van 15 juni 2007 tot 15 februari 2012, de dag waarop de aanmaning is gedagtekend.
4.6
Dit verweer faalt eveneens. Het Land stelt weliswaar dat zij op 15 juni 2007 positief heeft beslist op het uitstelverzoek, doch heeft desbetreffende beschikking/beslissing niet overgelegd. Dit lag wel op haar weg, nu Aruba Bank stelt dat zij nimmer enige reactie heeft ontvangen op haar verzoek om uitstel. Nu in rechte niet is komen vast te staan dat er formeel is beslist op het uitstelverzoek, heeft de eenzijdige opschorting van de invordering geen schorsende werking. Aldus is de verjaring die aanving op 30 maart 2007 niet geschorst.
4.7.
Uit het voorgaande volgt dat de verjaring gestuit noch geschorst is. Dit heeft tot gevolg dat de aanslag winstbelasting over 2003 met dagtekening 30 maart 2007 op 1 januari 2012 is verjaard. De eerste stuitingshandeling is de aanmaning van 15 februari 2012, doch deze is tardief.
4.8
Voor het geval de aanslag winstbelasting 2003 verjaard zou zijn, stelt het Land dat deze aanslag door de vaststellingsovereenkomst en de verstrekte bankgarantie is omgezet in een afdwingbare verbintenis op grond van artikel 6:5 BWA.
4.9
Ook dit verweer faalt. Uit de vaststellingsovereenkomst volgt dat Aruba Bank de aanslag 2003 nimmer heeft erkend en zelfs een voorbehoud heeft gemaakt ter zake het beroep op verjaring. Aldus is tussen partijen nimmer overeenstemming ontstaan.
4.10
Uit het voorgaande volgt dat het verzoek wordt toegewezen.
4.11
het Land wordt nu zij in het ongelijk is gesteld in de kosten van de procedure veroordeeld.
5. DE UITSPRAAK
De rechter in dit gerecht:
5.1
verklaart voor recht dat de definitieve aanslag winstbelasting 2003 opgelegd aan Aruba Bank met dagtekening 30 maart 2007 is verjaard;
5.2
veroordeelt het Land in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Aruba Bank worden begroot Afl. 1.800,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr.Y.M. Vanwersch, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 januari 2016 in aanwezigheid van de griffier.