HR, 19-06-1985, nr. 22.790
ECLI:NL:HR:1985:2
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19-06-1985
- Zaaknummer
22.790
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:1985:2, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑06‑1985; (Cassatie)
Uitspraak 19‑06‑1985
Inhoudsindicatie
Wet op de Rechterlijke Organisatie. Uitspraak vastgesteld door het voor de meervoudige kamer wettelijk voorgeschreven aantal raadsheren?
Hoge Raad der Nederlanden
Derde kamer
19 juni 1985
Nr. 22.790
Arrest
Gewezen op het beroep in cassatie van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V. te [Z] tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 7 februari 1984 betreffende de aan haar voor het jaar 1975/1976 opgelegde aanslag in de vennootschapsbelasting.
1. Aanslag.
Aan belanghebbende is voor het jaar 1975/1976 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van f. 2.591.311,--.
2. Geding voor het Hof.
Belanghebbende is, na verkregen schriftelijke toestemming van de Inspecteur, op de voet van artikel 26, lid 3, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, van de aanslag rechtstreeks in beroep gekomen bij het Hof.
Het Hof heeft die aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar bedrag van f. 2.002.811,--.
3. Geding in cassatie.
Belanghebbende heeft van ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld.
4. Ambtshalve aanwezig bevonden grond voor cassatie.
De uitspraak van het Hof vermeldt, dat zij ter raadkamer is gedaan de dato 7 februari 1984, door mr. Lievaart, vice-president, als voorzitter, mr. Wolt, raadsheer, en prof. Van Dijck, raadsheer-plaatsvervanger.
Mr. Lievaart was op 7 februari 1984 niet meer lid van het Hof.
De uitspraak is derhalve niet vastgesteld door het voor de meervoudige kamers der gerechtshoven wettelijk voorgeschreven aantal van drie leden en is mitsdien ingevolge het bepaalde in artikel 21 van de Wet op de rechterlijke organisatie nietig.
5. Beslissing.
De Hoge Raad
vernietigt de uitspraak van het Hof en
verwijst het geding naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak in meervoudige kamer met inachtneming van dit arrest.
Aldus gewezen door mrs. Vroom, vice-president, Stol, Jansen, Van der Linde en Roelvink, raden. Uitgesproken door de vice-president voornoemd ter raadkamer van 19 juni 1985, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier mr. Van den Dries.