Hof 's-Gravenhage, 20-12-2005, nr. 2200255105
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8802
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
20-12-2005
- Zaaknummer
2200255105
- LJN
AU8802
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2005:AU8802, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 20‑12‑2005; (Hoger beroep)
Uitspraak 20‑12‑2005
Inhoudsindicatie
Moord en poging tot zware mishandeling
Partij(en)
Rolnummer: 22-002551-05
Parketnummer(s): 09-757450-04
Datum uitspraak: 20 december 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 8 april 2005 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] Marokko, in het jaar 1967,
thans verblijvende in P.I. Haaglanden, P.C.S. Unit 2 te 's-Gravenhage.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 december 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijgesproken en terzake van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf jaar en zes maanden, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep van de verdachte is blijkens een mededeling ter terechtzitting van de raadsman van de verdachte niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak van het onder 2 tenlastegelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voorzover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde heeft gehandeld uit noodweer, dan wel noodweerexces, op grond dat de verdachte stelt dat het slachtoffer in zijn jaszak graaide -in de beleving van de verdachte op zoek naar een mes of schroevendraaier-, waaruit de verdachte kon en mocht opmaken, dat hij zich moest verdedigen tegen een vermeende aanval van het slachtoffer.
Het hof verwerpt dit verweer. De feiten en omstandigheden die aan het verweer ten grondslag zijn gelegd, zijn naar 's Hofs oordeel onvoldoende aannemelijk geworden. Voorzover hierover anders zou moeten worden geoordeeld, heeft te gelden dat deze feiten en omstandigheden niet leiden tot de gevolgtrekking dat aannemelijk is dat de verdachte heeft verkeerd in een situatie waarin noodzakelijke verdediging tegen het slachtoffer geboden was, of dat hij redelijkerwijs kon menen zich tegen het slachtoffer te moeten verdedigen. Het hof neemt hierbij mede in aanmerking dat de verdachte de middag of avond voorafgaand aan de fatale steekpartij ruzie heeft gehad met het latere slachtoffer en tegen anderen heeft gezegd dat hij [slachtoffer] dood zou gaan maken, waarna hij thuis een mes heeft gehaald, het slachtoffer heeft opgezocht op het Spuiplein, op hem is afgelopen en vrijwel direct heeft gestoken met het mes.
Ook overigens is ter terechtzitting geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het
bewezenverklaarde en van de verdachte uitsluit.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde:
Moord.
Ten aanzien van het onder 3 primair bewezenverklaarde:
Poging tot zware mishandeling.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van veertien jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. Verdachte heeft het slachtoffer op het Spuiplein in 's-Gravenhage, naar aanleiding van een ruzie eerder die dag, met een mes zodanig toegetakeld dat deze messteken in hals en borst opliep en vervolgens aan de gevolgen daarvan is overleden. Het delict moord levert een onomkeerbare aantasting op van een der meest fundamentele rechten van een mens, te weten het recht op leven. De brute en niets ontziende wijze waarop verdachte het slachtoffer te lijf is gegaan en de gruwelijke wijze waarop hij het slachtoffer van het leven heeft beroofd, draagt een voor de rechtsorde zeer schokkend karakter.
Voorts heeft de verdachte zich enige tijd eerder schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling, door iemand met een mes in het gezicht te steken. Dat het slachtoffer hieraan geen ernstig letsel heeft overgehouden is een omstandigheid die geenszins aan de verdachte is te danken.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 45, 57, 289 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 3 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 (veertien) jaren.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. M.L.C.C. de Bruijn-Lückers, mr. M.J. Bax-Luhrman en mr. N.C. van Bellen, in bijzijn van de griffier mr. P.M. Tolen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 december 2005.
Mr. N.C. van Bellen is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.