Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/5.5
5.5 De dwangsomregeling ex art. 611a t/m i Rv
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS376741:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
GMvT, p. 16; Brussel 30 mei 2000, Casebook 20 jaar dwangsom, nr. 183; Voorz. Kh. Dendermonde 2 maart 1988, RW 1988-89, 964.
Indien aansprakelijkheid is beperkt of uitgesloten zal dit, gezien het onafhankelijk karakter van de dwangsom, evenmin van invloed zijn op de mogelijkheid om de hoofdveroordeling met een dwangsomveroordeling te versterken, vgl. Rb. Haarlem 1 augustus 2000, KG 2000, 180, zie ook Tijdschrift voor Vervoer en Recht 2000-6, p. 156.
Zie Van Mierlo (Burgerlijke Rechtsvordering), Inleiding Boek 2, titel 5, afd. 3 Rv, aant. 4; Hugenholtz/Heemskerk 2006, p. 272); Lindenbergh (Schadevergoeding), art. 6:100 BW, aant. 13; Roelvink 1989, p. 466; Jongbloed 2005 (T&C Rv) art. 611a Rv, aant. 9, zie wat betreft het Belgisch recht Wagner 2003, p. 13 en 15, alsmede de aldaar genoemde literatuur.
Evenals de dwangsomregeling van 1933 hanteert ook de huidige dwangsomregeling een uitdrukkelijke scheiding tussen dwangsom en schadevergoeding: de Toelichting bepaalt dat in de opzet van de regeling geen enkel verband bestaat tussen doel en omvang van de dwangsom enerzijds en van de schadevergoeding anderzijds.1 Daarenboven brengt de tekst van art. 611a Rv dit met zoveel woorden tot uitdrukking, waar die bepaalt dat de rechter tot een dwangsom kan veroordelen 'onverminderd het recht op schadevergoeding indien daartoe gronden zijn'.2
Heersende opvatting is naar huidig recht dat het aan dwangsommen betaalde bedrag als gevolg van het niet-naleven van de hoofdveroordeling niet op het aan schadevergoeding verschuldigde bedrag in mindering kan worden gebracht.3
Het is interessant te bezien hoe deze opvatting zich met het bepaalde in art. 6:100 BW verhoudt.