Belastingblad 2021/17
Einde van de redelijke termijn in het kader van de immateriële schadevergoeding. Is dat op het moment dat in hoofdzaak geen geschil meer bestaat of op het moment dat uitspraak wordt gedaan inzake de nevenvordering betreffende de proceskostenvergoeding?
Hof Den Haag 04-11-2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:2111, m.nt. J.C. Scherff
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
4 november 2020
- Magistraten
Mrs. R.A. Bosman, I. Obbink-Reijngoud en F.G.F. Peters
- Zaaknummer
BK-20/00342
BK-20/00343
BK-20/00344
BK-20/00345
- Noot
J.C. Scherff
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS248088:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal procesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHDHA:2020:2111, Uitspraak, Hof Den Haag, 04‑11‑2020
Essentie
Einde van de redelijke termijn in het kader van de immateriële schadevergoeding. Is dat op het moment dat in hoofdzaak geen geschil meer bestaat of op het moment dat uitspraak wordt gedaan inzake de nevenvordering betreffende de proceskostenvergoeding?
Uitspraak
Uitspraak
in het geding tussen:
[X] te [Z] , belanghebbende,
(gemachtigde: […] )
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Heffingsambtenaar,
(vertegenwoordigers: […] en […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 30 januari 2020, nrs. ROT 19/949, ROT 19/950, ROT 19/952 en ROT 19/953.