Einde inhoudsopgave
TNO-wet
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 01-05-2005
- Bronpublicatie:
20-01-2005, Stb. 2005, 47 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 29753)
- Inwerkingtreding
01-05-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-01-2005, Stb. 2005, 47 (uitgifte: 01-01-2005, kamerstukken: 29753)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
1.
De jaarrekening, waarin rekening en verantwoording wordt afgelegd van het financieel beheer en van de geleverde prestaties over het verstreken boekjaar, wordt ingericht zoveel mogelijk met overeenkomstige toepassing van titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
2.
De jaarrekening gaat vergezeld van een verklaring omtrent de getrouwheid, afgegeven door een door de raad van toezicht aangewezen accountant als bedoeld in artikel 393, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Bij de aanwijzing van de accountant bedingt de raad van toezicht dat aan Onze minister desgevraagd inzicht wordt geboden in de controlewerkzaamheden van de accountant.
3.
De verklaring, bedoeld in het tweede lid, heeft mede betrekking op de rechtmatige inning en besteding van de middelen door de Organisatie.
4.
De accountant voegt bij de verklaring, bedoeld in het tweede lid, tevens een verslag van zijn bevindingen over de vraag of het beheer en de inrichting van de werkzaamheden van de Organisatie voldoen aan eisen van doelmatigheid.
5.
Indien uitgaven zijn geschied in strijd met het bepaalde bij of krachtens de wet, dan wel indien werkzaamheden ten behoeve waarvan de subsidie, bedoeld in artikel 21, eerste lid, is verleend, niet behoorlijk zijn uitgevoerd of de subsidie ondoelmatig is aangewend, kan Onze minister bepalen dat de daarmee gemoeide bedragen in mindering worden gebracht op de subsidie. Hij maakt dit binnen een jaar na de ontvangst van de jaarrekening bekend aan de raad van toezicht.
6.
Ten aanzien van de in het tweede lid bedoelde accountant is artikel 24, tweede lid, van overeenkomstige toepassing.