Wijziging Elektriciteitswet 1998 en Gaswet in verband met implementatie en aanscherping toezicht netbeheer
Artikel VI
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2008
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding van de wijziging van lid 2 is gelijkgesteld met de inwerkingtreding van lid 2 (01-07-2004, Stb. 328). Inwerkingtreding voorheen: 13-12-2006. Vastgesteld bij de Wet 24-11-2006, Stb. 621.
- Bronpublicatie:
20-11-2006, Stb. 2006, 593 (uitgifte: 01-01-2006, kamerstukken: 30027)
01-07-2004, Stb. 2004, 328 (uitgifte: 01-01-2004, kamerstukken: 29372)
- Inwerkingtreding
01-01-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-12-2006, Stb. 2007, 13 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
28-12-2006, Stb. 2007, 13 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Energierecht (V)
1.
Met betrekking tot beschikkingen, genomen krachtens het bij deze wet vervallen artikel 5a van de Elektriciteitswet 1998, zijn de artikelen 77g, 77h, 77k, 77n en 77o van de Elektriciteitswet 1998 van toepassing.
2.
Ingeval op basis van artikel 10, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 een netbeheerder is aangewezen voor de inwerkingtreding van deze wet, moet binnen zes maanden na de datum van inwerkingtreding van artikel 10a van de Elektriciteitwet 1998 zijn voldaan aan artikel 10a van de Elektriciteitswet 1998.
3.
Met betrekking tot onderbrekingen in het transport van elektriciteit, bedoeld in artikel 24b van de Elektriciteitswet 1998, opgetreden voor de inwerkingtreding van dit artikel, is artikel 24b niet van toepassing, maar de voorwaarden met betrekking tot de compensatie bij ernstige storingen, bedoeld in artikel 31 van de wet, zoals dat artikel tot dat tijdstip luidde.
4.
Een besluit op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, dat voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van deze wet onherroepelijk is geworden, wordt geacht een besluit op grond van artikel 86c van de Elektriciteitswet 1998 te zijn.
5.
Op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, die is ingediend voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC, van deze wet in werking treedt, maar waarop op dat tijdstip nog niet is beslist, wordt beslist met toepassing van het recht zoals dat na het tijdstip van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel CC, van deze wet geldt. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing indien tegen een besluit als bedoeld in die volzin voor de inwerkingtreding van deze wet bezwaar is of kon worden gemaakt, maar daarop op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet nog niet is beslist.
6.
Indien de directeur van de dienst tussen het tijdstip waarop de Verordening nr. 1228/2003 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 26 juni 2003 (PbEG L 176) in werking is getreden en het tijdstip waarop artikel I, onderdeel CC, van deze wet in werking treedt, beslist op een aanvraag om een besluit als bedoeld in artikel 26, eerste lid, onderdeel a, van de Elektriciteitswet 1998, houdt hij rekening met het bepaalde in de Verordening en neemt hij in ieder geval geen beslissing die afbreuk kan doen aan de werking van die Verordening. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing als de directeur van de dienst in de periode, genoemd in die volzin, beslist op een bezwaar tegen een besluit als bedoeld in die volzin.
7.
Een geschil, aanhangig gemaakt bij de directeur-generaal van de Nederlandse mededingingsautoriteit op basis van artikel 51 of 52 van de Elektriciteitswet 1998 zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, wordt behandeld overeenkomstig de procedure, zoals gold voor de inwerkingtreding van deze wet.
8.
Indien op het tijdstip waarop artikel I, onderdeel Q, in werking treedt, een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998 is ingediend, maar op dat tijdstip nog niet is beslist op die aanvraag, blijft het recht van toepassing zoals dat gold voor dat tijdstip. De vorige volzin is van overeenkomstige toepassing als op het moment waarop artikel 15 in werking treedt, bezwaar is gemaakt tegen een besluit op grond van artikel 15 van de Elektriciteitswet 1998, maar op dat tijdstip nog niet is beslist op dat bezwaar.
9.
Een besluit als bedoeld in artikel 41, derde lid, van de Elektriciteitswet 1998 dat is genomen voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet, wordt na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet geacht een besluit te zijn op grond van artikel 41a van de Elektriciteitswet 1998. Dit besluit kan worden gewijzigd om dit besluit aan te passen aan artikel 41a van de Elektriciteitswet 1998.
10.
Een besluit als bedoeld in artikel 41, vierde lid, van de Elektriciteitswet 1998 dat is genomen voor de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet, wordt na de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel OO, van deze wet geacht een besluit op grond van artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998 te zijn. Dit besluit kan worden gewijzigd om dit besluit aan te passen aan artikel 41 van de Elektriciteitswet 1998.
11.
Bevat wijzigingen in de Elektriciteitswet 1998.
12.
Het in artikel I, onderdeel EEEa, opgenomen artikel 93b geldt niet voorzover het net of rechten op het net of rechten gevestigd op basis van toekomstige inkomsten uit het net beschikbaar worden gesteld als zekerheid op grond van verplichtingen die voortvloeien uit of verband houden met overeenkomsten, gesloten voor het tijdstip waarop artikel I, onderdeel EEEa, in werking treedt.