Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen betreffende de procedures voor overlevering tussen de lidstaten van de Europese Unie en IJsland en Noorwegen
Artikel 26 Termijn voor overlevering van de persoon
Geldend
Geldend vanaf 01-11-2019
- Bronpublicatie:
28-06-2006, PbEU 2006, L 292 (uitgifte: 21-10-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-11-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-09-2019, PbEU 2019, L 230 (uitgifte: 06-09-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Uitlevering en overlevering
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
1.
De gezochte persoon wordt zo spoedig mogelijk overgeleverd, op een datum die de betrokken autoriteiten onderling vaststellen.
2.
De gezochte persoon wordt niet later dan tien dagen na de definitieve beslissing betreffende de tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel overgeleverd.
3.
Indien de betrokkene door omstandigheden buiten de macht van een staat niet binnen de in lid 2 gestelde termijn kan worden overgeleverd, nemen de uitvoerende en de uitvaardigende rechterlijke autoriteiten onmiddellijk contact met elkaar op en stellen zij onderling een nieuwe datum voor de overlevering vast. De overlevering vindt plaats binnen tien dagen te rekenen vanaf de aldus vastgestelde nieuwe datum.
4.
De overlevering kan bij wijze van uitzondering tijdelijk worden opgeschort om ernstige humanitaire redenen, bijvoorbeeld indien er gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat die overlevering het leven of de gezondheid van de betrokkene ernstig in gevaar zou brengen. Het aanhoudingsbevel wordt ten uitvoer gelegd zodra deze gronden niet langer bestaan. De uitvoerende rechterlijke autoriteit stelt de uitvaardigende rechterlijke autoriteit daarvan onmiddellijk in kennis en in onderlinge overeenstemming wordt een nieuwe datum voor overlevering vastgesteld. De overlevering vindt plaats binnen tien dagen te rekenen vanaf de aldus vastgestelde nieuwe datum.
5.
Indien de betrokkene bij het verstrijken van de in de leden 2, 3 en 4 bedoelde termijnen nog steeds in hechtenis is, wordt hij in vrijheid gesteld.