Procestaal: Litouws.
HvJ EU, 16-01-2014, nr. C-481/12
ECLI:EU:C:2014:11
- Instantie
Hof van Justitie van de Europese Unie
- Datum
16-01-2014
- Magistraten
R. Silva de Lapuerta, J.L. da Cruz Vilaça, G. Arestis, J.-C. Bonichot, A. Arabadjiev
- Zaaknummer
C-481/12
- Roepnaam
UAB Juvelta/VI Rumai
- Vakgebied(en)
EU-recht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:EU:C:2014:11, Uitspraak, Hof van Justitie van de Europese Unie, 16‑01‑2014
Uitspraak 16‑01‑2014
R. Silva de Lapuerta, J.L. da Cruz Vilaça, G. Arestis, J.-C. Bonichot, A. Arabadjiev
Partij(en)
In zaak C-481/12,*
betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas (Litouwen) bij beslissing van 27 september 2012, ingekomen bij het Hof op 25 oktober 2012, in de procedure
UAB ‘Juvelta’
tegen
VĮ ‘Lietuvos prabavimo rūmai’,
wijst
HET HOF (Tweede kamer),
samengesteld als volgt: R. Silva de Lapuerta (rapporteur), kamerpresident, J.L. da Cruz Vilaça, G. Arestis, J.-C. Bonichot en A. Arabadjiev, rechters,
advocaat-generaal: N. Wahl,
griffier: A. Calot Escobar,
gezien de stukken,
gelet op de opmerkingen van:
- —
UAB ‘Juvelta’, vertegenwoordigd door A. Astauskienė, advokatė,
- —
de Litouwse regering, vertegenwoordigd door D. Kriaučiūnas en R. Krasuckaitė als gemachtigden,
- —
de Europese Commissie, vertegenwoordigd door A. Steiblytė en G. Wilms als gemachtigden,
gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,
het navolgende
Arrest
1
Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 34 VWEU.
2
Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen UAB ‘Juvelta’ (hierna: ‘Juvelta’) en de VĮ Lietuvos prabavimo rūmai (Litouwse waarborginstelling) over het besluit waarbij deze instelling Juvelta heeft gelast de gouden werken die zij te koop aanbood door een door de Staat erkende onafhankelijke instelling te laten stempelen met een merk dat voldoet aan de vereisten van de Litouwse regelgeving.
Toepasselijke bepalingen
3
Artikel 3, punt 21, van de Lietuvos Respublikos tauriųjų metalų ir brangakmenių valstybinės priežiūros įstatymas (wet van de Republiek Litouwen inzake staatstoezicht op edele metalen en edelstenen), in de op het hoofdgeding toepasselijke versie (hierna: ‘waarborgwet’), omschrijft het nationale merk zoals dat van de VĮ Lietuvos prabavimo rūmai als een door een staat in de Europese Economische Ruimte (EER) of Turkije vastgesteld merk waaruit blijkt dat het werk dat het draagt, is gekeurd en gestempeld door een door die staat erkende onafhankelijke waarborginstelling en het in het merk in Arabische cijfers vermelde edelmetaalgehalte bezit, dat het aantal gewichtsdelen edelmetaal per duizend gewichtsdelen legering uitdrukt.
4
Krachtens artikel 17, lid 1, van deze wet moet de VĮ Lietuvos prabavimo rūmai alle werken van edelmetaal en edelstenen die in Litouwen worden ingevoerd, stempelen met het nationale merk van Litouwen.
5
Artikel 17, lid 2, punt 2, van de wet bepaalt dat werken van edelmetaal en edelstenen die worden ingevoerd uit een EER-staat of Turkije, waar zij rechtmatig in de handel worden gebracht, mogen worden verkocht zonder waarborgstempeling door de VĮ Lietuvos prabavimo rūmai of kwaliteitscertificaat indien zij zijn gekeurd en gestempeld met het merk van een door die staat erkende onafhankelijke waarborginstelling en het verplichte meesterteken dragen, dat in die staat is geregistreerd en tijdens de vervaardiging van de werken is aangebracht.
Hoofdgeding en prejudiciële vragen
6
Juvelta is een onderneming die zich in het bijzonder bezighoudt met kleinhandel in edelmetalen juwelen.
7
Bij een controle hebben ambtenaren van de VĮ Lietuvos prabavimo rūmai vastgesteld dat een deel (355 stuks) van de gecontroleerde gouden werken niet beantwoordde aan de vereisten van artikel 17, lid 2, punt 2, van de waarborgwet.
8
De VĮ Lietuvos prabavimo rūmai heeft de resultaten van die controle opgetekend in proces-verbaal van controle nr. 04–13–41 van 15 maart 2011 en Juvelta daarbij gelast de gouden werken die zij te koop aanbood door een door de Staat erkende onafhankelijke waarborginstelling te laten stempelen met merken die beantwoorden aan de vereisten van de Litouwse regelgeving.
9
Blijkens dat proces-verbaal had een door de Republiek Polen erkende onafhankelijke waarborginstelling de betrokken werken gestempeld, maar volgens de VĮ Lietuvos prabavimo rūmai voldeed het aangebrachte merk niet aan de vereisten van artikel 17, lid 2, punt 2, van de waarborgwet, juncto artikel 3, punt 21, van die wet, omdat het in dat merk gebruikte Arabische cijfer ‘3’ het gehalte edelmetaal niet uitdrukt in aantal gewichtsdelen per duizend gewichtsdelen legering.
10
In dat verband merkt de verwijzende rechter op dat niet wordt betwist dat in Polen het cijfer ‘3’ in een dergelijk merk wordt gebruikt voor edelmetalen werken die, uitgedrukt in aantal gewichtsdelen edelmetaal per duizend gewichtsdelen legering, een gehalte van 585 hebben.
11
Voorts vermeldt hij dat Juvelta op de betrokken werken bijkomend het teken ‘585’ had aangebracht, om het edelmetaalgehalte in een voor de Litouwse consument begrijpelijke vorm te presenteren.
12
Juvelta heeft tegen dat proces-verbaal bezwaar ingediend bij de directeur van de VĮ Lietuvos prabavimo rūmai, die bij afwijzend besluit nr. 1.5-264 van 15 april 2011 de geldigheid van het proces-verbaal heeft bevestigd. Daarop heeft Juvelta beroep tot nietigverklaring van het proces-verbaal en dat besluit ingesteld bij de Vilniaus apygardos administracinis teismas, dat bij beslissing van 18 augustus 2011 is afgewezen.
13
Juvelta heeft bij de verwijzende rechter hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing.
14
In deze context heeft de Lietuvos vyriausiasis administracinis teismas de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:
- ‘1)
Moet artikel 34 VWEU aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen nationale wettelijke maatregelen op grond waarvan, om op de markt van een lidstaat van de Europese Unie gouden voorwerpen te kunnen verkopen die zijn ingevoerd uit een andere lidstaat, waar deze rechtmatig op de markt worden gebracht, die voorwerpen moeten worden afgeslagen met een merk van een door een lidstaat erkende onafhankelijke waarborginstelling dat bevestigt dat het daarmee afgeslagen voorwerp door die instelling is gekeurd en dat voor de consument van de lidstaat van invoer begrijpelijke informatie over het erkende gehalte van het voorwerp bevat, wanneer dergelijke informatie over het erkende gehalte wordt verstrekt in een apart en bijkomend in dat gouden voorwerp afgeslagen teken of merk?
- 2)
Is het voor het antwoord op de eerste vraag van belang dat, zoals in de zaak aan de orde, het bijkomende merk betreffende het erkende gehalte van de gouden voorwerpen dat daarop is aangebracht en begrijpelijk is voor de consument van de lidstaat van invoer (bijvoorbeeld een merk met de drie Arabische cijfers ‘585’) niet is aangebracht door een onafhankelijke waarborginstelling die is erkend door een lidstaat van de Europese Unie, maar de informatie in dat merk qua betekenis overeenstemt met de informatie in het op datzelfde voorwerp afgeslagen merk van de onafhankelijke waarborginstelling die is erkend door de lidstaat van uitvoer (bijvoorbeeld, het merk van de staat van uitvoer met het Arabische cijfer ‘3’ dat in het bijzonder, onder de wettelijke bepalingen van die staat, een erkend gehalte van 585 aangeeft)?’
Beantwoording van de prejudiciële vragen
Eerste vraag
15
Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 34 VWEU aldus moet worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan edelmetalen werken die worden ingevoerd uit een lidstaat waar zij in de handel mogen worden gebracht en die zijn gestempeld met een merk overeenkomstig de regelgeving van die lidstaat, in het geval dat merk het edelmetaalgehalte van die werken niet uitdrukt volgens de wettelijke voorschriften van de lidstaat van invoer, daar slechts in de handel mogen worden gebracht indien zij opnieuw worden gestempeld door een door die lidstaat erkende onafhankelijke waarborginstelling met een merk dat waarborgt dat zij zijn gekeurd en dat het gehalte ervan overeenkomstig die voorschriften uitdrukt.
16
Volgens vaste rechtspraak moet iedere handelsregeling van de lidstaten die de handel binnen de Unie al dan niet rechtstreeks, daadwerkelijk of potentieel kan belemmeren, worden beschouwd als een maatregel van gelijke werking als kwantitatieve beperkingen in de zin van artikel 34 VWEU (zie met name arresten van 11 juli 1974, Dassonville, 8/74, Jurispr. blz. 837, punt 5, en 2 december 2010, Ker-Optika, C-108/09, Jurispr. blz. I-12213, punt 47).
17
Als door artikel 34 VWEU verboden maatregelen van gelijke werking zijn aldus aan te merken belemmeringen van het vrije goederenverkeer die, bij ontbreken van harmonisatie van de wettelijke regelingen, voortvloeien uit de toepassing op goederen uit andere lidstaten, waar zij rechtmatig zijn vervaardigd en in de handel gebracht, van voorschriften betreffende de voorwaarden waaraan die goederen moeten voldoen, ook indien die voorschriften zonder onderscheid op alle producten van toepassing zijn, wanneer deze toepassing niet kan worden gerechtvaardigd door een doel van algemeen belang, dat zou moeten voorgaan boven de eisen van het vrije goederenverkeer (zie arresten van 22 juni 1982, Robertson e.a., 220/81, Jurispr. blz. 2349, punt 9; 15 september 1994, Houtwipper, C-293/93, Jurispr. blz. I-4249, punt 11, en 21 juni 2001, Commissie/Ierland, C-30/99, Jurispr. blz. I-4619, punt 26).
18
In dat verband heeft het Hof reeds geoordeeld dat een nationale regeling de invoer moeilijker en duurder maakt wanneer zij eist dat edelmetalen werken die worden ingevoerd uit andere lidstaten waar zij rechtmatig in de handel zijn gebracht en overeenkomstig de wetgeving van die staten zijn gestempeld, in de lidstaat van invoer opnieuw worden gestempeld (zie in die zin reeds aangehaalde arresten Robertson e.a., punt 10; Houtwipper, punt 13, en Commissie/Ierland, punt 27).
19
Dit is het geval voor de regeling in het hoofdgeding. Daarin is immers bepaald dat edelmetalen werken en edelstenen die zijn gestempeld met een merk dat niet aan die regeling voldoet in Litouwen slechts in de handel mogen worden gebracht nadat zij daar opnieuw zijn gestempeld.
20
Een dergelijke regeling vormt dus een door artikel 34 VWEU verboden maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve invoerbeperking.
21
Wat de mogelijke rechtvaardiging van een dergelijke maatregel betreft, heeft het Hof reeds geoordeeld dat de verplichting voor de importeur om op edelmetalen werken een merk met het edelmetaalgehalte te laten aanbrengen, in beginsel een doeltreffende bescherming van de consument verzekert en de eerlijkheid van de handelstransacties bevordert (zie reeds aangehaalde arresten Robertson e.a., punt 11; Houtwipper, punt 14, en Commissie/Ierland, punt 29).
22
Het Hof heeft in dat verband echter ook geoordeeld dat een lidstaat geen nieuwe stempeling mag voorschrijven voor producten die zijn ingevoerd uit een andere lidstaat, waar zij rechtmatig in de handel zijn gebracht en overeenkomstig de wetgeving van die staat zijn gestempeld, wanneer het merk, ongeacht de vorm ervan, informatie verschaft die gelijkwaardig is aan de verplichte vermeldingen in de lidstaat van invoer en begrijpelijk is voor de consument van die staat (zie reeds aangehaalde arresten Robertson e.a., punt 12; Houtwipper, punt 15, en Commissie/Ierland, punten 30 en 69).
23
Om te beoordelen of een niet in de regeling van een lidstaat neergelegd gehaltemerk de consument van die staat gelijkwaardige en begrijpelijke informatie verschaft, dient te worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachting van de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde consument (zie in die zin arrest Commissie/Ierland, reeds aangehaald, punt 32).
24
Wat het bij de verwijzende rechter aanhangige geding betreft, staat vast dat een door de Republiek Polen erkende onafhankelijke waarborginstelling de werken in het hoofdgeding heeft gestempeld overeenkomstig de Poolse wettelijke regeling.
25
Voorts merkt de verwijzende rechter op dat niet wordt betwist dat het op die werken aangebrachte merk het gehalte ervan weergeeft met het cijfer ‘3’, dat in Polen wordt gebruikt om edelmetalen werken te stempelen die, uitgedrukt in aantal gewichtsdelen edelmetaal per duizend gewichtsdelen legering, een gehalte van 585 hebben.
26
De informatie die dat cijfer verschaft, is voor in Polen gestempelde edelmetalen werken dus gelijkwaardig aan de informatie die wordt gegeven door de vermelding ‘585’ in een merk dat een door de Republiek Litouwen erkende onafhankelijke waarborginstelling overeenkomstig de Litouwse regeling aanbrengt.
27
Evenwel moet ook worden nagegaan of het cijfer ‘3’ in het merk waarmee de werken in het hoofdgeding zijn gestempeld begrijpelijke informatie verschaft voor de redelijk geïnformeerde, omzichtige en oplettende gemiddelde Litouwse consument.
28
In dat verband zij vastgesteld dat een dergelijke consument die informatie waarschijnlijk niet begrijpt, aangezien hij in beginsel niet wordt geacht het Poolse systeem voor gehaltemerking van edelmetalen werken te kennen.
29
De beperkende gevolgen van de regeling in het hoofdgeding kunnen dus hun rechtvaardiging vinden in het doel om de Litouwse consument doeltreffend te beschermen door middel van voor hem begrijpelijke informatie over het edelmetaalgehalte van de in Litouwen ingevoerde edelmetalen werken, maar een dergelijke rechtvaardiging kan slechts worden aanvaard als die regeling in verhouding staat tot het nagestreefde doel, dat wil zeggen dat zij geschikt is om dat doel te verwezenlijken en niet verder gaat dan nodig is om het te bereiken.
30
Derhalve moet worden onderzocht of dit doel kan worden bereikt met maatregelen die de handel in edelmetalen werken binnen de Unie minder beperken dan de in die regeling neergelegde verplichting om de werken in de lidstaat van invoer opnieuw te laten stempelen.
31
In dat verband zij eraan herinnerd dat Juvelta, zoals de verwijzende rechter heeft opgemerkt, op de werken in het hoofdgeding bijkomend de vermelding ‘585’ heeft aangebracht, die het gehalte van die werken uitdrukt in aantal gewichtsdelen edelmetaal per duizend gewichtsdelen legering, om het in een voor de Litouwse consument begrijpelijke vorm te presenteren.
32
Een dergelijk teken is geschikt om het door de regeling in het hoofdgeding nagestreefde doel te bereiken en vormt een minder beperkende maatregel voor de handel in edelmetalen werken binnen de Unie dan een nieuwe stempeling in de zin van die regeling, op voorwaarde dat de informatie die dit teken verschaft, overeenkomt met die in het merk waarmee een door de staat van uitvoer van de werken erkende onafhankelijke waarborginstelling de betrokken werken heeft gestempeld.
33
Daarnaast kunnen, behalve het aanbrengen van een bijkomend teken zoals in het hoofdgeding, volgende maatregelen ook volstaan om de consument doeltreffend te beschermen: de verplichte aanwezigheid op de plaats waar edelmetalen werken uit andere lidstaten te koop worden aangeboden van door een onafhankelijke waarborginstelling in de lidstaat van invoer goedgekeurde concordantietabellen die de consument informeren over de gehaltemerken van andere lidstaten en het equivalent daarvan in de lidstaat van invoer of de verplichting om op die werken een etiket aan te brengen met daarop alle in die lidstaat verplichte wettelijke vermeldingen.
34
In die omstandigheden moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 34 VWEU aldus moet worden uitgelegd het zich verzet tegen een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan edelmetalen werken die worden ingevoerd uit een lidstaat waar zij in de handel mogen worden gebracht en die zijn gestempeld met een merk overeenkomstig de regelgeving van die lidstaat, in het geval dat merk het edelmetaalgehalte van die werken niet uitdrukt volgens de wettelijke voorschriften van de lidstaat van invoer, daar slechts in de handel mogen worden gebracht indien zij opnieuw worden gestempeld door een door die lidstaat erkende onafhankelijke waarborginstelling met een merk dat waarborgt dat zij zijn gekeurd en dat het gehalte ervan overeenkomstig die voorschriften uitdrukt.
Tweede vraag
35
Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of het voor het antwoord op de eerste vraag relevant is dat het bijkomende teken op ingevoerde edelmetalen werken, waarmee informatie over het gehalte van die werken wordt verschaft in een voor de consument van de lidstaat van invoer begrijpelijke vorm, niet is aangebracht door een door een lidstaat erkende onafhankelijke waarborginstelling.
36
In dat verband zij opgemerkt dat voor zover op de werken in het hoofdgeding het bijkomende teken slechts is aangebracht ter aanvulling van een gehaltemerk dat was gestempeld door een onafhankelijke waarborginstelling die is erkend door de lidstaat van uitvoer, in casu Polen, dat gehaltemerk zijn waarborgfunctie vervult (zie in die zin arrest Houtwipper, reeds aangehaald, punt 19).
37
De situatie in het hoofdgeding moet immers worden onderscheiden van die waarin edelmetalen werken in de lidstaat van uitvoer door de producenten zelf worden gestempeld, wat aanleiding kan geven tot fraude. Bij ontbreken van een Unieregeling staat het aan de lidstaten om de volgens hen passende maatregelen te treffen tegen dat soort fraude, waarbij zij over een ruime beoordelingsbevoegdheid beschikken (zie in die zin arrest Houtwipper, reeds aangehaald, punten 20–22).
38
Daarnaast moet de informatie die een bijkomend teken zoals dat in het hoofdgeding verschaft in elk geval overeenkomen met die van het merk waarmee een door de staat van uitvoer erkende onafhankelijke waarborginstelling de betrokken werken heeft gestempeld.
39
Zoals blijkt uit de verwijzingsbeslissing en de punten 25 en 26 van het onderhavige arrest is dit het geval in het hoofdgeding.
40
In die omstandigheden moet op de tweede vraag worden geantwoord dat het voor het antwoord op de eerste vraag niet relevant is dat het bijkomende teken op ingevoerde edelmetalen werken, waarmee informatie over het gehalte van die werken wordt verschaft in een voor de consument van de lidstaat van invoer begrijpelijke vorm, niet is aangebracht door een door een lidstaat erkende onafhankelijke waarborginstelling, indien een door de lidstaat van uitvoer erkende onafhankelijke waarborginstelling die werken eerder heeft gestempeld met een gehaltemerk en de informatie die het teken verschaft, overeenkomt met die van dat merk.
Kosten
41
Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
Het Hof (Tweede kamer) verklaart voor recht:
- 1)
Artikel 34 VWEU moet aldus worden uitgelegd het zich verzet tegen een nationale regeling zoals die in het hoofdgeding, op grond waarvan edelmetalen werken die worden ingevoerd uit een lidstaat waar zij in de handel mogen worden gebracht en die zijn gestempeld met een merk overeenkomstig de regelgeving van die lidstaat, in het geval dat merk het edelmetaalgehalte van die werken niet uitdrukt volgens de wettelijke voorschriften van de lidstaat van invoer, daar slechts in de handel mogen worden gebracht indien zij opnieuw worden gestempeld door een door die lidstaat erkende onafhankelijke waarborginstelling met een merk dat waarborgt dat zij zijn gekeurd en dat het gehalte ervan overeenkomstig die voorschriften uitdrukt.
- 2)
Voor het antwoord op de eerste vraag is het niet relevant dat het bijkomende teken op ingevoerde edelmetalen werken, waarmee informatie over het gehalte van die werken wordt verschaft in een voor de consument van de lidstaat van invoer begrijpelijke vorm, niet is aangebracht door een door een lidstaat erkende onafhankelijke waarborginstelling, indien een door de lidstaat van uitvoer erkende onafhankelijke waarborginstelling die werken eerder heeft gestempeld met een gehaltemerk en de informatie die het teken verschaft, overeenkomt met die van dat merk.
ondertekeningen
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 16‑01‑2014