Einde inhoudsopgave
Aanwijzingen voor de regelgeving
Aanwijzing 7.4 Wetgevingstoets
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20921 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 3815813)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2024, Stcrt. 2024, 20921 (uitgifte: 28-06-2024, regelingnummer: 3815813)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Besluit (algemeen)
Staatsrecht / Wetgeving
1.
Vanwege de primaire verantwoordelijkheid van de betrokken bewindspersoon van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voor de toetsing van wetgeving op rechtsstatelijke en bestuurlijke kwaliteit, met inbegrip van de constitutionele, Europeesrechtelijke en internationaalrechtelijke toetsing van wetgeving, worden de volgende stukken, voordat zij ter behandeling aan de ministerraad of een onderraad worden aangeboden, ter toetsing aan de Directie Wetgeving en Juridische Zaken van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voorgelegd:
- a.
voorstellen van wet;
- b.
ontwerpen van algemene maatregelen van bestuur;
- c.
ingrijpende nota's van wijziging op een wetsvoorstel;
- d.
een voorstel van wet of ontwerp van een algemene maatregel van bestuur en het nader rapport daarbij, ingeval het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State daarop ingrijpende kritiek op inhoud of vormgeving bevat.
2.
Vanwege de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het beheer van de Grondwet werkt het Ministerie van Justitie en Veiligheid bij de constitutionele toetsing van wetgeving samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
3.
Vanwege de verantwoordelijkheid van de Minister van Buitenlandse Zaken voor de eenheid van de uitleg van het internationale en Europese recht werkt het Ministerie van Justitie en Veiligheid bij de internationaalrechtelijke en Europeesrechtelijke toetsing van wetgeving samen met het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
4.
Het voorleggen geschiedt dusdanig tijdig, dat er voldoende ruimte is voor reëel overleg over alternatieve mogelijkheden, indien de Directie Wetgeving en Juridische Zaken dat noodzakelijk acht.
5.
Het eerste lid is niet van toepassing op stukken als bedoeld in het eerste lid, onder a tot en met c, waarover in overleg tussen het betrokken ministerie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid is bepaald dat deze niet ter toetsing voorgelegd hoeven worden.
Officiële toelichting