Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering 2000
Artikel 2.3a Leeftijd levenlanglerenkrediet
Geldend
Geldend vanaf 08-06-2021. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-09-2020
- Bronpublicatie:
07-04-2021, Stb. 2021, 263 (uitgifte: 07-06-2021, kamerstukken: 35582)
07-04-2021, Stb. 2021, 263 (uitgifte: 07-06-2021, kamerstukken: 35582)
- Inwerkingtreding
08-06-2021, terugwerkend tot: 01-09-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-04-2021, Stb. 2021, 263 (uitgifte: 07-06-2021, kamerstukken: 35582)
07-04-2021, Stb. 2021, 263 (uitgifte: 07-06-2021, kamerstukken: 35582)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
In afwijking van artikel 2.3, eerste en derde lid, kan een mbo-student voor levenlanglerenkrediet in aanmerking komen die 30 jaren of ouder is maar nog niet de maximumleeftijd heeft bereikt.
2.
In afwijking van artikel 2.3, tweede en derde lid, kan een ho-student voor levenlanglerenkrediet in aanmerking komen die nog niet de maximumleeftijd heeft bereikt.
3.
In afwijking van het eerste en tweede lid behoudt een student bij het bereiken van de maximumleeftijd zijn aanspraak, zolang hij zonder onderbreking levenlanglerenkrediet geniet.
4.
De maximumleeftijd bedraagt 56 jaar.
5.
De maximumleeftijd wordt telkens verhoogd met een volledig jaar met ingang van het studiejaar dat aanvangt in hetzelfde jaar als waarin de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a van de Algemene ouderdomswet, cumulatief met een volledig jaar is verhoogd.
6.
De verhoogde maximumleeftijd wordt bekendgemaakt door plaatsing in de Staatscourant en vervangt de maximumleeftijd, bedoeld in het vierde lid.