Rb. Overijssel, 23-01-2020, nr. 08/057051-19 (P) en 18/136014-17 (TUL) (08/074993-19, 08/074933-19, 08/069593-19, 08/195241-19, 08/013356-18 ter terechtzitting gevoegd)
ECLI:NL:RBOVE:2020:250
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
23-01-2020
- Zaaknummer
08/057051-19 (P) en 18/136014-17 (TUL) (08/074993-19, 08/074933-19, 08/069593-19, 08/195241-19, 08/013356-18 ter terechtzitting gevoegd)
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2020:250, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 23‑01‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 23‑01‑2020
Inhoudsindicatie
De rechtbank Overijssel veroordeelt een 38-jarige man tot een taakstraf van 240 uur, waarvan 120 uur voorwaardelijk en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaar voor mishandeling en belaging van een vrouw. Daarnaast heeft hij twee keer het locatie- en contactverbod en met de vrouw overtreden en heeft hij zich schuldig gemaakt aan drugsbezit. Naast de taak- en gevangenisstraf moet de man zich onder andere ook ambulant laten behandelen.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Strafrecht
Meervoudige kamer
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummers: 08/057051-19 (P) en 18/136014-17 (TUL) (08/074993-19, 08/074933-19, 08/069593-19, 08/195241-19, 08/013356-18 ter terechtzitting gevoegd)
Datum vonnis: 23 januari 2020
Vonnis op tegenspraak in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] 1982 in [geboorteplaats] (voormalig [land] ),
ingeschreven aan [adres 1] ,
nu verblijvende in het Justitieel Complex Zaanstad te Westzaan.
1. Het onderzoek op de terechtzitting
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van9 januari 2020.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitiemr. S. Markink-Grolman en van hetgeen door verdachte en zijn raadsmanmr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Meppel, naar voren is gebracht.
2. De tenlastelegging
Voor de leesbaarheid van dit vonnis nummert de rechtbank de feiten van parketnummer 08/057051-19 als feit 1, 2 en 3, het feit van parketnummer 08-069593-19 als feit 4, het feit van parketnummer 08/074933-19 als feit 5, het feit van parketnummer 08/195241-19 als feit 6 en het feit van parketnummer 08/013356-18 als feit 7.
De verdenking komt er, na wijziging van de tenlastelegging van feit 2 van 9 januari 2020, kort en zakelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 7 maart 2019 [aangeefster 1] heeft mishandeld;
feit 2: op 12 februari 2019 [aangeefster 1] heeft mishandeld;
feit 3: een periode [aangeefster 1] heeft gestalkt;
feit 4: op 22 maart 2019 een gedragsaanwijzing (inhoudende een contact- en locatieverbod) heeft overtreden;
feit 5: een periode een gedragsaanwijzing (inhoudende een contact- en locatieverbod) heeft overtreden;
feit 6: goederen in een chalet heeft vernield;
feit 7: op 8 oktober 2017 opzettelijk drugs (30 xtc pillen) in zijn bezit heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan verdachte, dat:
1
hij op of omstreeks 7 maart 2019 te Stegeren, gemeente Ommen, [aangeefster 1] heeft mishandeld door in haar woning aan [adres 2] die [aangeefster 1] met zijn hand(en) met kracht haar mond dicht te drukken en/of te bedekken, waardoor en/of terwijl
de tong van die [aangeefster 1] met kracht tussen haar tanden werd gedrukt en/of door haar met kracht van een bed op de grond te gooien en/of (vervolgens) zijn geschoeide voet op haar gezicht te zetten en/of door haar met kracht meermalen tegen haar hoofd en/of lichaam te slaan en/of te stompen en/of aan haar haren door de kamer te trekken en/of, nadat die [aangeefster 1] haar woning had ontvlucht, buiten die woning die [aangeefster 1] (wederom) met kracht aan haar haren te trekken en/of op de grond te gooien en/of haar hoofd met kracht tegen het asfalt te drukken en/of te slaan en/of over het asfalt te trekken;
2
hij op of omstreeks 12 februari 2019 te Stegeren, gemeente Ommen [aangeefster 1] heeft mishandeld door haar meermalen met kracht tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen en/of door haar met zijn knie op de grond te drukken en/of haar (wederom) meermalen tegen haar lichaam en/of hoofd en/of gezicht te slaan en/of stompen en/of schoppen;
3
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 02 oktober 2018 t/m 07 maart 2019 te Stegeren, gemeente Ommen, en/of Leeuwarden en/of Rheezerveen, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 1] , door die [aangeefster 1] gedurende die periode veelvuldig te bellen en/of (mail-)berichten te sturen (met een (veelal) dreigende en/of dwingende inhoud) en/of door die [aangeefster 1] meermalen zowel te voet als per auto te achtervolgen om haar verblijfplaats(en) te achterhalen, met het oogmerk die [aangeefster 1] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
4
hij op of omstreeks 22 maart 2019, te Stegeren, gemeente Ommen, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 maart 2019 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, op geen enkele wijze contact zal opnemen en/of onderhouden met [aangeefster 1] en/of dat hij zich niet in en/of in de nabijheid zal ophouden van [adres 2] en in het bijzonder niet in en/of in de nabijheid van huisje [huisnummer] , zijnde de woon- of verblijfplaats van [aangeefster 1] , door zich toen daar op/in in de onmiddellijke nabijheid van genoemd huisje, althans in/op genoemd park, te bevinden;
5
hij in of omstreeks periode van 21 maart 2019 tot en met 30 maart 2019 te Stegeren, gemeente Ommen, en/of Borger, althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 maart 2019 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich niet in en/of in de nabijheid zal ophouden van [adres 2] en in het bijzonder in en/of in de nabijheid van huisje [huisnummer] , zijnde de woon- en/of verblijfplaats van [aangeefster 1] op voornoemd park en/of
- zich dient te onthouden van (ieder) contact met [aangeefster 1] (geboren [geboortedatum 2] ),
door in de periode van 21 maart 2019 tot en met 30 maart 2019 meermalen, althans eenmaal, (middels de e-mail) contact op te nemen met voornoemde [aangeefster 1] en/of door zich op 30 maart 2019 op voornoemde locatie op of omstreeks 04:20 uur te bevinden in en/of in de nabijheid van voornoemde locatie;
6
hij een of meermalen, in of omstreeks de periode van 3 maart 2019 tot en met 7 maart 2019 te Stegeren, gemeente Ommen opzettelijk en wederrechtelijk, meerdere goederen, te weten:
- een televisie, en/of
- lectuurbak / houten bak, en/of
- lantaarn, en/of
- het laminaat, en/of
- (het sluitingswerk van) de (toegangs)deur, en/of
- decoratiemateriaal,
in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [aangever] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
7
hij op of omstreeks 8 oktober 2017 te Beesd, gemeente Geldermalsen opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 30 (zogeheten XTC-)pillen bevattende MDMA, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet.
3. De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaardingen geldig zijn, dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaken, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. De bewijsoverwegingen
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 7 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 6 ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit vrijspraak voor de feiten 1, 2, 3 en 6. De raadsman stelt zich ten aanzien van feit 1 en 2 op het standpunt dat de aangifte van [aangeefster 1] ongeloofwaardig is, dat zij haar verklaring – na confrontatie met tegenstrijdige elementen – steeds aanpast en dat het letsel van aangeefster niet overeen komt met de verklaring van cliënt. Met betrekking tot het derde feit voert de raadsman aan dat zijn cliënt de gedragingen weliswaar erkent, maar dat de stelselmatigheid ontbreekt, dat de berichten niet dwingend van aard waren en dat aangeefster zelf de initiatiefnemer van het contact was. Het te voet achtervolgen van aangeefster heeft volgens de raadsman ook niet plaatsgevonden. Voor wat betreft feit 6 bepleit de raadsman dat de overtuiging ontbreekt, omdat uit het dossier niet blijkt wanneer de vernielingen zijn gepleegd en dat geen sprake was van braakschade. Ten aanzien van de bewezenverklaring van de feiten 4, 5 en 7 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 en 2:
De politie krijgt op 7 maart 2019 omstreeks 01:55 uur een melding dat een vrouw (aangeefster) onderweg is naar het politiebureau, omdat zij die nacht in haar woning is mishandeld door [verdachte] . De politie constateert dat aangeefster zichtbaar letsel heeft aan haar gezicht, armen en schouders. Aangeefster verklaart dat verdachte haar al geruime tijd stalkt en dat hij haar eerder, op 12 februari 2019, ook heeft mishandeld.
Hoewel verdachte aanvankelijk tegenover de politie ontkent dat hij op 7 maart 2019 in de woning van aangeefster was, heeft hij in het tweede verhoor bij de politie zijn verklaring bijgesteld, in die zin dat hij in haar woning is geweest, dat aangeefster dreigde een pan met hete olie over hem heen te gooien, zij naar buiten wilde rennen en dat hij haar uit onmacht bij haar enkels heeft gegrepen, waardoor ze ten val is gekomen. Gelet op de inhoud van de bewijsmiddelen vindt de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig, mede gelet op het geconstateerde letsel en dan met name het letsel op de schouders, dat niet is te verklaren door een val op de grond. Ook weegt de rechtbank mee dat de politie heeft geconstateerd dat aangeefster, direct na het incident, zichtbaar emotioneel en in paniek was en dat aangeefster verklaarde ontzettend bang te zijn voor verdachte. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen ook vast dat verdachte op 12 februari 2019 aangeefster heeft mishandeld door haar meermalen tegen haar hoofd, lichaam en gezicht te slaan, stompen en schoppen.
De verdachte verklaart hierover dat niet hij maar juist aangeefster de agressor was. Volgens verdachte is het letsel bij aangeefster ontstaan doordat zij onder invloed van alcohol en drugs op haar hoge hakken is uitgeleden op het laminaat. Ook deze verklaring acht de rechtbank, in het bijzonder gelet op de inhoud van de letselrapportage, inhoudende dat het letsel is ontstaan door direct en indirect inwerkend stomp botsend en schurend (rug) geweld, hetgeen volgens de arts zou kunnen passen bij de door aangeefster gegeven toedracht, ongeloofwaardig. Bovendien vindt de verklaring van verdachte op geen enkele andere wijze steun in het dossier. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte het letsel bij aangeefster heeft veroorzaakt.
Ten aanzien van feit 3:
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de handelingen die de verdachte heeft verricht, in onderlinge samenhang bezien, zijn aan te merken als een wederrechtelijke, stelselmatige, opzettelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Van belang daarbij is de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 7 maart 2019 aangeefster heeft lastiggevallen. Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster meerdere keren per dag gebeld en e-mailberichten gestuurd, waarbij de inhoud bestaat uit dreigende/dwingende teksten en het aandringen op contact. Aangeefster heeft verdachte meermalen laten weten dat zij op geen enkele manier contact met verdachte wil. Daar komt bij dat aangeefster meerdere keren is verhuisd om haar verblijfplaats voor verdachte te verhullen. Verdachte blijft desondanks toch contact met aangeefster zoeken. Omdat verdachte deze boodschap negeert is hem op 11 maart 2019 (nadat [aangeefster 1] aangifte tegen verdachte heeft gedaan) een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh van het Wetboek van Strafvordering uitgereikt, inhoudende een contactverbod met aangeefster en een locatieverbod voor de woon/-verblijfplaats van aangeefster. Ook dit heeft verdachte er niet van weerhouden contact met aangeefster te zoeken. De rechtbank is van oordeel dat verdachte door zo te handelen stelselmatig een inbreuk heeft gemaakt op de privacy en aldus op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 7 maart 2019 heeft schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster [aangeefster 1] , door aangeefster te dwingen iets te doen, namelijk het met de verdachte onderhouden van contact, het dulden van dit contact, en haar vrees aan te jagen.
Omdat uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen niet kan worden geconcludeerd dat verdachte aangeefster te voet of per auto heeft gevolgd, zal verdachte van dit onderdeel worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 4, 5 en 7:
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het onder 4, 5 en 7 ten laste gelegde feit op grond van de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank - nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit - conform artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (Sv), zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 6:
De rechtbank acht – net als de officier van justitie en de raadsman – niet overtuigend bewezen wat aan verdachte onder 6 is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
4.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van het voorgaande en de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat:
1
hij op 7 maart 2019 te Stegeren [aangeefster 1] heeft mishandeld door in haar woning aan de Coevorderweg 21 die [aangeefster 1] met zijn hand met kracht haar mond dicht te drukken en te bedekken, waardoor de tong van die [aangeefster 1] met kracht tussen haar tanden werd gedrukt en door haar met kracht van een bed op de grond te gooien en vervolgens zijn geschoeide voet op haar gezicht te zetten en door haar met kracht meermalen tegen haar hoofd en lichaam te slaan en aan haar haren door de kamer te trekken en, nadat die [aangeefster 1] haar woning had ontvlucht, buiten die woning die [aangeefster 1] wederom met kracht aan haar haren te trekken en op de grond te gooien en haar hoofd met kracht tegen het asfalt te drukken en te slaan en over het asfalt te trekken;
2
hij op 12 februari 2019 te Stegeren [aangeefster 1] heeft mishandeld door haar meermalen met kracht tegen haar hoofd te slaan en/of te stompen en door haar met zijn knie op de grond te drukken en haar meermalen tegen haar lichaam en hoofd en gezicht te slaan en stompen en schoppen;
3
hij in de periode van 2 oktober 2018 t/m 7 maart 2019 te Stegeren, en/of Leeuwarden en/of Rheezerveen, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster 1] , door die [aangeefster 1] gedurende die periode veelvuldig te bellen en (mail-)berichten te sturen met een (veelal) dreigende en/of dwingende inhoud, met het oogmerk die [aangeefster 1] , te dwingen iets te doen, te dulden en vrees aan te jagen;
4
hij op 22 maart 2019 te Stegeren opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 maart 2019 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, op geen enkele wijze contact zal opnemen en/of onderhouden met [aangeefster 1] en/of dat hij zich niet in en/of in de nabijheid zal ophouden van [adres 2] en in het bijzonder niet in en/of in de nabijheid van huisje [huisnummer] , zijnde de woon- of verblijfplaats van [aangeefster 1] , door zich toen daar in de onmiddellijke nabijheid van genoemd huisje te bevinden;
5
hij in de periode van 21 maart 2019 tot en met 30 maart 2019 te Stegeren en/of Borger, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 11 maart 2019 gegeven door de officier van justitie te Oost-Nederland kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte,
- zich niet in en/of in de nabijheid zal ophouden van [adres 2] en in het bijzonder in en/of in de nabijheid van huisje [huisnummer] , zijnde de woon- en/of verblijfplaats van [aangeefster 1] op voornoemd park en/of
- zich dient te onthouden van (ieder) contact met [aangeefster 1] (geboren [geboortedatum 2] ),
door in de periode van 21 maart 2019 tot en met 30 maart 2019 meermalen middels de e-mail contact op te nemen met voornoemde [aangeefster 1] en door zich op 30 maart 2019 op voornoemde locatie omstreeks 04:20 uur te bevinden in de nabijheid van voornoemde locatie;
7
hij op 8 oktober 2017 te Beesd, gemeente Geldermalsen opzettelijk aanwezig heeft gehad 30 XTC-pillen bevattende MDMA, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
5. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld in de artikelen 184a, 285b, 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 en 2
telkens het misdrijf:
mishandeling;
feit 3
het misdrijf:
belaging;
feit 4 en 5
telkens het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 7
het misdrijf:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.
7. De op te leggen straf of maatregel
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van drie jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De bijzondere voorwaarden en het toezicht daarop moeten dadelijk uitvoerbaar worden verklaard, aldus de officier van justitie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank, mocht zij ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten tot oplegging van een straf of maatregel komen, aan te sluiten bij de eis van de officier van justitie.
7.3
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. De rechtbank acht daarbij het volgende van belang.
Verdachte heeft zich in de periode van 2 oktober 2018 tot en met 7 maart 2019 schuldig gemaakt aan belaging van [aangeefster 1] . De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij stelselmatig contact heeft gezocht met aangeefster en hiermee inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer. Naast het stalken van [aangeefster 1] heeft verdachte twee keer een gedragsaanwijzing ex artikel 509hh Sv overtreden, door die [aangeefster 1] te blijven lastig vallen met telefoontjes en berichten en haar op te zoeken bij haar woning op het vakantiepark waar zij verbleef. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij zich niets van deze aanwijzing heeft aangetrokken. Daarnaast heeft verdachte zich op 12 februari 2019 en7 maart 2019 schuldig gemaakt aan het mishandelen van [aangeefster 1] . Zij heeft hierbij behoorlijk letsel opgelopen, onder meer een gebroken neus en bloeduitstortingen/zwellingen aan het hoofd, de rug en benen. De rechtbank rekent het verdacht aan dat hij aangeefster telkens in haar vertrouwde omgeving heeft opgezocht, en met het toegepaste geweld inbreuk heeft gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Het spreekt voor zich dat deze feiten enorme impact hebben gehad op aangeefster en dat zij erg bang voor verdachte moet zijn geweest. Verdachte lijkt de reikwijdte, ernst en gevolgen van zijn gedragingen niet te beseffen.
Verdachte heeft voorts schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van drugs. Het is algemeen bekend dat harddrugs, eenmaal onder het bereik van gebruikers, een ernstige bedreiging vormen voor de volksgezondheid.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 28 november 2019. Hieruit blijkt dat hij in het verleden eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
De rechtbank heeft voorts gelet op de inhoud van twee over verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages. Het betreft rapportage van 16 augustus 2019, opgemaakt door psychiater C.J.F. Kemperman, en een rapportage van 27 augustus 2019, opgemaakt door GZ-psycholoog J.M. de Jonge.
Uit het rapport van psychiater Kemperman blijkt dat verdachte lijdt aan een chronische post-traumatische stressstoornis, een trauma- en stressgerelateerde stoornis in de vorm van verwerkings- en aanpassingsproblemen, waarbij hij een zekere kwetsbaarheid heeft op grond van zijn persoonlijkheid met borderlinetrekken. Deze stoornis was ook aanwezig ten tijde van het plegen van de onder 1 tot en met 6 tenlastegelegde feiten. Volgens de psychiater kan worden gesteld dat verdachte zijn zelfcontrole enigszins werd beperkt door de stoornis en borderline persoonlijkheidstrekken. Deze kenmerken zich enerzijds door een verhoogde kans op stemmingsfluctuaties zoals (onredelijke) boosheid en anderzijds door een verminderde controle over woede en agressieve impulsen. De psychiater benadrukt dat de ongecontroleerde woedeaanvallen bij borderlinetrekken vaak zonder duidelijke aanleiding kunnen optreden en zich veelal richten op personen met wie een affectief geladen relatie (zoals een partner) wordt onderhouden. Hierbij spelen nogal eens irrationele (vaak paranoïde) ideeën over de gevoelens van de ander jegens hem of haar een belangrijke rol. Gevoelens van machteloosheid of minderwaardigheidsgevoelens kunnen dit versterken. De psychiater schat de kans op recidive, zonder verbetering van de psychische gesteldheid, in als matig. De psychiater adviseert een poliklinische forensisch psychiatrische behandeling, eventueel gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel.
Psycholoog De Jonge concludeert dat bij verdachte sprake is een posttraumatische stress stoornis (PTSS), met daaruit voortkomend een verhoogde angst om dierbaren te verliezen.
Daarnaast kent verdachte beperkte, inadequate copingvaardigheden. Hiervan was sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Verdachte stelt veel in het werk om niet afgewezen te worden, hij wil het goed doen voor anderen en wil te hulp schieten. Vanuit de PTSS laat verdachte impulsief gedrag zien. Dat dit soms een reflexmatig karakter heeft, wordt bij meer mensen met PTSS gezien, omdat het een reactie betreft op een potentieel gevaarlijke situatie. De situatie roept hyperalertheid op, en bij mogelijk gevaar wordt er gereageerd met vluchten, vechten
of bevriezen. Mensen met PTSS zijn dan verminderd in staat om de gevolgen van hun
gedragingen te overzien en/of hun gedrag te controleren. Dit leidt tot het advies om de ten laste gelegde mishandelingen in een verminderde mate toe te rekenen. De GZ-psycholoog schat de kans op herhaling voor de korte termijn als laag en voor de langere termijn als laag-matig in, wanneer de PTSS niet wordt behandeld. Behandeling van de PTSS is volgens de psycholoog noodzakelijk om het recidivegevaar te doen afnemen. De voornaamste interventie ter voorkoming of vermindering van recidive van gewelddadig gedrag is traumabehandeling voor de PTSS, in het bijzonder EMDR voor complexe trauma's. Daarnaast zou verdachte baat hebben bij het versterken van zijn copingvaardigheden, met name ten aanzien van de angsten voor verlating. De psycholoog adviseert om verdachte een voorwaardelijke staf op te leggen, met als bijzondere voorwaarde een behandeling van zijn PTSS en het versterken van zijn copingvaardigheden. Deze behandeling vindt bij voorkeur plaats via de ambulante forensische psychiatrie, maar indien nodig via een klinische opname.
Naast voorgenoemde rapportages heeft de rechtbank verder acht geslagen op het reclasseringsadvies van 27 augustus 2019 en 29 oktober 2019. De reclassering sluit zich aan bij de adviezen van de psycholoog en psychiater en adviseert de rechtbank een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, onderzoek naar woonmogelijkheden en een contactverbod met [aangeefster 1] . Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou bij verdachte het gevoel van onrechtvaardigheid kunnen verhogen, waarmee het risico op (ernstig) delictgedrag toeneemt.
De rechtbank oordeelt op basis van de uitgebrachte rapportages dat verdachte het bewezenverklaarde feit heeft gepleegd onder invloed van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Zij is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte ten aanzien van de feiten 1 tot en met 5 verminderd toerekeningsvatbaar is.
Vervolgens moet de rechtbank zich buigen over de vraag welke straf passend is. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de feiten, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in beginsel passend is. De door de officier van justitie geëiste straf doet daarentegen wel recht aan de omstandigheden van deze zaak en de persoon van de verdachte. De rechtbank zal aan verdachte dan ook een taakstraf opleggen voor de maximale duur van 240 uur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaren.
Met de officier van justitie en de verdediging kan de rechtbank zich vinden in het advies van de reclassering. Hoewel de reclassering twijfels heeft over de haalbaarheid van reclasseringstoezicht met de daaraan gekoppelde bijzondere voorwaarden, acht de rechtbank vanuit een oogpunt van voorkoming van recidive het van belang dat verdachte een ambulante behandeling ondergaat die is gericht op het reguleren van de PTSS en het versterken van copingvaardigheden. De rechtbank weegt hierbij mee dat verdachte ter zitting heeft aangegeven graag behandeld te willen worden en hiervoor gemotiveerd te zijn. De rechtbank acht het verder van belang dat aangeefster rust krijgt, zodat zij ook een contactverbod met [aangeefster 1] zal opleggen. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan het voorwaardelijke strafdeel de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals geadviseerd door de reclassering.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c Sr te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn, nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Dit blijkt wel uit het feit dat verdachte telkens door blijft gaan met het stalken van aangeefster [aangeefster 1] en zich niet liet weerhouden door een contactverbod opgenomen in een gedragsaanwijzing.
8. De schade van benadeelden
8.1
De vordering van de benadeelde partij
[aangever] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert verdachte te veroordelen om schadevergoeding te betalen tot een totaalbedrag van€ 2.283,76, (zegge: tweeduizend tweehonderddrieëntachtig euro en zesenzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De gevorderde materiële schade heeft betrekking op het vervangen van een deur, laminaat, een televisie, een lamp en een lectuurbak. De benadeelde partij heeft ter zitting medegedeeld dat de schadeposten die zien op de lamp en de lectuurbak mogen vervallen.
8.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat, gelet op zijn requisitoir tot vrijspraak van feit 6, de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering.
8.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman bepleit primair dat, gelet op de door hem bepleite vrijspraak voor feit 6, de vordering van de benadeelde partij wordt afgewezen.
8.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering heeft betrekking op het onder 6 tenlastegelegde. Nu verdachte van dit feit wordt vrijgesproken, zal de rechtbank de benadeelde partij op de voet van artikel 361, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering. De benadeelde partij kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9. De vordering tenuitvoerlegging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling wordt toegewezen.
De raadsman heeft om verlenging van de proeftijd verzocht.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de officier van justitie moet worden toegewezen. Het is gebleken dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan het plegen van nieuwe strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
10. De toegepaste wettelijke voorschriften
11. De beslissing
De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 6 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid feit
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 en 2 telkens: mishandeling;
feit 3: belaging;
feit 4 en 5 telkens: opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
feit 7: opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
strafbaarheid verdachte
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1, 2, 3, 4, 5, en 7 bewezenverklaarde;
straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid voor de duur van 240 (tweehonderveertig uren);
- beveelt, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf in zijn geheel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten. De rechter kan de tenuitvoerlegging gelasten indien verdachte voor het einde van de proeftijd van 3 (drie) jaren de navolgende voorwaarde(n) niet is nagekomen:
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich na uitnodiging meldt bij Reclassering Nederland, afdeling Drenthe op het adres Overcingellaan 19 te Assen op de door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- zich ambulant laat behandelen bij de polikliniek van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord (AFPN) te Groningen of een soortgelijke instelling, ter beoordeling van de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen
die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling;
- meewerkt in samenwerking met de reclassering aan een onderzoek naar zijn woonmogelijkheden, ook als dit begeleid wonen of maatschappelijke opvang inhoudt. Het verblijf in een eventuele begeleide woonvorm of maatschappelijke opvang start na aanmelding door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opneemt en/of onderhoudt met [aangeefster 1] , geboren [geboortedatum 2] , wonende aan [adres 2] te Stegeren zo lang het openbaar ministerie dit nodig acht;
- draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;daarbij gelden als voorwaarden van rechtswege dat verdachte:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
- beveelt dat de op grond van artikel 14c Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14c, zesde lid, Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [aangever] (feit 6) in het geheel niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
tenuitvoerlegging voorwaardelijke straf
- gelast de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 16 oktober 2017 met parketnummer 18/136014-17 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Holten, voorzitter, mr. drs. H.M. Braam en mr. N.J.C. Monincx, rechters, in tegenwoordigheid van mr. I. Potgieter, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2020.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bij feit 1, 2 en 3 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019108437, bij feit 4 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019123805, bij feit 5 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2019137758, bij feit 7 pagina’s uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL0600-2017465324. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Ten aanzien van feit 1:
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] van 7 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 13-15):
Ik ben vannacht mishandeld door [verdachte] . Ik voelde dat hij mijn hand vast greep. Hij bedekte mijn mond zodat ik niet kon gillen. Hij drukte zo hard op mijn mond dat het pijn deed. Ik heb een wondje op mijn tong omdat mijn tong tussen mijn tanden zat. Opeens liet hij los en drukte mij met kracht van het bed. Ik viel tussen het bed en de muur op de grond. Hij zette zijn schoen op mijn gezicht en schreeuwde dat ik stil moest zijn, dit bleef hij herhalen. Ik voelde dat hij mij meerdere malen op mijn hoofd en lichaam sloeg. Ik voelde een stekende pijn door mijn lijf. Hij heeft mij meerdere keren geraakt. Na enige tijd kwam hij weer op mij af en ging door met mij mishandelen. Hij trok mij aan mijn haar door de kamer heen. Ik rende naar mijn auto en wilde het portier dicht doen en op slot. Ineens trok [verdachte] het portier open. Hij trok mij aan mijn haar en hoofd uit de auto. Hij gooide mij op de grond en ik viel met mijn gezicht/hoofd op het asfalt. Ik voelde dat hij mijn hoofd meerdere malen op het asfalt drukte. Ik voelde enorm veel pijn. Hij bleef mij op mijn hoofd slaan. Ik voelde dat hij mij over de grond trok. Ik voelde pijn over mijn hele lichaam.
Korte opmerking verbalisant:
Ik heb [aangeefster 1] opgewacht. Omstreeks 02.10 uur zag ik dat [aangeefster 1] in paniek was en huilde. Ik hoorde dat zij mij vertelde dat ze was mishandeld en pijn had. Op haar lichaam zat op verschillende plekken letsel. Ik zag dat [aangeefster 1] op haar linker elleboog, rechter schouderblad, en verschillende plekken over de ruggengraat bloedende schaafplekken had. Verder zag ik dat zij op haar rechter hand, en rechter voet een klein wondje had. Op haar hoofd zag ik een kleine buil ontstaan. Deze zag net boven haar linker wenkbrauw. Ik zag dat het rondom de buil en richting haar slaap rood/blauw gekleurd was. Ik zag dat de zwellingen en blauwe plekken inmiddels waren toegenomen. Haar linker schouderblad was rood/blauw gekleurd. Aan beide armen, zaten aan de binnenzijde bloeduitstortingen. De buil op haar voorhoofd was inmiddels gegroeid en blauw geworden. Ook zag ik dat haar linker wenkbrauw was gaan zwellen. Rondom de buil en wenkbrauw was het blauw wat door liep richting de slaap en het oor;
- Een geschrift, te weten een door de verbalisant toegevoegde bijlage aan het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] van 7 maart 2019, inhoudende foto’s van het letsel;
- Het proces-verbaal van verhoor van [verdachte] van 9 maart 2019 (pagina 62):
Ik ben daar heen gegaan met de auto.
Ik ben toen eerst naar Emmen gereden naar een andere vriend. Vanuit Emmen ben ik naar [aangeefster 1] gereden en ik was daar ongeveer om half tien. Ik heb een poos gewacht op de parkeerplaats bij het bungalowpark waar zij woont totdat zij zou komen.
Ik zag dat zij met de auto aan kwam rijden en merkte dat ze mij niet zag. Ze reed
door de slagboom het park op naar haar huisje en toen ben ik naar haar huisje
toegelopen. Vervolgens ben ik naar binnen gegaan, gewoon normaal.
- Het proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 70):
Wij zagen op het scherm van de telefoon de volgende informatie staan: [adres 2] 21:43 06-03-2019 - 01:53 07-03-2019. Dit adres betreft de locatie van [park] , daar waar de mishandeling van aangeefster [aangeefster 1] heeft plaatsgevonden. Volgens de locatiegegevens is verdachte ten tijde van de mishandeling op [park] geweest.
Ten aanzien van feit 2:
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] van 12 februari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 90):
Vanavond, 12 februari 2019, omstreeks 20.45 uur kwam ik thuis. Ik zag toen dat [verdachte] ook in de kamer stond. Hij viel mij aan. Ik zag dat hij vooral met zijn rechterhand tegen mijn hoofd aan sloeg. Mijn linkerzijde van mijn hoofd doet nu zeer. Ik viel op de grond in de woonkamer. Ik voelde dat hij mij tegen de grond drukte, met zijn knie volgens mij. Ik probeerde weg te komen en ik gilde heel hard. Ik voelde dat hij mij meerdere malen sloeg en duwde en volgens mij schopte hij ook. Ik weet niet wanneer hij mijn neus raakte. Toen ik ging gillen zei hij dat ik rustig moest doen en probeerde hij mij stil te houden door mijn gezicht en keel vast te pakken. Hij sloeg mij eigenlijk overal op mijn bovenlichaam en gezicht. Hij heeft mij ook door de kamer gegooid, hierbij raakte ik de kachel. Dit deed pijn aan mijn rug. Ik heb nu pijn aan mijn hoofd, mijn neus bloedde en is nu heel dik en blauw. Mijn rug doet ook erg zeer.
- Een letselrapportage van de GGD IJsselland opgemaakt door forensisch arts S.J. Th. van Kul, inclusief fotobijlagen, van 12 februari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 91-101):
Letselbeschrijving:
1. neus: paars-blauwe bloeduitstorting en zwelling op de neusbrug; aan de linker zijde zijn crepitaties (=krakend bot) te voelen wat erop duidt dat de neus links gebroken is.
2. diverse zwellingen (“builen”) aan de linker zijkant van het behaarde hoofd
3. roodheid achter het linker oor
4. rechts op de rug een gebied van ca 12 x 4 cm diverse rode huidverkleuringen in
een vlekkig patroon met in sommige plekken oppervlakkige schaafwonden
5. links op de rug een ca 4,5 cm lange bijna lijnvormige rode schaafwond armen
6. linker been: een bijna ronde blauw doorschemerende diepe onderhuidse bloeduitstorting op het onderbeen voor-buitenzijde net onder de knie
beoordeling letsel: meeste letsel is bij onderzoek vers, enkele uren oud, en ontstaan door direct en indirect inwerkend stomp botsend (hoofd; been) en schurend (rug) geweld. Letsel door stomp botsend en schurend geweld hetgeen zou kunnen passen bij de door BE aangegeven toedracht.
- de verklaring van verdachte [verdachte] zoals afgelegd ter terechtzitting van 9 januari 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:Ik was op 12 februari 2019 aanwezig in de Chalet bij [aangeefster 1] .
Ten aanzien van feit 3:
- Het proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 1] van 7 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 82-84):
In de periode 2 oktober 2018 tot begin november 2018 belde [verdachte] mij regelmatig, bijna elke dag, op. In die gesprekken hoorde ik hem zeggen dat hij mij wilde vermoorden. Dat hij mijn familie zou vermoorden en dat hij zichzelf van kant zou maken. Ik hoorde hem ook zeggen dat hij van mij hield en dat het niet mijn schuld was dat het zo liep. Ook bleef hij mij bellen ondanks dat ik hem vertelde dat ik geen contact meer met hem wilde. Het stalken gaat 24/7 door. Ik weet niet meer hoe vaak ik hem moet zeggen dat ik niks meer met hem te maken wil hebben. [verdachte] zoekt
mij op zodra hij geen controle meer heeft over mij. Hij belt mij telkens op en op het
moment dat ik niet reageer omdat ik mijn nummer heb gewisseld, zoekt hij mij weer op. Begin januari 2019 is hij mij meerdere malen gevolgd en is er zo achtergekomen waar ik op dat moment verbleef. Hij stalkte mij per telefoon. Hij stuurde mij ook mails. In deze telefoontjes werden vaak door hem dreigementen verteld. Dit tegen mij en mijn familie. Hij bleef mij maar bellen totdat ik een ander nummer had genomen.
- Het proces-verbaal van bevindingen van 11 maart 2019, inclusief fotobijlagen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 73-81):Op maandag 11 maart 2019 omstreeks 15.50 uur heb ik telefoongesprekken beluisterd. Volgens aangeefster [aangeefster 1] zijn dit telefoongesprekken tussen haar en verdachte [verdachte] . Ik hoor op beide filmpjes een mannen stem welke Engels spreekt.
Gesprek 1:
" Fuck you bitch"
"I'm gonna kill your family, yess".
Gesprek 2:
"Just payed more [aangeefster 1] , just payed more like you like.
Do it
Do it, say it
Peace off shit
Say it then
Mmm? Are you scared?".
Tevens overhandigde aangeefster [aangeefster 1] screenshots van e-mails die zij heeft
ontvangen van verdachte [verdachte] . Deze e-mails worden consequent verstuurd. In een periode van 11 sept 2018 t/m 3 maart 2019 zijn er meerdere e-mails gestuurd naar [aangeefster 1] en zijn afkomstig van [verdachte] . De inhoud van deze e-mails bestaan met name uit aandringen op contact. Afzender [verdachte] wil contact en schrijft dat hij zichzelf wat aan wil doen als zij geen contact meer met hem wil. Ook schrijft hij in een e-email dat hij nooit zal stoppen totdat zij op haar knieën gaat voor hem.
Tevens zijn er een aantal screenshots aan de politie overhandigd met daarop een bel geschiedenis. Hierop is te zien dat er zeker 8 keer binnen een aantal minuten contact wordt gezocht via een anoniem telefoonnummer.
- Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] van 7 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 87-88):[verdachte] heeft vanaf het moment dat ze bij mij verbleef continu contact gezocht met [aangeefster 1] . Hij bleef haar bellen en berichten sturen. [verdachte] bleef maar bellen, bellen en bellen. Hij belde dan naar [aangeefster 1] . Ik zie en hoor ook dat het lastigvallen alsmaar door gaat. Ze wordt nog steeds continu gebeld en gemaild.
- Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 8 maart 2019, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (pagina 57):
A: Ik heb haar inderdaad e-mails gestuurd
V: Hoe vaak stuurde je deze e-mails?
A: Meerdere per dag. Ik denk 10 per dag
V: Waarom zoek jij steeds contact met [aangeefster 1] ?
A: Omdat ik antwoord wil waarom zij zo doet.
V: [aangeefster 1] heeft vaak tegen jou gezegd dat ze geen contact met jou wil. Is dat niet
duidelijk voor je?
A: Ja voor mij is dat duidelijk, maar zij zoekt contact met mij op.
O: In november 2018 belde je steeds naar [aangeefster 1] . In die gesprekken zou jij hebben
gezegd dat jij haar en haar familie wilde vermoorden. Ook zou jij jezelf van kant
maken. Waarom zeg je dit?
A: Ik heb zoveel dingen geroepen, dat beken ik wel. Dat was dommigheid.
Ten aanzien van feit 4:
- -
het proces-verbaal van bevindingen van 22 maart 2019 (pagina 9);
- -
het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 5:
- -
het proces-verbaal van verhoor van slachtoffer [aangeefster 1] van 30 maart 2019 (pagina 6);
- -
het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van feit 7:
- -
Het proces-verbaal van aanhouding van [verdachte] van 8 oktober 2017 (pagina 5);
- -
Het proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting van 9 januari 2020, inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.