Einde inhoudsopgave
Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen
Artikel 26
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
04-06-2024, Stcrt. 2024, 17944 (uitgifte: 07-06-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/142367)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2024, Stcrt. 2024, 17944 (uitgifte: 07-06-2024, regelingnummer: IENW/BSK-2024/142367)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Luchtvervoer
- 1.
Een luchthaven die gebruikt wordt door een gemotoriseerd schermvliegtuig of een paramotortrike en het gebruik hiervan voldoen, onverminderd het bepaalde in paragraaf 2, aan de volgende eisen:
- a.
voor het opstijgen en landen is een cirkelvormige start- en landingsplaats beschikbaar met de diameter die nodig is voor een veilige start en landing van het luchtvaartuig, doch niet minder dan 40 meter;
- b.
rond de cirkelvormige start- en landingsplaats ligt een cirkelvormige obstakelvrije strook met een breedte van 15 meter;
- c.
indien binnen een gebied met een straal van 500 meter vanuit de vastgestelde geografische positie van de luchthaven obstakels steken door een denkbeeldig horizontaal vlak op een hoogte van 45 meter boven het hoogstgelegen punt binnen de luchthaven, neemt de exploitant ter waarborging van het veilig gebruik van de luchthaven maatregelen met betrekking tot die obstakels;
- d.
de luchthaven is zodanig gelegen dat rondom de luchthaven geen obstakels steken door een denkbeeldig vlak dat met de buitenste cirkel als basis oploopt met een helling van 1:10 (hoogte:afstand) tot 225 meter van de luchthaven, voor zover deze obstakels een gevaar vormen voor een veilige start en landing van het luchtvaartuig.
- 2.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een terrein voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik dat gebruikt wordt door een gemotoriseerd schermvliegtuig of een paramotortrike.
- 3.
Artikel 20, tweede lid, is niet van toepassing.