HR, 16-02-2018, nr. 17/02667
ECLI:NL:HR:2018:210
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
16-02-2018
- Zaaknummer
17/02667
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:210, Uitspraak, Hoge Raad, 16‑02‑2018; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHDHA:2017:1186
- Vindplaatsen
Belastingblad 2018/133 met annotatie van Redactie
Uitspraak 16‑02‑2018
Inhoudsindicatie
HR: 81.1 RO.
Partij(en)
16 februari 2018
Nr. 17/02667
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam te Rotterdam (hierna: het College) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 25 april 2017, nrs. BK‑16/00412 en BK-16/00413, op het hoger beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen uitspraken van de Rechtbank Rotterdam (nrs. ROT 16/1022 en ROT 16/1024) betreffende de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting van de gemeente Rotterdam.
1. Geding in cassatie
Het College heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. Hij heeft tevens incidenteel beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
Het College heeft in het principale beroep een conclusie van repliek ingediend. Het heeft schriftelijk zijn zienswijze omtrent het incidentele beroep naar voren gebracht.
Belanghebbende heeft in het incidentele beroep een conclusie van repliek ingediend.
2 Beoordeling van het middel in het principale beroep en de klachten in het incidentele beroep
Het middel en de klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel en de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
3. Proceskosten
Wat betreft het principale cassatieberoep zal het College worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart beide beroepen in cassatie ongegrond, en
veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 1002 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de vice-president G. de Groot als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2018.
Van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam wordt een griffierecht geheven van € 501.