Hof Amsterdam, 30-10-2007, nr. 2006/1052
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8557
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
30-10-2007
- Magistraten
Mrs. Van Ginkel, Knottnerus, Van Acht
- Zaaknummer
2006/1052
- LJN
BB8557
- Roepnaam
workshop rolschaatsen
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
Arbeidsrecht / Arbeidsomstandigheden en beroepsschade
Arbeidsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8557, Uitspraak, Hof Amsterdam, 30‑10‑2007
Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BH1996, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 30‑10‑2007
Mrs. Van Ginkel, Knottnerus, Van Acht
Partij(en)
Arrest
in de zaak van:
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal appel,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel,
procureur: mr. R. Gardeslen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
M/V Communicatie B.V.,
gevestigd te Amersfoort,
geïntimeerde in het principaal appel,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel,
procureur: mr. F.B. Falkena.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor de procedure in eerste aanleg wordt verwezen naar de inhoud van het vonnis van 16 augustus 2006 dat de kantonrechter te Amersfoort tussen appellante/geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel appel, (hierna ook te noemen: [appellante]) als eiseres en geïntimeerde/appellante in het voorwaardelijk incidenteel appel, (hierna ook te noemen: M/V Communicatie) als gedaagde heeft gewezen; van het vonnis is een fotokopie aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
[appellante] heeft bij exploot van 20 september 2006 M/V Communicatie aangezegd van dat vonnis in hoger beroep te komen, met dagvaarding van M/V Communicatie voor dit hof.
2.2
Bij memorie van grieven heeft [appellante] zeven grieven tegen dat vonnis aangevoerd en toegelicht, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, dat vonnis zal vernietigen en de vorderingen van [appellante] alsnog zal toewijzen, met veroordeling van M/V Communicatie in de kosten van de procedure in beide instanties.
2.3
Bij memorie van antwoord heeft M/V Communicatie de grieven bestreden en bewijs aangeboden. M/V Communicatie heeft bij die gelegenheid tevens onder het aanvoeren van één grief voorwaardelijk incidenteel hoger beroep van dat vonnis ingesteld. M/V Communicatie heeft geconcludeerd:
in het principaal hoger beroep:
dat het hof, bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het bestreden vonnis zo nodig met verbetering van gronden zal bekrachtigen;
in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep:
dat het hof het betreden vonnis zal vernietigen althans zal verbeteren, dan wel de rechtsoverwegingen 1b, 6 en 10 zal wijzigen in de door M/V Communicatie uiteengezette zin;
in het principale en voorwaardelijke incidentele hoger beroep voorts:
dat het hof [appellante] zal veroordelen in (het hof leest:) de kosten van het hoger beroep, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het te wijzen arrest en — voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen die termijn plaats vindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede [appellante] zal veroordelen tot betaling van de nakosten ad € 131,- zonder betekening, dan wel € 199,- in het geval van betekening, te voldoen binnen veertien dagen na betekening van het arrest en — voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaats vindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.4
[appellante] heeft bij memorie van antwoord in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep de grief van M/V Communicatie bestreden, bewijs aangeboden en geconcludeerd dat het hof bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, M/V Communicatie niet-ontvankelijk zal verklaren in haar hoger beroep, althans dit ongegrond zal verklaren, met veroordeling van M/V Communicatie in de kosten van het hoger beroep.
2.5
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd.
3. De vaststaande feiten
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 1 a. tot en met 1 e. feiten vastgesteld. Aangezien daartegen, afgezien van de vaststelling onder 1 b. dat M/V Communicatie de ontspanningsactiviteit voor haar medewerkers organiseert (mede) ter verwezenlijking van haar bedrijfsdoeleinden (teambuilding), geen grieven zijn aangevoerd of bezwaren zijn geuit, zal het hof voor het overige van die feiten uitgaan.
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het gaat in deze zaak kort gezegd om het volgende. [appellante] is sinds begin 1988 in loondienst van (de rechtsvoorganger) van M/V Communicatie werkzaam, laatstelijk gedurende 25 uur per week op de financiële administratie. M/V Communicatie organiseert ongeveer één maal per kwartaal op vrijdagmiddag, na werktijd, een ontspanningsactiviteit voor haar (ongeveer vijftien) werknemers. Deze activiteiten worden om de beurt door de werknemers voorgesteld en ter goedkeuring aan de directeur van M/V Communicatie voorgelegd. Werknemers die niet bij de organisatie betrokken zijn, zijn niet op de hoogte van de aard van de activiteit, voor hen is dat een verrassing. Ook op vrijdag 1 februari 2002 na werktijd vond een dergelijke ontspanningsactiviteit plaats. Zij bestond uit een workshop dansen op rollerskates (rolschaatsen met vier — twee dubbele — wielen onder een vaste schoen) met begeleidende muziek, welke workshop zou worden gegeven door twee professionele rollerskaters van Groovy Company B.V. in de hal van het kantoor van M/V Communicatie. De (ovale) hal heeft een marmeren vloer en is ongeveer 7 bij 10 meter groot. De deelnemers aan de workshop konden de — van Skate Vondel — gehuurde rollerskates aandoen in een aangrenzende kantoorruimte waar banken stonden en vloerbedekking lag. [appellante], die op vrijdagen niet werkt, kwam op 1 februari 2002 om ongeveer 17.30 uur aan in het kantoor van M/V Communicatie. Op dat moment waren enkele werknemers al aan het rolschaatsen in de hal. De medewerkers van Groovy Company waren toen nog bezig met het plaatsen van de geluidsinstallatie. [appellante] kreeg bij binnenkomst een paar rolschaatsen overhandigd die zij in de kantoorruimte heeft aangedaan. De workshop was toen nog niet begonnen. [appellante] is vervolgens gaan rolschaatsen, maar is al na enkele meters in de marmeren hal ten val gekomen. Ze heeft daarbij haar linker pols gebroken. Hoewel de breuk is geheeld, heeft het letsel geleid tot een posttraumatische dystrofie. [appellante] is dientengevolge arbeidsongeschikt geraakt. [appellante] was ten tijde van het ongeval 47 jaar en had sinds haar jeugd niet meer gerolschaatst.
4.2
[appellante] houdt M/V Communicatie aansprakelijk voor de door haar als gevolg van het ongeval geleden en te lijden materiële en immateriële schade, primair op grond van artikel 7:658 BW, subsidiair op grond van artikel 7:611 BW dan wel op grond van artikel 6:162 BW in samenhang met artikel 6:76 BW. M/V Communicatie heeft aansprakelijkheid afgewezen. [appellante] heeft M/V Communicatie vervolgens gedagvaard voor de kantonrechter te Amersfoort en gevorderd:
- 1.
veroordeling van M/V Communicatie tot betaling van € 223.515,-, althans € 196.735,- als schadevergoeding met wettelijke rente als nader in de dagvaarding omschreven;
- 2.
een verklaring voor recht dat M/V Communicatie is gehouden de schade te vergoeden die [appellante] als gevolg van verlies arbeidsvermogen in de toekomst zal lijden ten gevolge van het ongeval door de stelselwijziging in het kader van de WAO;
- 3.
veroordeling van M/V Communicatie tot het verstrekken van een belastinggarantie als nader in de dagvaarding omschreven;
- 4.
een verklaring voor recht dat M/V Communicatie is gehouden alle eventuele aanslagen, op te leggen door de belastingdienst, die verband houden met deze letselzaak, te vergoeden;
- 5.
veroordeling van M/V Communicatie in de kosten van het geding.
4.3
De rechtbank heeft de vordering bij het betreden vonnis afgewezen en [appellante] in de kosten van het geding veroordeeld.
Het principaal hoger beroep
4.4
[appellante] keert zich met de grieven 1 tot en met 5 tegen het oordeel dat M/V Communicatie niet op de voet van artikel 7:658 BW aansprakelijk is voor de gevolgen van het ongeval. Het hof deelt echter het oordeel van de rechtbank. Artikel 7:658 lid 1 BW schept voor de werkgever de verplichting de lokalen, werktuigen en gereedschappen waarin of waarmee hij de arbeid doet verrichten, op zodanige wijze in te richten en te onderhouden alsmede voor het verrichten van de arbeid zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te verstrekken als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt.
4.5
Hoewel de laatste zinsnede in de rechtspraak in ruime zin wordt uitgelegd, kan niet gezegd worden dat het ongeval van [appellante] zich heeft voorgedaan in de uitoefening van haar werkzaamheden. De aansprakelijkheid van de werkgever op grond van deze bepaling berust op diens zeggenschap over de werknemer en diens bevoegdheid de werknemer aanwijzingen te geven. De rechtbank heeft terecht overwogen dat, wil de bepaling toepassing kunnen vinden, er een voldoende nauwe band tussen de uitoefening van de werkzaamheden en het georganiseerde evenement moet bestaan. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de band tussen de door [appellante] te verrichten werkzaamheden en de workshop, het rollerskate dansen, op vrijdagmiddag, na werktijd, ontbreekt. [appellante] had een administratieve functie. Zij werkte niet op vrijdag. Verder staat vast dat niet alle personeelsleden aan de workshop deelnamen. De stelling van [appellante] dat zij zich op grond van signalen van de werkgever verplicht voelde of mocht voelen om aan de workshop deel te nemen acht het hof onvoldoende feitelijk toegelicht in het licht van het gemotiveerde verweer van M/V Communicatie, dat erop neer komt dat deelname aan de workshop geheel vrijwillig was, dat de workshop enkel voor het plezier van de werknemers werd georganiseerd en dat aan niet-deelnemen geen arbeidsrechtelijke consequenties verbonden waren. De grieven falen.
4.6
De grieven 6 en 7 zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat aansprakelijkheid van M/V Communicatie voor de gevolgen van het ongeval evenmin op grond van artikel 7:611 BW kan worden aangenomen, aangezien — samengevat — gelet op de omstandigheden van het geval niet kan worden geconcludeerd dat M/V Communicatie is tekort geschoten in haar verplichting zich als een goed werkgever te gedragen. In de toelichting op grief 6 grief voert [appellante] aan dat zij, anders dan de rechtbank heeft overwogen, verplicht was aan de workshop deel te nemen. Dat betoog is hiervoor echter verworpen. Deze grief kan niet slagen.
4.7
In de toelichting op grief 7 voert [appellante] aan dat de rechtbank geen acht heeft geslagen op de feiten en omstandigheden die zij in de conclusie van repliek onder 13 tot en met 16 naar voren heeft gebracht en die volgens [appellante] tot de slotsom moeten leiden dat M/V Communicatie haar verplichting zich als goed werkgever te gedragen heeft geschonden.
4.8
Deze grief slaagt. Hoewel de band tussen de door [appellante] te verrichten — administratieve — werkzaamheden en de workshop ontbreekt en niet aangenomen kan worden dat [appellante] verplicht was om daaraan deel te nemen, was de workshop wel aan het werk gerelateerd. Het ging immers om een personeelsactiviteit die gehouden werd in de hal van het kantoor van M/V Communicatie. Verder had M/V Communicatie de activiteit (mede) georganiseerd en had zij, dan wel M/V Events namens haar, de professionele rollerskaters van Groovy Company ingehuurd en de rolschaatsen gehuurd. Anders dan M/V Communicatie heeft betoogd, is het rolschaatsen op een marmeren vloer (die, zoals van algemene bekendheid is, glad en hard is) — zonder voldoende houvast — een risicovolle bezigheid, zeker als tevoren geen beschermingsmiddelen, zoals knie- en polsbeschermers, worden uitgereikt en geen rolschaatsinstructie is gegeven. Hoewel rolschaatsen vier (twee dubbele) wielen hebben, kan niet worden volgehouden dat het valgevaar daardoor beperkt is. Dat risico is, naar van algemene bekendheid is, juist aanzienlijk, zeker voor mensen op middelbare leeftijd die in geen jaren aan rolschaatsen hebben gedaan, zoals [appellante]. Daaraan doet niet af dat bij een valpartij doorgaans de gevolgen niet zo ernstig zijn. [appellante] heeft onweersproken gesteld dat zij bij binnenkomst in het kantoor van M/V Communicatie een paar rolschaatsen kreeg overhandigd en dat de twee medewerkers van Groovy Company doende waren de geluidsinstallatie te plaatsen. M/V Communicatie heeft aangevoerd dat zij erop mocht vertrouwen dat de medewerkers van Groovy Company als professionals geen activiteiten zouden organiseren die (evident) gevaarlijk zijn, maar uit de feiten volgt dat die medewerkers hebben toegelaten, althans niet hebben voorkomen dat iemand als [appellante] zonder instructie en zonder beschermingsmiddelen is gaan rolschaatsen in de hal. Dat dient voor rekening van M/V Communicatie, die bij de organisatie van de workshop gebruik heeft gemaakt van de hulp van Groovy Company, te komen. [appellante] heeft verder gesteld dat Groovy Company niet beschikte over een aansprakelijkheidsverzekering. M/V Communicatie heeft dat weliswaar betwist, maar zij heeft geen bewijs van die verzekering bijgebracht, wat wel op haar weg lag, nu zij Groovy Company had ingeschakeld. Het hof gaat er dan ook van dat uit een dergelijke polis niet is afgesloten. Vast staat dat zij haar werknemers niet heeft gewezen op het ontbreken van deze verzekering.
4.9
Het hof acht het hiervoor weergegeven nalaten van M/V Communicatie in strijd met wat van een goed werkgever mag worden verwacht. M/V Communicatie heeft onvoldoende gedaan om haar werknemers te beschermen tegen het gevaar van vallen tijdens de workshop en om dekking te bieden tegen de door hen als gevolg van een val geleden schade. M/V Communicatie heeft nog tegengeworpen dat [appellante] zich op elk moment had kunnen onttrekken aan de workshop, althans aan het rolschaatsen. Dat disculpeert haar echter niet. Het gaat er om of, wanneer een werknemer besluit aan het rolschaatsen deel te nemen, M/V Communicatie voldoende heeft gedaan om deze te beschermen tegen de risico's van vallen met alle gevolgen van dien. Die vraag moet gelet op het voorgaande ontkennend worden beantwoord.
4.10
De gegrondheid van grief 7 brengt mee dat het hof alsnog zal moeten beslissen over de door [appellante] gevorderde schadevergoeding, die M/V Communicatie gemotiveerd heeft betwist. Het hof acht termen aanwezig inlichtingen van partijen over de verschillende posten te verkrijgen, waartoe een comparitie van partijen zal worden gelast. Deze comparitie zal tevens worden benut om te bezien of partijen het over een of meer onderwerpen alsnog eens kunnen worden.
Het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
4.11
De voorwaarde waaronder dit hoger beroep is ingesteld is vervuld. De grief klaagt erover dat de rechtbank ten onrechte heeft vastgesteld dat de ontspanningsactiviteit (mede) strekt tot verwezenlijking van de bedrijfsdoelen van M/V Communicatie (teambuilding). De grief behoeft geen bespreking, nu gelet op hetgeen in het principaal hoger beroep is overwogen, de juistheid van deze vaststelling in het midden kan blijven.
Slotsom
De grieven 1 tot en met 6 in het principaal hoger beroep falen. Grief 7 slaagt. De grief in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep behoeft geen bespreking. Het hof zal, alvorens verder te beslissen, een comparitie van partijen gelasten met het in rov. 4.10 genoemde doel. Het hof zal op de voet van artikel 401 a Rv. bepalen dat van dit tussenarrest beroep in cassatie kan worden ingesteld.
Beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen, M/V Communicatie vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en ofwel bevoegd ofwel speciaal schriftelijk gemachtigd is tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun advocaten zullen verschijnen voor het tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. P.H. van Ginkel, die daartoe zitting zal houden op vrijdag 21 december 2007 om 11.30 uur in het paleis van justitie aan de Walburgstraat 2–4 te Arnhem, zulks tot het geven van inlichtingen als onder 4.9 aangegeven en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat voor deze zitting in beginsel één dagdeel (van maximaal 2,5 uur per dagdeel) beschikbaar is;
bepaalt dat de procureur alleen in geval van dringende verhindering tot twee weken na heden uitsluitend schriftelijk aanhouding kan verzoeken met vermelding van die dringende reden van verhindering en onder opgave van verhinderdata van beide partijen en dat aanhoudingsverzoeken na die datum in beginsel niet worden toegestaan;
bepaalt dat van dit tussenarrest beroep in cassatie kan worden ingesteld;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Ginkel, Knottnerus en Van Acht en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2007.