Rb. Gelderland, 01-08-2013, nr. 247074
ECLI:NL:RBGEL:2013:5721
- Instantie
Rechtbank Gelderland
- Datum
01-08-2013
- Zaaknummer
247074
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBGEL:2013:5721, Uitspraak, Rechtbank Gelderland, 01‑08‑2013; (Kort geding)
- Wetingang
art. 253a Burgerlijk Wetboek Boek 1
- Vindplaatsen
GJ 2014/21
Uitspraak 01‑08‑2013
Inhoudsindicatie
Voorzieningenrechter verleent vervangende medische behandeling van de dochter van partijen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/247074 / KG ZA 13-398
Vonnis in kort geding van 1 augustus 2013
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1],
eiseres,
advocaat mr. K.E. de Wit te Arnhem,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2],
gedaagde,
advocaat mr. C.A.F. Haans te Bergen op Zoom.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding met producties
- -
de mondelinge behandeling
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Tussen [eiseres] en [gedaagde] heeft een affectieve relatie bestaan. Uit die relatie is op 1 juni 2011 dochter [dochter] [gedaagde] geboren (hierna: ‘[dochter]’). [eiseres] en [gedaagde] oefenen het gezamenlijk gezag uit over [dochter].
2.2.
[dochter] is bekend met darmproblemen. Ze heeft diverse onderzoeken ondergaan en krijgt medicatie.
2.3.
In een brief van de behandelend arts, kinderarts E. Leijn van het Rijnstate Ziekenhuis in Arnhem, van 1 juli 2013 is vermeld:
Bespreking:
Ik besprak met moeder de forse habituele obstipatie. Er waren geen aanwijzingen voor onderliggende pathologie. (…)
Nu met bijna 4 gram macrogol/kg en intermitterend Microlax, blijft de doorstroming op gang. Moeder gaf aan dat de hoogopgaande klysma’s in het verleden zeer goed effect hadden. Ik opperde colonspoelen en legde uit hoe dit in zijn werk ging. Moeder zou dit overleggen met vader. (…)
Later bleek echter dat vader niet mee wilde werken en liever werkt met VSM –druppels. Hij heeft alle afspraken van [dochter] op mijn poli afgezegd en wil een second opinion. Moeder was hier aanvankelijk niet mee eens, echter ik besprak met haar de noodzaak van een goede behandeling van [dochter]. Als hier een second opinion voor nodig is, dan lijkt me dat de meest wenselijke optie.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert – samengevat weergegeven – dat de voorzieningenrechter, uitvoerbaar bij voorraad:
- a.
vervangende toestemming verleent voor de behandeling inhoudende het colonspoelen van [dochter] [gedaagde], geboren op 1 juni 2011 te Bergen op Zoom, althans een voorziening treft die de voorzieningenrechter geraden acht;
- b.
[gedaagde] veroordeelt in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[eiseres] heeft gesteld dat de darmproblemen van [dochter] thans dusdanig ernstig zijn dat zij zichtbaar achteruit gaat. De situatie werd zo prangend dat [eiseres], kort voor de mondelinge behandeling in deze procedure, reeds door de huisarts een spoeling heeft laten verrichten. Daarna knapte [dochter] meteen op, aldus [eiseres]. De spoelingen moeten, afhankelijk van de mate van obstipatie, geregeld (in aanvang twee keer per week) worden verricht. [eiseres] vreest dat wanneer dat niet gebeurt, de gezondheid en (daardoor) de ontwikkeling van [dochter] daaronder te lijden zullen hebben. Gelet op die stellingen is voldoende aannemelijk dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij haar vordering.
4.2.
[gedaagde] erkent dat [dochter] darmproblemen heeft, maar stelt dat deze niet zo ernstig zijn als [eiseres] doet voorkomen. De spoelingen zijn niet nodig, omdat de problemen kunnen worden opgelost door (homeopathische) medicatie in combinatie met het brengen van (meer) regelmaat in het eet- en drinkpatroon van [dochter]. De spoelingen zijn belastend omdat ze om de dag moeten plaatsvinden. [gedaagde] voert aan dat een second opinion dient plaats te vinden om te laten vaststellen welke behandelmethode het meest aangewezen is. [gedaagde] kan echter niet instemmen met de door [eiseres] bij het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam (hierna: ‘het AMC’) aangevraagde second opinion (thans gepland op 30 augustus 2013), omdat het AMC niet (voldoende) onafhankelijk is van het Rijnstate Ziekenhuis waar [dochter] thans wordt behandeld.
4.3.
De voorzieningenrechter oordeelt als volgt. Nu het gezag over [dochter] door partijen gezamenlijk wordt uitgeoefend en zij het niet eens kunnen worden over dit (wezenlijke) punt met betrekking tot de zorg voor [dochter], dient de voorzieningenrechter een zodanige beslissing te nemen als hem in het belang van [dochter] wenselijk voorkomt (artikel 1:253a BW).
4.4.
Door [gedaagde] is erkend dat [dochter] darmproblemen heeft. Op grond van de overgelegde medische stukken leidt de voorzieningenrechter voorshands af dat het gaat om een ernstig en aanhoudend probleem. Dat de problematiek wordt overdreven, zoals [gedaagde] in wezen stelt, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk. Gelet op genoemde medische stukken is voorshands evenmin aannemelijk dat de problemen door een ander eet- en drinkpatroon volledig of grotendeels kunnen worden opgelost. Voorshands moet derhalve worden aangenomen dat medisch ingrijpen noodzakelijk is.
4.5.
De behandelend medisch specialist, kinderarts Leijn, heeft colonspoelen geadviseerd. Er bestaat geen reden om te betwijfelen dat het gaat om een ter zake kundig advies, zodat het in beginsel kan worden gevolgd. Dat zou anders kunnen zijn wanneer aannemelijk is dat de behandeling schadelijk voor [dochter] is of zou kunnen zijn, doch dat is niet gesteld en evenmin gebleken. Door [gedaagde] is wel gesteld dat de behandeling (te) belastend zou zijn voor [dochter]. Hij heeft echter niet betwist dat, zoals [eiseres] heeft gesteld, hij en [eiseres] de behandeling zelf thuis kunnen verrichten. In het ziekenhuis wordt twee keer voorgedaan hoe zij te werk moeten gaan en vervolgens zal een thuishulp twee keer de behandeling thuis begeleiden. Daarna is geen medische hulp meer nodig. Het gaat, zo is eveneens niet betwist, om hoogstens twee spoelingen per week, afhankelijk van de mate van obstipatie. Gelet daarop, en nu op grond van de medische stukken geen aanwijzingen in die richting bestaan, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de behandeling niet dusdanig belastend is voor [dochter] dat daarvan moet worden afgezien. Van wezenlijke bezwaren tegen de behandeling is derhalve niet gebleken. Voldoende aannemelijk daarentegen is dat de behandeling in het belang van [dochter] is.
4.6.
Gezien het verweer van [gedaagde] dient nog te worden beoordeeld of met de behandeling moet worden gewacht op de uitkomst van een second opinion. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit niet het geval is. Een second opinion kan op zichzelf, mede gelet op de mening van Leijn daarover (als verwoord in de hiervoor onder 2.3. weergegeven brief van 1 juli 2013), van nut zijn maar dat deze noodzakelijk zou zijn om verantwoord te kunnen bepalen of darmspoelen is aangewezen, is niet aannemelijk. Partijen verschillen van mening over de vraag in welk ziekenhuis de second opinion moet worden verricht. Er is een afspraak gemaakt met het AMC (voor 30 augustus 2013), doch [gedaagde] verzet zich tegen de keuze voor het AMC omdat het niet voldoende onafhankelijk (van het Rijnstate) zou zijn. [eiseres] stelt dat enkel het AMC gespecialiseerd is in kinderobstipatie en dat andere ziekenhuizen haar (daarom) verwijzen naar het AMC. Gelet daarop is niet aannemelijk dat op korte termijn een second opinion zal plaatsvinden. Daarom, en nu de spoelingen zijn geadviseerd door de behandelend medisch specialist en voorts op grond van het hiervoor (onder 4.5.) geoordeelde moet worden aangenomen dat deze voor [dochter] niet schadelijk of te belastend zijn, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de uitkomst van een eventueel te verkrijgen second opinion niet behoeft te worden afgewacht.
4.7.
Op grond van het voorgaande acht de voorzieningenrechter voorshands voldoende aannemelijk dat het in het belang van [dochter] wenselijk is wanneer de spoelingen plaatsvinden alsmede dat geen wezenlijke bezwaren of andere redenen bestaan die maken dat daarvan op dit moment moet worden afgezien. De door [eiseres] gevorderde vervangende toestemming wordt daarom verleend als hierna bepaald.
4.8.
Nu dit geschil voortvloeit uit de affectieve relatie die tussen partijen heeft bestaan, zullen de proceskosten worden gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
verleent vervangende toestemming voor de behandeling inhoudende het colonspoelen van [dochter] [gedaagde] (geboren 1 juni 2011 te[woonplaats 2]), zolang daarvoor een medische indicatie bestaat;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
bepaalt dat de kosten van dit geding aldus worden gecompenseerd, dat elke partij belast blijft met de aan haar zijde gevallen kosten;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken op 1 augustus 2013.
Coll.: MvL