Rb. Overijssel, 19-12-2013, nr. C/08/139407 / FA RK 13-1071
ECLI:NL:RBOVE:2013:3739
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
19-12-2013
- Zaaknummer
C/08/139407 / FA RK 13-1071
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2013:3739, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 19‑12‑2013
Uitspraak 19‑12‑2013
Inhoudsindicatie
Geen reden om af te wijken van alimentatiebepaling in echtscheidingsconvenant.
Partij(en)
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team Familierecht en Jeugdrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer: C/08/139407 / FA RK 13-1071
datum: 19 december 2013
beschikking van de enkelvoudige familiekamer
in de zaak van:
[de man],
wonende te [plaats],
advocaat mr. J.A.C.H. Hana Zwolle,
hierna als de man aangeduid,
verzoeker,
en
[de vrouw][de vrouw],
wonende te [plaats],
advocaat mr. H.C. Kiers te Deventer,
hierna als de vrouw aangeduid,
belanghebbende.
Het procesverloop
De man heeft op 13 juni 2013 onder bovenvermeld zaaknummer een verzoekschrift tot het wijzigen van alimentatie ingediend.
De vrouw heeft op 24 juni 2013 een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld ter zitting met gesloten deuren op 19 september 2013.
Verschenen zijn:
de man, bijgestaan door mr. Hana;
de vrouw, bijgestaan door mr. Kiers.
Vaststaande feiten
De man en de vrouw zijn met elkaar gehuwd geweest.
De minderjarige kinderen van de man en de vrouw zijn:
1.
[kind 1], geboren op [geboortedatum 1] 2000 in de gemeente [plaats] en
2.
[kind 2], geboren op [geboortedatum 2]2002 in de gemeente [plaats].
Bij beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 21 mei 2008 is de echtscheiding tussen de man en de vrouw uitgesproken.
Deze beschikking is op 12 maart 2008 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De man en de vrouw zijn bij convenant een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen overeengekomen van € 250,00 per kind per maand, na wettelijke indexering thans € 276,22 per kind per maand.
Beoordeling van de zaak
De man heeft de rechtbank verzocht de kinderbijdrage te wijzigen en met ingang van 1 mei 2013 te bepalen op totaal € 50,00 per maand, althans een in goede justitie door de rechtbank te betalen bedrag.
Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt de man dat het echtscheidingsconvenant voor wat betreft de overeengekomen alimentatie is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven. Tevens heeft de vastgestelde alimentatie van de aanvang af niet aan de wette-lijke maatstaven beantwoord, omdat van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
Voorts zijn de omstandigheden gewijzigd. Het inkomen van de man is gedaald en zijn lasten zijn gestegen. Hij heeft inmiddels ook een onderhoudsplicht voor zijn in 2010 geboren zoon. De man teert in op zijn spaargeld om de alimentatie te kunnen betalen. De man kan niet gehouden worden aan het beding in het convenant, omdat dat met name vanwege zijn gezondheidssituatie naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
De vrouw heeft gesteld dat de man gebonden is aan de afspraken in het convenant en dat er geen sprake is van een relevante wijziging van omstandigheden.
In deze zaak is de vraag aan de orde of de door partijen vastgestelde kinderalimentatie, zoals deze is neergelegd in het tussen partijen opgemaakte echtscheidingsconvenant en de daarmee overeenstemmende echtscheidingsbeschikking, dient te worden gewijzigd.
In de echtscheidingsbeschikking van 21 mei 2008 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad de inhoud van het tussen partijen gesloten convenant overgenomen. In het door partijen in april 2008 ondertekende convenant is onder meer bepaald, voor zover van belang:
1.5 Met ingang van 1 mei 2008 en zolang de kinderen bij de vrouw wonen, betaalt de man aan de vrouw maandelijks bij vooruitbetaling een bijdrage voor de kinderen van € 250,00 per kind (…).
1.6 De behoefte van de minderjarige kinderen op basis van het netto besteedbaar inkomen is volgens de daartoe geldende tabellen € 680,00 per maand. Partijen komen overeen dat zij op dit moment in de verhouding ¾ - ¼ zullen bijdragen in de kosten van de kinderen. Indien en voor zover zij daarbij afwijken van de wettelijke maatstaven doen zij dat welbewust in het licht van het totaal van afspraken die in dit convenant worden gemaakt, en vooral het streven, mede vanuit een dringende verplichting van moraal en fatsoen aan de zijde van de man, om de vrouw in staat te stellen met de kinderen de voormalige echtelijke woning te blijven bewonen.
1.6.a Mocht de financiële situatie van de man buiten zijn schuld, toedoen of nalaten zodanig verslechteren dat hij in redelijkheid de overeengekomen alimentatie niet meer kan voldoen, dan wel de vrouw een hoger netto inkomen gaan genereren dan € 1.000,00 per maand, dan zal de kinderalimentatie opnieuw worden vastgesteld.
1.6.b In dat geval zal de verhouding van ieders aandeel kunnen worden aangepast naar evenredigheid van ieders bruto inkomen. (…) Ter wille van de eenvoud wordt met fiscale voordelen samenhangend met het betalen van alimentatie of de gezinssituatie geen rekening gehouden. Partijen kiezen er uitdrukkelijk in afwijking van de wettelijke maatstaven voor om niet van de draagkracht uit te gaan. Dat betekent ook dat veranderingen in de lasten, zowel aan de kant van de vader als van de moeder, al dan niet veroorzaakt door de samenleving met een andere partner, niet van invloed zullen zijn op de kinderalimentatie. Ook de inkomsten of lasten van een nieuwe partner zullen niet meewegen voor de kinderalimentatie.
De rechtbank stelt voorop dat partijen bij het sluiten van het convenant voor wat betreft de kinderalimentatie met het oog op een totaalregeling bewust hebben willen afwijken van de wettelijke maatstaven. Dat dit anders zou zijn heeft de man, mede gezien het feit dat dit tevens expliciet in het convenant is weergegeven en hij ten tijde van de totstandkoming van het convenant werd bijgestaan door een advocaat, niet voldoende weersproken. Eveneens staat als niet door de man weersproken vast dat de vrouw in het geheel van afspraken, teneinde in de woning te kunnen blijven wonen, genoegen heeft genomen met een lagere kinderalimentatie en haar aanspraken op partneralimentatie heeft laten varen. In het bijzonder zijn partijen bewust afgeweken van de verhouding waarin zij zullen bijdragen in de kosten van de kinderen. Dit brengt mee dat een verzoek van de man tot wijziging van de alimentatie, erop neerkomend dat hij een wijziging wenst aan te brengen in die verhouding, niet kan worden gebaseerd op de stelling dat de kinderalimentatie van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, deze niet langer voldoet aan de wettelijke maatstaf of is aangegaan met grove miskenning van de wettelijke maatstaven.
De rechtbank zal in het onderhavige geval derhalve slechts tot een wijziging van de vastge-stelde kinderalimentatie mogen overgaan, indien na het tot stand komen van de overeen-komst een wijziging van omstandigheden is ingetreden die meebrengt dat de vrouw, in het licht van alle dan bestaande omstandigheden, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten.
De rechtbank hecht in dat verband grote waarde aan wat partijen over een eventuele wijziging van de kinderalimentatie hebben afgesproken. In het hiervoor geciteerde artikel 1.6.a van het convenant hebben partijen geregeld wanneer de vastgelegde kinderalimentatie opnieuw zal worden vastgesteld.
Het in het eerste deel van artikel 1.6.a vastgelegde geval dat de inkomenssituatie van de man zodanig is verslechterd dat hij in redelijkheid de overeengekomen alimentatie niet meer kan voldoen, is niet aan de orde. Uit hetgeen partijen naar voren hebben gebracht blijkt dat het inkomen van de man niet wezenlijk is veranderd ten opzichte van de periode dat het convenant tot stand kwam. Dat de vrouw een hoger netto inkomen is gaan genereren dan € 1.000,00 per maand, zoals in het tweede deel van artikel 1.6.a staat vermeld, heeft de man niet gesteld, en blijkt overigens nergens uit.
Op grond van het convenant bestaat er derhalve geen aanleiding om de kinderalimentatie opnieuw vast te stellen.
Wel is de persoonlijke situatie van de man in zoverre gewijzigd dat hij inmiddels een kind heeft gekregen met zijn nieuwe partner, waarvoor hij onderhoudsplichtig is. Dit argument is normaal gesproken, als van invloed op de draagkracht, voldoende om de hoogte van te betalen kinderalimentatie aan te passen. De rechtbank ziet daarvoor in dit geval echter geen aanleiding.
Partijen hebben in artikel 1.6.b, in afwijking van de wettelijke maatstaven, ervoor gekozen dat niet van de draagkracht zal worden uitgegaan bij de bepaling in welke verhouding ieder van partijen zal bijdragen in de kosten van de kinderen, maar van ieders bruto inkomen. Omdat partijen hebben bepaald dat veranderingen in de lasten, al dan niet veroorzaakt door de samenleving met een andere partner, niet van invloed zullen zijn op de kinderalimentatie kan het feit dat de man onderhoudsplichtig is geworden voor een ander kind er dan ook niet toe leiden dat de kinderalimentatie wordt aangepast.
Ten slotte heeft de man erop gewezen dat het financieel onverantwoord is om € 1.000,= per maand te blijven opnemen uit de letselschadevergoeding die hij wegens een bedrijfsongeval in 1999 heeft ontvangen, omdat de pot dan als hij 56 jaar is leeg zal zijn. Aangezien deze maandelijkse opname echter een omstandigheid is waarmee bij het aangaan van de over-eenkomst rekening is gehouden, kan dit evenmin tot wijziging van de kinderalimentatie leiden.
De rechtbank komt op grond van het vorenstaande tot de conclusie dat het verzoek van de man dient te worden afgewezen.
De rechtbank zal de vrouw niet volgen in het verzoek tot veroordeling van de man in de kosten van de procedure. De man en de vrouw zijn gewezen echtgenoten. De rechtbank
zal de kosten van de procedure daarom compenseren, in die zin dat beiden de eigen kosten zullen dragen.
Beslissing
De rechtbank:
Wijst het verzoek van de man af.
Compenseert de kosten van de procedure in die zin, dat de man en de vrouw de eigen kosten dragen.
Aldus gegeven door mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, rechter, in tegenwoordigheid van W. van der Laan als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2013
Hoger beroep
Mocht u, verzoeker of belanghebbende, zich niet met de beslissing van de rechtbank kunnen verenigen, dan kunt u daartegen hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. Hoger beroep dient binnen een bepaalde termijn te worden ingesteld, tenzij een ander dat al heeft gedaan. Die termijn is voor verzoeker en voor de verschenen belanghebbende, aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden, drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak. De termijn is voor andere belanghebbenden drie maanden na de betekening van de uitspraak of nadat de beschikking hen op andere wijze bekend is geworden. Voor het instellen van hoger beroep is tussenkomst van een advocaat verplicht.