Rb. Rotterdam, 08-03-2016, nr. KTN-4799295, 08032016
ECLI:NL:RBROT:2016:1752
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
08-03-2016
- Zaaknummer
KTN-4799295_08032016
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2016:1752, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 08‑03‑2016; (Beschikking)
- Vindplaatsen
AR 2016/927
AR-Updates.nl 2016-0344
VAAN-AR-Updates.nl 2016-0344
Uitspraak 08‑03‑2016
Inhoudsindicatie
Ambtshalve toepassing van de termijnen van artikel 7:686a lid 4 BW. Niet ontvankelijkverklaring van verzoeken om billijke vergoeding en transitievergoeding, want het verzoekschrift is buiten de daarvoor geldende termijnen ingediend.
Partij(en)
RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 4799295 VZ VERZ 16-1589
datum: 8 maart 2016
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [plaatsnaam] ,
verzoekster,
gemachtigde: mr. P.K.B. Palazzi, werkzaam bij FNV Individuele Belangenbehartiging te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Tracco Logistics Company B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
verweerster,
verschenen bij haar bestuurder [K.].
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoekster] ” en “Tracco Logistics”.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Op 1 februari 2016 is het verzoekschrift, met bijlagen, ontvangen.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 maart 2016. [verzoekster] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Namens Tracco Logistics is verschenen haar managing director [K.].
1.3
De datum van de uitspraak van de beschikking is bepaald op heden.
2. De feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de volgende feiten:
2.1
[verzoekster] , geboren op [geboortedatum] , is op 1 april 2006 in dienst getreden bij (de rechtsvoorgangster) van Tracco Logistics. Vanaf 1 maart 2009 is [verzoekster] daar werkzaam in de functie van expediteur tegen een salaris van laatstelijk € 2.800,00 bruto per maand, exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten.
2.2
Na daartoe op 24 september 2015 toestemming verkregen te hebben van het UWV, heeft Tracco Logistics bij brief van 28 september 2015 de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] opgezegd wegens bedrijfseconomische omstandigheden, waarbij vrijdag 30 oktober 2015 als laatste werkdag is aangegeven.
2.3
Eind oktober 2015 heeft een afrekening plaatsgevonden van het salaris over de maand oktober, van het gereserveerde vakantiegeld en van de reiskosten voor woon-werkverkeer. Op de specificatie daarvan is 31 oktober 2015 vermeld als de datum van uitdiensttreding.
3. Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1
Het verzoek strekt tot veroordeling van Tracco Logistics tot betaling aan [verzoekster] van:
- -
€ 2.520,00 bruto aan transitievergoeding, vermeerderd met de wettelijke verhoging van 50%;
- -
€ 377,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- -
de wettelijke rente over voormelde bedragen vanaf de dag van de verschuldigdheid daarvan;
- -
€ 10.000,00 bruto aan billijke vergoeding;
- -
de proceskosten.
3.2
Aan het verzoek tot betaling van de transitievergoeding legt [verzoekster] ten grondslag dat zij daar ingevolge artikel 7:673 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) recht op heeft. Betaling daarvan is echter achterwege gebleven, ook na Tracco Logistics daartoe te hebben gesommeerd. Aan het verzoek tot betaling van de billijke vergoeding legt [verzoekster] ten grondslag dat zij daarop ingevolge artikel 7:682 lid 1, aanhef en onder c, BW aanspraak kan maken, omdat - verkort weergegeven - de penibele bedrijfseconomische omstandigheden die reden zijn geweest voor de opzegging van haar arbeidsovereenkomst het gevolg zijn van ernstig verwijtbaar handelen door Tracco Logistics bij haar bedrijfsvoering.
4. Het verweer
4.1
Het verweer strekt tot afwijzing van het verzoek.
5. De beoordeling
5.1
5.2
5.3
Ingevolge artikel 7:686a, lid 4, aanhef en onder b, BW vervalt de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen drie maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd, indien het een verzoek op grond van artikel 7:673 BW betreft.
5.4
Op grond van de wetsgeschiedenis wordt aangenomen dat het de bedoeling van de wetgever is dat de vervaltermijnen in artikel 7:686a, lid 4 BW ambtshalve worden toegepast. Het betreft immers niet een termijn die het belang van één partij beoogt te beschermen, maar het algemeen belang dient doordat partijen “in het nieuwe systeem aanzienlijk sneller weten waar zij aan toe zijn” (Kamerstukken I 2013/14, 33818, C p.116).
5.5
Op grond van artikel 7:686a lid 4 vervalt de bevoegdheid om een verzoekschrift bij de kantonrechter in te dienen in geval het gaat om een verzoek ex artikel 7:673 BW (transitievergoeding) en een verzoek ex artikel 7:682 lid 1 BW (billijke vergoeding) na drie respectievelijk twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
5.6
In deze zaak is de arbeidsovereenkomst geëindigd op 31 oktober 2015. Het verzoekschrift had dan ook uiterlijk op 31 januari 2016 ontvangen moeten zijn door de rechtbank. Het verzoekschrift is evenwel pas op 1 februari 2016 ontvangen. Het per aangetekende post verzonden verzoekschrift is niet, hetzij per fax of per gewone post, eerder dan op 1 februari 2016 ontvangen. De Algemene termijnenwet geldt in deze zaak niet (artikel 7A: 2031 lid 1 BW). Het verzoekschrift is dus zowel buiten de vervaltermijn van twee als die van drie maanden ingediend.
5.7
Omstandigheden die rechtvaardigen dat op de strikte handhaving van voormelde vervaltermijnen een uitzondering wordt gemaakt zijn door [verzoekster] niet gesteld.
5.8
Daarom wordt [verzoekster] niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoeken.
5.9
[verzoekster] wordt in de proceskosten veroordeeld, aan de zijde van Tracco Logistics vastgesteld op nihil nu zij de procesvoering in eigen hand heeft gehouden en niet gebleken is dat zij daarbij kosten heeft gemaakt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar verzoeken;
veroordeelt [verzoekster] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Tracco Logistics vastgesteld op nihil.
Deze beschikking is gegeven door mr. P. Vlaswinkel en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
465