Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering
Artikel 198 [Verblijf in psychiatrische instelling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2019
- Bronpublicatie:
31-01-2018, Stb. 2018, 38 jo Stb. 2018, 30 (uitgifte: 16-02-2018, kamerstukken: 34736)
24-01-2018, Stb. 2018, 38 jo Stb. 2018, 30 (uitgifte: 16-02-2018, kamerstukken: 32398)
- Inwerkingtreding
01-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-12-2018, Stb. 2018, 498 (uitgifte: 24-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Bijzondere onderwerpen
Strafprocesrecht / Voorfase
1.
Het verblijf in de instelling geldt als voorloopige hechtenis, mag den termijn van zeven weken niet te boven gaan, en eindigt zoodra de verdachte in vrijheid moet worden gesteld.
2.
De rechter-commissaris kan hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte, het bevel, bedoeld bij artikel 196 eenmaal met ten hoogste zeven weken verlengen.
3.
Op het bevel tot verlenging, overeenkomstig het voorgaande lid, is artikel 197 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het oordeel van een of meer deskundigen achterwege kan blijven.
4.
De rechter-commissaris kan, hetzij ambtshalve, hetzij op de vordering van den officier van justitie of op het verzoek van den verdachte, te allen tijde bevelen dat het verblijf in de instelling een einde zal nemen.
5.
Onze Minister van Veiligheid en Justitie wijst de instellingen aan naar welke verdachten krachtens een bevel bedoeld bij artikel 197 kunnen worden overgebracht.