Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2023/1543 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 18-08-2023
- Bronpublicatie:
12-07-2023, PbEU 2023, L 191 (uitgifte: 28-07-2023, regelingnummer: 2023/1543)
- Inwerkingtreding
18-08-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-07-2023, PbEU 2023, L 191 (uitgifte: 28-07-2023, regelingnummer: 2023/1543)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
Internationaal strafrecht / Justitiële en politionele samenwerking
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 betreffende het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel voor elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken en de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen als gevolg van een strafprocedure
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 1,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te ontwikkelen. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een dergelijke ruimte dient de Unie maatregelen te nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in strafzaken die berust op het beginsel van wederzijdse erkenning van rechterlijke uitspraken en beslissingen, dat sinds de Europese Raad van Tampere op 15 en 16 oktober 1999 algemeen wordt beschouwd als een hoeksteen van de justitiële samenwerking in strafzaken in de Unie.
- (2)
Maatregelen om elektronisch bewijsmateriaal te verkrijgen en te bewaren worden steeds belangrijker voor strafrechtelijke onderzoeken en vervolgingen in de hele Unie. Doeltreffende mechanismen om elektronisch bewijsmateriaal te verkrijgen, zijn van essentieel belang om criminaliteit te bestrijden, maar dergelijke mechanismen moeten tegelijk aan voorwaarden en waarborgen worden onderworpen met het oog op de volledige naleving van de grondrechten en -beginselen die zijn erkend in artikel 6 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het ‘Handvest’), met name de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid, en het recht op eerlijke rechtsbedeling en bescherming van de persoonlijke levenssfeer, van persoonsgegevens en van de vertrouwelijkheid van communicatie.
- (3)
In de gezamenlijke verklaring van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en van de vertegenwoordigers van de EU-instellingen over de terreuraanslagen op 24 maart 2016 in Brussel werd benadrukt dat het bij voorrang zaak was om sneller en doeltreffender digitaal bewijsmateriaal te verkrijgen en veilig te stellen en daartoe concrete maatregelen vast te stellen.
- (4)
In zijn conclusies van 9 juni 2016 benadrukte de Raad dat elektronisch bewijsmateriaal steeds belangrijker wordt in strafzaken, dat de bescherming van de cyberruimte tegen misbruik en criminele activiteiten van groot belang is voor onze economieën en samenlevingen, en dat rechtshandhavingsinstanties en rechterlijke autoriteiten daarom doeltreffende middelen moeten hebben om criminele handelingen in de cyberruimte op te sporen en te vervolgen.
- (5)
In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid aan het Europees Parlement en de Raad van 13 september 2017 getiteld ‘Weerbaarheid, afschrikking en defensie: bouwen aan sterke cyberbeveiliging voor de EU’ heeft de Commissie erop gewezen dat doeltreffend onderzoek naar en vervolging van cybercriminaliteit belangrijke afschrikmiddelen tegen cyberaanvallen zijn en dat het huidige procedurele kader beter moet aansluiten bij het internettijdperk. De huidige procedures kunnen de snelheid van cyberaanvallen soms niet aan, waardoor er specifieke behoeften aan snelle grensoverschrijdende samenwerking zijn ontstaan.
- (6)
In de resolutie van het Europees Parlement van 3 oktober 2017 over de strijd tegen cybercriminaliteit (3) werd gewezen op de noodzaak manieren te vinden om elektronisch bewijsmateriaal sneller veilig te stellen en te verkrijgen, en op het belang van nauwe samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten, derde landen en dienstaanbieders die actief zijn op het Europese grondgebied, in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (4) en Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad (5), en de bestaande overeenkomsten inzake wederzijdse rechtshulp. In die resolutie van het Europees Parlement werd ook benadrukt dat het momenteel versnipperde rechtskader problemen kan opleveren voor dienstaanbieders die willen voldoen aan rechtshandhavingsverzoeken, en werd de Commissie verzocht een voorstel voor een Unierechtskader voor elektronisch bewijsmateriaal voor te leggen met voldoende waarborgen voor de rechten en vrijheden van alle betrokkenen, terwijl het Parlement ingenomen was met de doorlopende werkzaamheden van de Commissie aan een samenwerkingsplatform met een beveiligd communicatiekanaal voor de digitale uitwisseling van Europese onderzoeksbevelen (EOB's), voor elektronisch bewijsmateriaal en antwoorden tussen de rechterlijke autoriteiten in de Unie.
- (7)
Op een netwerk gebaseerde diensten kunnen overal vandaan worden verstrekt en vereisen geen fysieke infrastructuur, gebouwen of personeel in het land waar de betrokken dienst wordt aangeboden. Relevant elektronisch bewijsmateriaal wordt dan ook vaak opgeslagen buiten de staat waar het onderzoek wordt gevoerd, of door een buiten die staat gevestigde dienstaanbieder, met de nodige uitdagingen betreffende het vergaren van elektronisch bewijsmateriaal in strafprocedures.
- (8)
Als gevolg van de wijze waarop op een netwerk gebaseerde diensten worden verstrekt, worden verzoeken om justitiële samenwerking vaak gericht aan landen die een groot aantal dienstaanbieders hosten. Voorts is het aantal verzoeken sterk toegenomen als gevolg van het feit dat op een netwerk gebaseerde diensten steeds vaker worden gebruikt. Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad (6) voorziet in de mogelijkheid om een EOB uit te vaardigen met het oog op het vergaren van bewijsmateriaal in een andere lidstaat. Bovendien voorziet de overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie door de Raad vastgestelde Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie(7) (de ‘Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken’) ook in de mogelijkheid om een andere lidstaat om bewijs te verzoeken. De procedures en tijdschema's waarin Richtlijn 2014/41/EU betreffende het EOB en de Overeenkomst betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken voorzien, zijn mogelijk echter niet geschikt voor elektronisch bewijsmateriaal, dat vluchtiger is en gemakkelijker en sneller kan worden gewist. Het verkrijgen van elektronisch bewijsmateriaal door middel van justitiële samenwerking duurt vaak erg lang, wat leidt tot situaties waarin aanknopingspunten mogelijk niet langer beschikbaar zijn. Bovendien is er geen geharmoniseerd kader voor samenwerking met dienstaanbieders, terwijl bepaalde dienstaanbieders uit derde landen directe verzoeken om andere gegevens dan inhoudelijke gegevens aanvaarden, zoals toegestaan op grond van hun toepasselijk nationaal recht. Als gevolg daarvan doen lidstaten steeds vaker een beroep op kanalen voor vrijwillige directe samenwerking met dienstaanbieders wanneer die voorhanden zijn, en passen zij verschillende nationale instrumenten, voorwaarden en procedures toe. Sommige lidstaten hebben voor inhoudelijke gegevens unilaterale maatregelen genomen, terwijl andere een beroep blijven doen op justitiële samenwerking.
- (9)
Het versnipperde rechtskader levert problemen op voor rechtshandhavingsautoriteiten en rechterlijke autoriteiten alsook voor dienstaanbieders die willen voldoen aan juridische verzoeken om elektronisch bewijsmateriaal, omdat ze steeds vaker worden geconfronteerd met rechtsonzekerheid en mogelijk met tegenstrijdige wetgeving. Daarom moet worden voorzien in specifieke regels inzake grensoverschrijdende justitiële samenwerking voor het bewaren en verstrekken van elektronisch bewijsmateriaal waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke aard van elektronisch bewijsmateriaal. Dergelijke regels moeten voor binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende dienstaanbieders een verplichting inhouden om direct te reageren op verzoeken van autoriteiten in een andere lidstaat. Deze verordening vormt derhalve een aanvulling op het bestaande Unierecht en verduidelijkt de regels die van toepassing zijn op rechtshandhavingsautoriteiten en rechterlijke autoriteiten en op dienstaanbieders op het gebied van elektronisch bewijsmateriaal, waarbij de volledige eerbiediging van de grondrechten wordt gewaarborgd.
- (10)
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in artikel 6 VEU en in het Handvest, in het internationale recht en in internationale overeenkomsten waarbij de Unie of alle lidstaten partij zijn, met inbegrip van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en in de grondwetten van de lidstaten, op hun respectieve toepassingsgebied. Dergelijke rechten en beginselen omvatten met name het recht op vrijheid en veiligheid, het recht op eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht, het vermoeden van onschuld en de rechten van verdediging, het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel, en het recht om niet tweemaal in een strafrechtelijke procedure voor hetzelfde strafbaar feit te worden berecht of gestraft.
- (11)
Niets in deze verordening mag worden uitgelegd als een verbod voor een tenuitvoerleggingsautoriteit een Europees verstrekkingsbevel te weigeren wanneer er redenen bestaan om op basis van objectieve elementen aan te nemen dat het Europees verstrekkingsbevel is uitgevaardigd om iemand te vervolgen of te bestraffen vanwege het gender, het ras of de etnische afkomst, de godsdienst, de seksuele geaardheid of genderidentiteit, de nationaliteit, de taal of politieke overtuigingen van die persoon, of dat de positie van die persoon om een van die redenen kan worden aangetast.
- (12)
Het mechanisme van het Europees verstrekkingsbevel en van het Europees bewaringsbevel van elektronisch bewijsmateriaal in strafzaken berust op het beginsel van wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten en op het vermoeden van naleving door de lidstaten van het Unierecht, de rechtsstaat en met name de grondrechten, die essentiële elementen zijn van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht van de Unie. Een dergelijk mechanisme stelt de nationale bevoegde autoriteiten in staat dergelijke bevelen rechtstreeks naar dienstaanbieders te sturen.
- (13)
De eerbiediging van het privéleven en het familie- en gezinsleven en de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van hun persoonsgegevens, zijn grondrechten. Krachtens artikel 7 en artikel 8, lid 1, van het Handvest heeft eenieder recht op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie en op de bescherming van zijn persoonsgegevens.
- (14)
Bij de uitvoering van deze verordening moeten de lidstaten ervoor zorgen dat persoonsgegevens worden beschermd en verwerkt overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, alsook Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad (8), ook in geval van verder gebruik, doorgifte en verdere doorgifte van verkregen gegevens.
- (15)
De uit hoofde van deze verordening verkregen persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt als dat nodig is en op een manier die in verhouding staat tot de doeleinden inzake het voorkomen, onderzoeken, opsporen en vervolgen van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen en de uitoefening van de rechten van de verdediging. De lidstaten moeten er met name voor zorgen dat een passend gegevensbeschermingsbeleid en passende gegevensbeschermingsmaatregelen van toepassing zijn op de doorgifte van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten aan dienstaanbieders voor de toepassing van deze verordening, met inbegrip van maatregelen om de beveiliging van de gegevens te waarborgen. Dienstaanbieders moeten ervoor zorgen dat dezelfde waarborgen van toepassing zijn op de doorgifte van persoonsgegevens aan bevoegde autoriteiten. Alleen bevoegde personen mogen via een authenticatieprocedure toegang hebben tot informatie die persoonsgegevens bevat.
- (16)
De procedurele rechten in strafzaken zoals uiteengezet in de Richtlijnen 2010/64/EU (9), 2012/13/EU (10), 2013/48/EU (11), (EU) 2016/343 (12), (EU) 2016/800 (13) en (EU) 2016/1919 (14) van het Europees Parlement en de Raad, moeten binnen het toepassingsgebied van die richtlijnen van toepassing zijn op onder deze verordening vallende strafprocedures wat de door die richtlijnen gebonden lidstaten betreft. De procedurele waarborgen uit hoofde van het Handvest moeten ook van toepassing zijn.
- (17)
Om de volledige eerbiediging van de grondrechten te waarborgen, moet de bewijskracht van bij toepassing van deze verordening vergaard bewijsmateriaal in rechte worden beoordeeld door de bevoegde rechterlijke autoriteit overeenkomstig het nationale recht en met inachtneming van met name het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging.
- (18)
Deze verordening voorziet in de regels uit hoofde waarvan een bevoegde rechterlijke autoriteit in de Unie, in strafzaken, waaronder strafrechtelijke onderzoeken, of voor de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel na een strafprocedure overeenkomstig deze verordening, een dienstaanbieder die diensten aanbiedt in de Unie, door middel van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel kan gelasten elektronisch bewijsmateriaal te verstrekken of te bewaren. Deze verordening moet van toepassing zijn op alle grensoverschrijdende gevallen waarin de dienstaanbieder zijn of haar aangewezen vestiging of wettelijke vertegenwoordiger in een andere lidstaat heeft. Deze verordening doet geen afbreuk aan de bevoegdheden van nationale autoriteiten om zich tot op hun grondgebied gevestigde of vertegenwoordigde dienstaanbieders te richten om ervoor te zorgen dat zij soortgelijke nationale maatregelen naleven.
- (19)
Deze verordening moet alleen het verzamelen regelen van gegevens die door een dienstaanbieder opgeslagen zijn op het moment van ontvangst van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel. Zij mag niet voorzien in een algemene verplichting tot bewaring van gegevens voor dienstaanbieders en mag niet leiden tot een algemene en ongedifferentieerde bewaring van gegevens. Deze verordening mag evenmin toestaan dat gegevens worden onderschept of gegevens worden verkregen die zijn opgeslagen na de ontvangst van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel.
- (20)
De toepassing van deze verordening mag geen afbreuk doen aan het gebruik van versleuteling door dienstaanbieders of hun gebruikers. Gegevens die door middel van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel worden gevraagd, moeten worden verstrekt of bewaard, ongeacht of zij zijn versleuteld. Deze verordening mag echter niet voorzien in een verplichting voor dienstaanbieders om gegevens te ontsleutelen.
- (21)
In veel gevallen worden gegevens niet langer opgeslagen of anderszins verwerkt op een apparaat van een gebruiker, maar beschikbaar gemaakt via een cloudgebaseerde infrastructuur die overal vandaan toegankelijk is. Om die diensten aan te bieden, hoeven dienstaanbieders niet te zijn gevestigd of over servers te beschikken in een specifiek rechtsgebied. De toepassing van deze verordening mag derhalve niet afhangen van de werkelijke plaats waar de dienstaanbieder is gevestigd of de opslag- of verwerkingsvoorzieningen zijn gelegen.
- (22)
Deze verordening doet geen afbreuk aan de onderzoeksbevoegdheden van autoriteiten in burgerlijke of administratieve procedures, ook wanneer deze procedures tot sancties kunnen leiden.
- (23)
Omdat procedures voor wederzijdse rechtshulp volgens het toepasselijke nationale recht in de lidstaten als strafprocedures kunnen worden beschouwd, moet worden verduidelijkt dat een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel niet mag worden uitgevaardigd om een andere lidstaat of derde land wederzijdse rechtshulp te bieden. In dergelijke gevallen moet het verzoek om wederzijdse rechtshulp worden gericht aan de lidstaat die of het derde land dat uit hoofde van zijn nationaal recht wederzijdse rechtshulp kan verlenen.
- (24)
In het kader van strafprocedures mogen het Europees verstrekkingsbevel en het Europees bewaringsbevel uitsluitend worden uitgevaardigd voor een specifieke strafprocedure inzake een specifiek strafbaar feit dat reeds heeft plaatsgevonden, na een individuele beoordeling van de noodzaak en evenredigheid van die bevelen in het individuele geval, rekening houdend met de rechten van de verdachte of de beklaagde.
- (25)
Deze verordening moet ook van toepassing zijn op procedures die door een uitvaardigende autoriteit worden ingeleid om een veroordeelde die zich aan de rechtspleging heeft onttrokken, op te sporen met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel na een strafprocedure. Indien de vrijheidsstraf of het aanhoudingsbevel evenwel is opgelegd bij een bij verstek gegeven beslissing, mag het niet mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel uit te vaardigen, omdat er in de Unie aanzienlijke verschillen zijn qua nationale wetten betreffende bij verstek gegeven rechterlijke beslissingen.
- (26)
Deze verordening moet van toepassing zijn op dienstaanbieders die diensten aanbieden in de Unie, en het mag alleen mogelijk zijn de bevelen waarin deze verordening voorziet, uit te vaardigen voor gegevens die betrekking hebben op in de Unie aangeboden diensten. Diensten die uitsluitend buiten de Unie worden aangeboden, mogen niet binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, zelfs niet indien de dienstaanbieder in de Unie is gevestigd. Daarom mag deze verordening geen toegang verlenen tot andere gegevens dan gegevens met betrekking tot de diensten die door die dienstaanbieders aan de gebruiker in de Unie worden aangeboden.
- (27)
De dienstaanbieders die het meest relevant zijn voor het vergaren van bewijsmateriaal in strafprocedures, zijn verleners van elektronische-communicatiediensten en specifieke verleners van diensten van de informatiemaatschappij die contacten tussen gebruikers mogelijk maken. Bijgevolg dienen beide groepen onder deze verordening te vallen. Elektronische-communicatiediensten worden gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad (15) en omvatten interpersoonlijke communicatiediensten zoals diensten op het gebied van voice-over-IP, instant messaging en e-maildiensten. Deze verordening moet ook toepasselijk zijn op verleners van diensten van de informatiemaatschappij in de zin van Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad (16) die niet als verleners van elektronische-communicatiediensten kunnen worden aangemerkt, maar hun gebruikers in staat stellen met elkaar te communiceren of hun gebruikers diensten aanbieden die kunnen worden gebruikt om namens hen gegevens op te slaan of anderszins te verwerken. Dit zou in overeenstemming zijn met de bewoordingen van het Verdrag van de Raad van Europa inzake cybercriminaliteit, ondertekend te Boedapest op 23 november 2001 (ETS nr. 185) (‘Verdrag van Boedapest’). Het verwerken van gegevens moet in technische zin worden begrepen, namelijk het creëren of bewerken van gegevens, dat wil zeggen technische handelingen om gegevens voort te brengen of te wijzigen door middel van computerverwerkingscapaciteit. Tot de categorieën van onder deze verordening vallende dienstaanbieders moeten bijvoorbeeld behoren onlinemarktplaatsen die consumenten en bedrijven in staat stellen met elkaar te communiceren, en andere hostingdiensten, ook wanneer de dienst via cloud computing wordt verleend, alsmede online-gamingwebsites en online-kansspelwebsites. Wanneer een verlener van diensten van de informatiemaatschappij zijn gebruikers niet in staat stelt te communiceren met elkaar, maar alleen met de dienstaanbieder, of niet voorziet in de mogelijkheid gegevens op te slaan of anderszins te verwerken, of wanneer de opslag van gegevens geen wezenlijk onderdeel, dat wil zeggen geen essentieel onderdeel, is van de aan gebruikers verleende dienst, zoals het geval is met juridische, architectonische, ingenieurs- en accountingdiensten die online op afstand worden verleend, mag hij of zij niet onder de in deze verordening vastgestelde definitie van ‘dienstaanbieder’ vallen, zelfs indien de door die dienstaanbieder verleende diensten diensten van de informatiemaatschappij zijn in de zin van Richtlijn (EU) 2015/1535.
- (28)
Verleners van internetinfrastructuurdiensten die verband houden met de toewijzing van namen en nummers, zoals registers en registrators van domeinnamen en privacy- en proxydienstaanbieders, of regionale internetregisters van internetprotocol (‘IP’) adressen, zijn met name van belang voor de identificatie van actoren achter kwaadwillige of gecompromitteerde websites. Zij zijn in het bezit van gegevens die de identificatie mogelijk kunnen maken van een individu of een entiteit die schuilgaat achter een website die voor een criminele activiteit wordt gebruikt, of van het slachtoffer van een criminele activiteit.
- (29)
Om te bepalen of een dienstaanbieder diensten aanbiedt in de Unie, moet worden nagegaan of de dienstaanbieder natuurlijke personen of rechtspersonen in een of meer lidstaten in staat stelt om zijn of haar diensten te gebruiken. Enkel de toegankelijkheid van een online-interface in de Unie, zoals de toegankelijkheid van een website of een e-mailadres of andere contactgegevens van een dienstaanbieder of tussenpersoon, moet echter onvoldoende worden geacht om te bepalen dat een dienstaanbieder diensten in de Unie aanbiedt in de zin van deze verordening.
- (30)
Een wezenlijke band met de Unie moet ook relevant zijn om te bepalen of een dienstaanbieder diensten in de Unie aanbiedt. Een dergelijke wezenlijke band met de Unie moet worden geacht te bestaan wanneer de dienstaanbieder een vestiging heeft in de Unie. Wanneer er geen dergelijke vestiging is, moet het criterium van een wezenlijke band worden gebaseerd op specifieke feitelijke criteria zoals het bestaan van een aanzienlijk aantal gebruikers in een of meer lidstaten, of de toespitsing van activiteiten op een of meer lidstaten. De toespitsing van activiteiten op een of meer lidstaten moet worden bepaald op basis van alle relevante omstandigheden, waaronder factoren zoals het gebruik van een taal of een munteenheid die in een lidstaat algemeen gangbaar is, of de mogelijkheid om goederen of diensten te bestellen. De toespitsing van activiteiten op een lidstaat zou ook kunnen worden afgeleid uit de beschikbaarheid van een applicatie (‘app’) in de desbetreffende nationale app store, uit het feit dat er plaatselijk wordt geadverteerd of wordt geadverteerd in de in die lidstaat algemeen gangbare taal, of uit de wijze van beheer van relaties met cliënten, zoals het verstrekken van klantenservice in de taal die in die lidstaat algemeen gangbaar is. Een wezenlijke band moet ook worden verondersteld te bestaan wanneer een dienstaanbieder zijn of haar activiteiten richt op een of meer lidstaten, zoals uiteengezet in Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad (17). Het verlenen van een dienst met het oog op de loutere naleving van het in Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad (18) neergelegde discriminatieverbod mag daarentegen niet, zonder aanvullende gronden, worden beschouwd als het richten of toespitsen van activiteiten op een bepaald grondgebied binnen de Unie. Dezelfde overwegingen moeten gelden bij het bepalen of een dienstaanbieder diensten aanbiedt in een lidstaat.
- (31)
Deze verordening moet betrekking hebben op de gegevenscategorieën abonneegegevens, verkeersgegevens en inhoudelijke gegevens. Een dergelijke indeling strookt met het recht van veel lidstaten en het Unierecht, zoals Richtlijn 2002/58/EG en de rechtspraak van het Hof van Justitie, alsook met het internationaal recht, met name het Verdrag van Boedapest.
- (32)
IP-adressen, alsook toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie kunnen een cruciaal uitgangspunt vormen voor strafrechtelijke onderzoeken waarbij de identiteit van een verdachte niet bekend is. Doorgaans maken zij deel uit van een registratie van gebeurtenissen, ook wel een serverlog genoemd, die de aanvang en de beëindiging van een toegangssessie van een gebruiker inzake een dienst aanduidt. Vaak gaat het om een individueel statisch of dynamisch IP-adres of andere identificator die de tijdens de toegangssessie gebruikte netwerkinterface aanwijst. Gerelateerde informatie over de aanvang en de beëindiging van een toegangssessie van een gebruiker inzake een dienst, zoals de bronpoorten en het tijdstempel, is nodig, aangezien IP-adressen vaak worden gedeeld onder gebruikers, bijvoorbeeld wanneer er sprake is van netwerkadresomzetting van carrier-kwaliteit of technische equivalenten. Overeenkomstig het Unie-acquis, moeten IP-adressen echter worden beschouwd als persoonsgegevens en moeten zij volledige bescherming genieten uit hoofde van het Unie-acquis inzake gegevensbescherming. Bovendien kunnen IP-adressen onder bepaalde omstandigheden als verkeersgegevens worden beschouwd. Ook worden toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie in sommige lidstaten als verkeersgegevens beschouwd. Niettemin kan het voorkomen dat rechtshandhavingsinstanties met het oog op een specifiek strafrechtelijk onderzoek een IP-adres, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie moeten opvragen met als enig doel de gebruiker te identificeren voordat abonneegegevens met betrekking tot die identificator kunnen worden opgevraagd bij de dienstaanbieder. In dergelijke gevallen is het passend dezelfde regeling toe te passen als voor abonneegegevens zoals gedefinieerd in deze verordening.
- (33)
Wanneer IP-adressen, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie niet uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in een specifiek strafrechtelijk onderzoek, worden zij meestal opgevraagd om informatie te verkrijgen die een grotere inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer, zoals de contacten en de verblijfplaats van de gebruiker. Als zodanig kunnen zij dienen om een volledig profiel van de betrokkene vast te stellen, maar tegelijkertijd kunnen zij gemakkelijker worden verwerkt en geanalyseerd dan inhoudelijke gegevens, aangezien zij in een gestructureerd en gestandaardiseerd formaat worden gepresenteerd. Daarom is het van essentieel belang dat in dergelijke situaties IP-adressen, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie die niet uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker in een specifiek strafrechtelijk onderzoek, worden behandeld als verkeersgegevens en worden opgevraagd uit hoofde van dezelfde regeling als voor inhoudelijke gegevens zoals gedefinieerd in deze verordening.
- (34)
Alle gegevenscategorieën bevatten persoonsgegevens en vallen dus onder de waarborgen van het gegevensbeschermingsacquis van de Unie. De intensiteit van het effect op de grondrechten verschilt echter van categorie tot categorie, met name tussen abonneegegevens en gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, enerzijds, en verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en inhoudelijke gegevens anderzijds. Terwijl abonneegegevens en IP-adressen, toegangsnummers en daarmee verband houdende informatie, wanneer daarom uitsluitend met het oog op de identificatie van de gebruiker wordt verzocht, nuttig kunnen zijn om in een onderzoek de eerste aanwijzingen te verkrijgen over de identiteit van een verdachte, zijn verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en inhoudelijke gegevens vaak relevanter als bewijsmateriaal. Derhalve is het van essentieel belang dat deze verordening op al die gegevenscategorieën van toepassing is. Omdat de mate waarin de grondrechten in het geding zijn, verschilt, moeten passende waarborgen en voorwaarden worden verbonden aan het verkrijgen van dergelijke gegevens.
- (35)
Situaties waarin er sprake is van een onmiddellijke bedreiging voor het leven, de fysieke integriteit of de veiligheid van een persoon, moeten als noodgevallen worden behandeld en kortere termijnen voor de dienstaanbieder en de tenuitvoerleggingsautoriteit inhouden. Wanneer de verstoring of vernietiging van kritieke infrastructuur zoals gedefinieerd in Richtlijn 2008/114/EG van de Raad (19) een dergelijke bedreiging zou inhouden, onder meer door ernstige schade voor de levering van basisvoorzieningen aan de bevolking of voor de uitoefening van de kerntaken van de staat, moet een dergelijke situatie ook als een noodgeval worden behandeld, overeenkomstig het Unierecht.
- (36)
Bij het uitvaardigen van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel moet steeds een rechterlijke autoriteit betrokken zijn, hetzij tijdens de procedure van het uitvaardigen hetzij tijdens de procedure van het bekrachtigen van het bevel. Gezien de gevoeligere aard van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en van inhoudelijke gegevens, is bij de uitvaardiging of bekrachtiging van een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van die categorieën gegevens rechterlijke toetsing vereist. Aangezien abonneegegevens en gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, minder gevoelig zijn, kan een Europees verstrekkingsbevel om dergelijke gegevens te verkrijgen ook door bevoegde openbare aanklagers worden uitgevaardigd of bekrachtigd. Overeenkomstig het recht op een eerlijk proces, zoals beschermd door het Handvest en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, oefenen openbare aanklagers hun verantwoordelijkheden objectief uit door hun beslissing over de uitvaardiging of bekrachtiging van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel uitsluitend te nemen op basis van de feitelijke elementen van het dossier en rekening houdend met alle belastende en ontlastende bewijzen.
- (37)
Teneinde te waarborgen dat de grondrechten volledig worden beschermd, moeten Europese verstrekkingsbevelen of Europese bewaringsbevelen in beginsel door een rechterlijke autoriteit worden bekrachtigd voordat het betrokken bevel wordt uitgevaardigd. Uitzonderingen op dat beginsel mogen alleen worden gemaakt in geldig vastgestelde noodgevallen, voor het opvragen van abonneegegevens of gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het doen bewaren van gegevens, wanneer het niet mogelijk is deze bevelen tijdig vooraf door de rechterlijke autoriteit te laten bekrachtigen, met name omdat de bekrachtigende autoriteit niet bereikbaar is voor het verlenen van bekrachtiging en de dreiging dermate imminent is dat er onmiddellijk actie moet worden ondernomen. Dergelijke uitzonderingen mogen echter alleen worden gemaakt wanneer de autoriteit die het betrokken bevel uitvaardigt, in een vergelijkbare binnenlandse zaak uit hoofde van het nationale recht een bevel kan uitvaardigen zonder voorafgaande bekrachtiging.
- (38)
Een Europees verstrekkingsbevel mag alleen worden uitgevaardigd indien dit noodzakelijk, evenredig en passend is en van toepassing is op de betrokken zaak. De uitvaardigende autoriteit moet rekening houden met de rechten van de verdachte of beklaagde in een procedure betreffende een strafbaar feit en mag alleen een Europees verstrekkingsbevel uitvaardigen indien een dergelijk bevel onder dezelfde voorwaarden zou kunnen zijn uitgevaardigd in een soortgelijke binnenlandse zaak. Bij de beoordeling of een Europees verstrekkingsbevel moet worden uitgevaardigd, moet ermee rekening worden gehouden of een dergelijk bevel wel beperkt is tot wat strikt noodzakelijk is voor het bereiken van het legitieme doel om gegevens te verkrijgen die relevant en noodzakelijk zijn als bewijsmateriaal in een individueel geval.
- (39)
In gevallen waarin een Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd ter verkrijging van andere categorieën gegevens, moet de uitvaardigende autoriteit ervoor zorgen dat de voorwaarden en procedures, zoals kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit, respectievelijk voor elk van deze gegevenscategorieën worden nageleefd.
- (40)
Gezien de gevoeligere aard van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, en van inhoudelijke gegevens, moet een onderscheid worden gemaakt met betrekking tot het materiële toepassingsgebied van deze verordening. Het moet mogelijk zijn om voor elk strafbaar feit een Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen voor het verkrijgen van abonneegegevens of gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening; terwijl voor een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens, dienen echter striktere voorwaarden te gelden in verband met de gevoeligere aard van dergelijke gegevens. Deze verordening moet voorzien in een drempel met betrekking tot het toepassingsgebied ervan, zodat een evenredige aanpak mogelijk is, alsook een aantal andere ex-ante- en ex-postvoorwaarden en waarborgen ter eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel en de rechten van de betrokkenen. Een drempel mag echter geen beperking vormen voor de doeltreffendheid van deze verordening en het gebruik ervan door beroepsbeoefenaars. Wanneer Europese verstrekkingsbevelen uitsluitend mogen worden uitgevaardigd in strafprocedures voor strafbare feiten waarop een maximale vrijheidsstraf van ten minste drie jaar staat, blijft het toepassingsgebied van deze verordening beperkt tot ernstigere strafbare feiten, zonder dat de mogelijkheden voor het gebruik ervan door beroepsbeoefenaars buitensporig worden ingeperkt. Die beperking moet een groot aantal strafbare feiten die de lidstaten blijkens de lagere maximumstraffen als minder ernstig beschouwen, van het toepassingsgebied van deze verordening uitsluiten. Die beperking heeft ook het voordeel dat zij gemakkelijk in de praktijk kan worden toegepast.
- (41)
Er zijn specifieke strafbare feiten waarbij het bewijsmateriaal doorgaans uitsluitend beschikbaar is in elektronische vorm, die een bijzonder vluchtig karakter heeft. Dit is het geval bij cybergerelateerde strafbare feiten, ook die welke eventueel op zich niet als ernstig worden beschouwd, maar die uitgebreide of aanzienlijke schade kunnen berokkenen, met name strafbare feiten waarbij de individuele gevolgen gering zijn, maar de algehele schade omvangrijk is. In de meeste gevallen waarin het strafbaar feit door middel van een informatiesysteem wordt gepleegd, zou de toepassing van dezelfde drempel als voor andere soorten strafbare feiten, in hoge mate tot straffeloosheid leiden. Dit rechtvaardigt dat deze verordening ook wordt toegepast op dergelijke strafbare feiten waarvoor een maximale vrijheidsstraf van minder dan drie jaar geldt. Daarnaast geldt voor aanvullende terrorismegerelateerde strafbare feiten in de zin van Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad (20) en strafbare feiten in verband met seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen in de zin van Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad (21) de minimumdrempel van een maximale vrijheidsstraf van drie jaar niet.
- (42)
In beginsel moet een Europees verstrekkingsbevel worden gericht aan de dienstaanbieder, die optreedt als verwerkingsverantwoordelijke. Niettemin kan het in sommige omstandigheden bijzonder moeilijk blijken te bepalen of een dienstaanbieder de rol van verwerkingsverantwoordelijke of verwerker heeft, met name wanneer meerdere dienstaanbieders betrokken zijn bij de verwerking van gegevens of wanneer dienstaanbieders de gegevens namens een natuurlijke persoon verwerken. Een onderscheid maken tussen de rollen van verwerkingsverantwoordelijke en verwerker met betrekking tot een bepaalde reeks gegevens vereist niet alleen gespecialiseerde kennis van de juridische context, maar kan ook interpretatie vereisen van vaak zeer complexe contractuele kaders die in een specifiek geval voorzien in de toewijzing aan verschillende dienstaanbieders van verschillende taken en rollen met betrekking tot een bepaalde reeks gegevens. Wanneer dienstaanbieders gegevens verwerken namens een natuurlijke persoon, kan het in sommige gevallen moeilijk zijn om te bepalen wie de verwerkingsverantwoordelijke is, zelfs als er slechts één dienstaanbieder bij betrokken is. Wanneer de betrokken gegevens door een dienstaanbieder opgeslagen of anderszins verwerkt worden en er geen duidelijkheid is over wie de verwerkingsverantwoordelijke is, ondanks redelijke inspanningen van de uitvaardigende autoriteit, moet het derhalve mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel rechtstreeks tot die dienstaanbieder te richten. Bovendien kan het aanspreken van de verwerkingsverantwoordelijke in sommige gevallen schadelijk zijn voor het onderzoek in de betrokken zaak, bijvoorbeeld omdat de verwerkingsverantwoordelijke een verdachte, beklaagde of veroordeelde is of er aanwijzingen zijn dat de verwerkingsverantwoordelijke in het belang van de aan het onderzoek onderworpen persoon zou kunnen handelen. Ook in die gevallen moet het mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel rechtstreeks te richten tot de dienstaanbieder die de gegevens namens de verwerkingsverantwoordelijke verwerkt. Dat mag geen afbreuk doen aan het recht van de uitvaardigende autoriteit om de dienstaanbieder te bevelen de gegevens te bewaren.
- (43)
Overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 moet de verwerker die de gegevens namens de verwerkingsverantwoordelijke opslaat of anderszins verwerkt, de verwerkingsverantwoordelijke in kennis stellen van de verstrekking van de gegevens, tenzij de uitvaardigende autoriteit de dienstaanbieder heeft verzocht de verwerkingsverantwoordelijke niet te informeren, zolang dit noodzakelijk en evenredig is, teneinde de desbetreffende strafprocedure niet te belemmeren. In dat geval moet de uitvaardigende autoriteit in het procesdossier de redenen voor het uitstel van de kennisgeving aan de verwerkingsverantwoordelijke vermelden en in het aan de geadresseerde toegezonden begeleidende certificaat ook een korte motivering toevoegen.
- (44)
Wanneer de gegevens worden opgeslagen of anderszins worden verwerkt in het kader van een door een dienstaanbieder aan een overheidsinstantie geleverde infrastructuur, mag het uitsluitend mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel uit te vaardigen indien de overheidsinstantie waarvoor de gegevens zijn opgeslagen of anderszins worden verwerkt, zich in de uitvaardigende staat bevindt.
- (45)
In gevallen waarin gegevens die krachtens het recht van de uitvaardigende staat onder het beroepsgeheim vallen, worden opgeslagen of anderszins worden verwerkt door een dienstaanbieder in het kader van een infrastructuur die wordt verstrekt aan beroepsbeoefenaars voor wie het beroepsgeheim geldt (‘verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar’), mag het alleen mogelijk zijn een Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens wanneer de verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar in de uitvaardigende staat verblijft, indien contact opnemen met de verschoningsgerechtigde beroepsbeoefenaar schadelijk kan zijn voor het onderzoek of indien het beroepsgeheim is opgeheven overeenkomstig het toepasselijke recht.
- (46)
Het ne bis in idem beginsel is een fundamenteel rechtsbeginsel in de Unie, zoals erkend in het Handvest en verder ontwikkeld in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Ingeval de uitvaardigende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat in een andere lidstaat mogelijk een parallelle strafprocedure wordt gevoerd, raadpleegt zij de autoriteiten van die lidstaat overeenkomstig Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad (22). In elk geval mag geen Europees verstrekkingsbevel of Europees bewaringsbevel worden uitgevaardigd indien de uitvaardigende autoriteit redenen heeft om aan te nemen dat dit strijdig zou zijn met het ne bis in idem beginsel.
- (47)
Voorrechten en immuniteiten, die zowel betrekking kunnen hebben op categorieën personen, zoals diplomaten, als op specifiek beschermde relaties, zoals de vertrouwelijkheid van de communicatie tussen advocaat en cliënt of het recht van journalisten hun bronnen niet prijs te geven, worden ook vermeld in andere instrumenten inzake wederzijdse erkenning, zoals in Richtlijn 2014/41/EU betreffende het EOB. Het bereik en de gevolgen van voorrechten en immuniteiten verschillen naargelang van het toepasselijke nationale recht waarmee rekening moet worden gehouden op het tijdstip van de uitvaardiging van een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel, aangezien de uitvaardigende autoriteit het bevel slechts mag kunnen uitvaardigen indien het onder dezelfde voorwaarden zou kunnen zijn uitgevaardigd in een soortgelijke binnenlandse zaak. Er bestaat geen gemeenschappelijke definitie van voorrechten of immuniteiten in het Unierecht. De precieze definitie van die termen wordt dus overgelaten aan het nationale recht, en de definitie kan bescherming omvatten die bijvoorbeeld van toepassing is op medische en juridische beroepen, ook wanneer in die beroepen gespecialiseerde platforms worden gebruikt. De precieze definitie van voorrechten en immuniteiten kan ook regels omvatten met betrekking tot het vaststellen en beperken van strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media.
- (48)
Indien de uitvaardigende autoriteit verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden opgevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of inhoudelijke gegevens tracht te verkrijgen door een Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen en redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de opgevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten of dat die gegevens in die staat zijn onderworpen aan regels ter bepaling en beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, moet de uitvaardigende autoriteit om opheldering kunnen verzoeken alvorens het Europees verstrekkingsbevel uit te vaardigen, onder meer door de bevoegde autoriteiten van de tenuitvoerleggingsstaat te raadplegen, hetzij rechtstreeks, hetzij via Eurojust of het Europees justitieel netwerk.
- (49)
Het moet mogelijk zijn een Europees bewaringsbevel uit te vaardigen voor elk strafbaar feit. De uitvaardigende autoriteit moet rekening houden met de rechten van de verdachte of beklaagde in een procedure betreffende een strafbaar feit en mag alleen een Europees bewaringsbevel uitvaardigen indien een dergelijk bevel onder dezelfde voorwaarden zou kunnen zijn uitgevaardigd in een soortgelijke binnenlandse zaak en indien het noodzakelijk, evenredig en passend is en van toepassing is op de betrokken zaak. Bij de beoordeling of een Europees bewaringsbevel moet worden uitgevaardigd, moet ermee rekening worden gehouden of een dergelijk bevel wel beperkt is tot wat strikt noodzakelijk is voor het bereiken van het legitieme doel te voorkomen dat gegevens worden verwijderd, gewist of gewijzigd die relevant en noodzakelijk zijn als bewijsmateriaal in een individueel geval in situaties waarin het bewerkstelligen van de verstrekking van die gegevens meer tijd zou kunnen kosten.
- (50)
Europese verstrekkingsbevelen en Europese bewaringsbevelen moeten rechtstreeks worden gericht aan de aangewezen vestiging of aan de wettelijke vertegenwoordiger die door de dienstaanbieder is aangewezen of aangesteld op grond van Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad (23). Bij wijze van uitzondering moet het in noodgevallen zoals gedefinieerd in deze verordening, waarin de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van een dienstaanbieder niet binnen de termijnen op het begeleidend certificaat inzake het Europees verstrekkingsbevel (CEV) of het certificaat inzake het Europees bewaringsbevel (CEB) reageert of niet met inachtneming van de in Richtlijn (EU) 2023/1544 vastgestelde termijnen is aangewezen of aangesteld, mogelijk zijn het CEV of het CEB te richten aan een andere vestiging of wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder in de Unie, naast of in plaats van handhaving van het oorspronkelijke bevel in overeenstemming met deze verordening. Gezien die verschillende mogelijke scenario's, wordt de algemene term ‘geadresseerde’ in de bepalingen van deze verordening gebruikt.
- (51)
Gezien de gevoeligere aard van een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens, is het passend te voorzien in een kennisgevingsmechanisme dat toepasselijk is op Europese verstrekkingsbevelen voor het verkrijgen van die gegevenscategorieën. Bij dat kennisgevingsmechanisme moet een tenuitvoerleggingsautoriteit betrokken zijn en het moet erin bestaan dat het CEV gelijktijdig aan die autoriteit wordt toegezonden wanneer het aan de geadresseerde wordt toegezonden. Wanneer een Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd om elektronisch bewijsmateriaal te verkrijgen in strafprocedures met substantiële en sterke banden met de uitvaardigende staat, hoeft echter geen kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit te worden vereist. Van dergelijke banden moet worden uitgegaan indien de uitvaardigende autoriteit op het moment dat het Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd, redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het strafbaar feit is gepleegd, wordt gepleegd of waarschijnlijk zal worden gepleegd in de uitvaardigende staat, en indien de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, in de uitvaardigende staat verblijft.
- (52)
Voor de toepassing van deze verordening wordt een strafbaar feit geacht te zijn gepleegd, te worden gepleegd of waarschijnlijk te zullen worden gepleegd in de uitvaardigende staat, indien dat overeenkomstig het nationale recht van de uitvaardigende staat wordt geacht het geval te zijn. In sommige gevallen, met name op het gebied van cybercriminaliteit, zijn bepaalde feitelijke elementen, zoals de verblijfplaats van het slachtoffer, doorgaans belangrijke aanwijzingen waarmee rekening moet worden gehouden om te bepalen waar het strafbaar feit is gepleegd. Zo kunnen gijzelsoftwaremisdrijven vaak worden geacht te zijn gepleegd waar het slachtoffer van een dergelijk misdrijf verblijft, zelfs wanneer de exacte locatie van waaruit de gijzelsoftware is verspreid, onzeker is. De vaststelling van de plaats waar het strafbaar feit is gepleegd, mag geen afbreuk doen aan de regels inzake rechtsmacht over de betreffende strafbare feiten krachtens het toepasselijke nationale recht.
- (53)
Het is aan de uitvaardigende autoriteit om op het moment dat zij een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens uitvaardigt, en op basis van de gegevens waarover zij beschikt, te beoordelen of er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de persoon om wiens de gegevens wordt gevraagd, in de uitvaardigende staat verblijft. In dit verband kunnen verschillende objectieve omstandigheden die erop kunnen wijzen dat de betrokkenen het gewone centrum van hun belangen in een bepaalde lidstaat heeft gevestigd of voornemens is dat te doen, relevant zijn. Uit de noodzaak van een uniforme toepassing van het Unierecht en het gelijkheidsbeginsel volgt dat het begrip ‘verblijfplaats’ in deze specifieke context in de hele Unie op uniforme wijze moet worden uitgelegd. Er kunnen gegronde redenen zijn om aan te nemen dat een persoon in een uitvaardigende staat verblijft, met name wanneer een persoon als ingezetene van een uitvaardigende staat van afgifte is ingeschreven, zoals blijkt uit een identiteitskaart, een verblijfsvergunning of inschrijving in een officieel verblijfsregister. Bij gebreke van inschrijving in de uitvaardigende staat zou het verblijf kunnen blijken uit het feit dat een persoon te kennen heeft gegeven zich in die lidstaat te willen vestigen of, op grond van een duurzaam verblijf in deze lidstaat gedurende een bepaalde periode, een band met deze staat heeft opgebouwd die vergelijkbaar is met die van een ingezetene van die lidstaat. Om te bepalen of er in een specifieke situatie voldoende banden tussen de betrokkene en de uitvaardigende staat bestaan op grond waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de betrokkene in die staat verblijft, kunnen verschillende objectieve factoren in aanmerking worden genomen die de situatie van de betrokkene kenmerken, waaronder met name de duur, de aard en de voorwaarden van de aanwezigheid van de betrokkene in de uitvaardigende staat of de familiebanden of economische banden die de betrokkene met die lidstaat heeft. Een ingeschreven voertuig, een bankrekening, het feit dat de betrokkene ononderbroken in de beslissingsstaat heeft verbleven of andere objectieve factoren kunnen van belang zijn om te bepalen of er redelijke gronden zijn om aan te nemen dat de betrokkene in de uitvaardigende staat verblijft. Een kort bezoek, een vakantieverblijf, ook in een vakantiewoning, of een soortgelijk verblijf in de uitvaardigende staat zonder enige verdere substantiële band mag niet voldoende worden geacht om een verblijfplaats in die lidstaat vast te stellen. In gevallen waarin de uitvaardigende autoriteit op het moment dat zij een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens uitvaardigt, geen redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, in de uitvaardigende staat verblijft, moet de uitvaardigende autoriteit de tenuitvoerleggingsautoriteit daarvan in kennis stellen.
- (54)
Teneinde te voorzien in een snelle procedure, moet het juiste tijdstip om te bepalen of er een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit moet worden gedaan, het tijdstip te zijn waarop het Europees verstrekkingsbevel wordt uitgevaardigd. Eventuele latere wijzigingen van verblijfplaats mogen niet van invloed zijn op de procedure. De betrokkenen moeten zich tijdens de hele strafprocedure kunnen beroepen op hun rechten en op de regels ter bepaling en beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en de tenuitvoerleggingsautoriteit moet een weigeringsgrond kunnen aanvoeren indien er in uitzonderlijke situaties op basis van specifiek en objectief bewijsmateriaal gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de tenuitvoerlegging van het bevel in de bijzondere omstandigheden van het geval zou leiden tot een kennelijke schending van een relevant grondrecht als bedoeld in artikel 6 VEU en het Handvest. Daarnaast moeten deze gronden ook tijdens de tenuitvoerleggingsprocedure kunnen worden ingeroepen.
- (55)
Een Europees verstrekkingsbevel moet worden doorgegeven via een CEV en een Europees bewaringsbevel moet worden doorgegeven via een CEB. Zo nodig moet het CEV of CEB worden vertaald in een officiële taal van de Unie die door de geadresseerde wordt aanvaard. Als de dienstaanbieder geen specifieke taal heeft opgegeven, moet het CEV of CEB worden vertaald in een officiële taal van de lidstaat waar de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder zich bevindt of in een andere officiële taal die de aangewezen vestiging of de wettelijke vertegenwoordiger van de dienstaanbieder heeft aangegeven te zullen aanvaarden. Indien op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is, moet het CEV dat aan die autoriteit moet worden toegezonden, worden vertaald in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat of in een andere door die staat aanvaarde officiële taal van de Unie. In dat verband moet elke lidstaat worden aangemoedigd om te allen tijde in een bij de Commissie ingediende schriftelijke verklaring aan te geven of en in welke officiële taal of talen van de Unie naast de officiële taal of talen van die lidstaat, hij vertalingen van CEV's en CEB's aanvaardt. De Commissie moet dergelijke verklaringen ter beschikking stellen van alle lidstaten en van het Europees justitieel netwerk.
- (56)
Wanneer een CEV is uitgevaardigd en een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit uit hoofde van deze verordening niet vereist is, moet de geadresseerde er na ontvangst van een CEV voor zorgen dat de gevraagde gegevens uiterlijk tien dagen na ontvangst van het CEV rechtstreeks aan de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit of rechtshandhavingsautoriteiten worden toegezonden. Indien op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit vereist is, moet de dienstaanbieder na ontvangst van het CEV snel in actie treden om de gegevens te bewaren. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit binnen tien dagen na ontvangst van het CEV geen weigeringsgrond heeft aangevoerd op grond van deze verordening, moet de geadresseerde ervoor zorgen dat de gevraagde gegevens aan het eind van die periode van tien dagen rechtstreeks aan de in het CEV vermelde uitvaardigende autoriteit of rechtshandhavingsautoriteiten worden toegezonden. Indien de tenuitvoerleggingsautoriteit nog voor het einde van de periode van tien dagen aan de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde bevestigt dat zij geen weigeringsgrond zal aanvoeren, moet de geadresseerde zo snel mogelijk na die bevestiging en uiterlijk aan het einde van die periode van tien dagen in actie treden. De kortere termijnen die van toepassing zijn in noodgevallen zoals gedefinieerd in deze verordening moeten door de geadresseerde en, indien van toepassing, door de tenuitvoerleggingsautoriteit in acht worden genomen. De geadresseerde en, indien van toepassing, de tenuitvoerleggingsautoriteit moeten het CEV zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen uitvoeren en daarbij zoveel mogelijk rekening houden met de procedurele termijnen en andere termijnen die door de uitvaardigende staat zijn vastgesteld.
- (57)
Indien de geadresseerde, uitsluitend afgaand op de informatie in het CEV of het CEB, van oordeel is dat de tenuitvoerlegging van het CEV of het CEB onverenigbaar zou kunnen zijn met voorrechten of immuniteiten of met regels ter bepaling of beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid of de vrijheid van meningsuiting in andere media uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat, moet de geadresseerde de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit hiervan in kennis stellen. Indien er geen kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan op grond van deze verordening, moet de uitvaardigende autoriteit wat CEV's betreft, rekening houden met de informatie die zij van de geadresseerde heeft ontvangen en moet zij op eigen initiatief of op verzoek van de tenuitvoerleggingsautoriteit beslissen of het Europees verstrekkingsbevel moet worden ingetrokken, aangepast of gehandhaafd. Indien er op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, moet de uitvaardigende autoriteit rekening houden met de informatie die zij van de geadresseerde heeft ontvangen en moet zij beslissen of het Europees verstrekkingsbevel moet worden ingetrokken, aangepast of gehandhaafd. De tenuitvoerleggingsautoriteit moet ook de mogelijkheid hebben om de in deze verordening genoemde weigeringsgronden aan te voeren.
- (58)
Om de geadresseerde in staat te stellen formele problemen met een CEV of een CEB aan te pakken, is het nodig te voorzien in een procedure voor de communicatie tussen de geadresseerde en de uitvaardigende autoriteit alsook, indien er op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, tussen de geadresseerde en de tenuitvoerleggingsautoriteit, in gevallen waarin het CEV of het CEB onvolledig is, kennelijke fouten bevat of onvoldoende informatie bevat voor de uitvoering van het betrokken bevel. Mocht de geadresseerde om een andere reden de informatie niet volledig of niet op tijd verstrekken, bijvoorbeeld omdat hij van oordeel is dat er sprake is van een conflict met een verplichting uit hoofde van het recht van een derde land, of omdat hij meent dat het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel niet is uitgevaardigd overeenkomstig de voorwaarden van deze verordening, dient hij de uitvaardigende autoriteit alsook, indien er een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis te stellen en redenen aan te voeren waarom het CEV of het CEB niet tijdig is uitgevoerd. Derhalve moet de communicatieprocedure voorzien in mogelijkheden voor de correctie of heroverweging van het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel door de uitvaardigende autoriteit in een vroeg stadium. Om de beschikbaarheid van de gevraagde gegevens te waarborgen, moet de geadresseerde die gegevens bewaren indien die geadresseerde kan vaststellen om welke gegevens het gaat.
- (59)
De geadresseerde mag niet worden verplicht het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel uit te voeren indien dat feitelijk onmogelijk is door omstandigheden die op het tijdstip waarop het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel is ontvangen niet aan de geadresseerde of, indien dat iemand anders is, de dienstaanbieder kunnen worden toegerekend. Van een feitelijke onmogelijkheid moet worden uitgegaan indien de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, geen klant is van de dienstaanbieder of niet als zodanig kan worden aangemerkt, zelfs niet na een tot de uitvaardigende autoriteit gericht verzoek om nadere informatie of indien de gegevens rechtmatig zijn gewist voordat het betrokken bevel is ontvangen.
- (60)
Na ontvangst van een CEB moet de geadresseerde de gevraagde gegevens ten hoogste 60 dagen bewaren, tenzij de uitvaardigende autoriteit bevestigt dat er een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd, in welk geval de bewaring moet worden voortgezet. Om de uitvaardiging van een aansluitend verstrekkingsverzoek mogelijk te maken, moet de uitvaardigende autoriteit de bewaringsduur indien nodig met nog eens 30 dagen kunnen verlengen aan de hand van het in deze verordening vastgestelde formulier. Indien de uitvaardigende autoriteit binnen de bewaringstermijn bevestigt dat er een aansluitend verstrekkingsverzoek is uitgevaardigd, moet de geadresseerde de gegevens zolang bewaren als nodig is om de gegevens te verstrekken zodra het aansluitende verstrekkingsverzoek is ontvangen. Een dergelijke bevestiging moet binnen de betreffende termijn aan de geadresseerde worden toegezonden, in een officiële taal van de tenuitvoerleggingsstaat of in een andere taal die door de geadresseerde wordt aanvaard, aan de hand van het in deze verordening vastgestelde formulier. Om te voorkomen dat de bewaring wordt beëindigd, moet het volstaan dat het aansluitende verstrekkingsverzoek is gedaan en dat de bevestiging door de uitvaardigende autoriteit is verzonden; verdere vereiste formaliteiten voor de toezending, zoals de vertaling van documenten, hoeven op dat moment niet te worden vervuld. Wanneer de bewaring niet langer noodzakelijk is, moet de uitvaardigende autoriteit de geadresseerde daarvan onverwijld in kennis stellen en moet de verplichting tot bewaring op grond van het Europees bewaringsbevel met onmiddellijke ingang eindigen.
- (61)
Niettegenstaande het beginsel van wederzijds vertrouwen moet de tenuitvoerleggingsautoriteit wanneer er op grond van deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit is gedaan, gronden voor weigering van een Europees verstrekkingsbevel kunnen aanvoeren op grond van de in deze verordening vastgestelde lijst van weigeringsgronden. Wanneer er overeenkomstig deze verordening een kennisgeving aan de tenuitvoerleggingsautoriteit wordt gedaan of tenuitvoerlegging plaatsvindt, kan de tenuitvoerleggingsstaat in zijn nationale recht bepalen dat voor de uitvoering van een Europees verstrekkingsbevel mogelijk de procedurele betrokkenheid van een rechtbank in de tenuitvoerleggingsstaat is vereist.
- (62)
Wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis wordt gesteld van een Europees verstrekkingsbevel voor het verkrijgen van verkeersgegevens, met uitzondering van gegevens die uitsluitend worden gevraagd met het oog op de identificatie van de gebruiker zoals gedefinieerd in deze verordening, of voor het verkrijgen van inhoudelijke gegevens, moet zij het recht hebben om de in het bevel vermelde informatie te beoordelen en, in voorkomend geval, het bevel te weigeren indien zij, op basis van een verplichte en behoorlijke analyse van de informatie in dat bevel en met inachtneming van de toepasselijke regels van het primaire Unierecht, en met name het Handvest, tot de conclusie komt dat een of meer van de in deze verordening vastgestelde weigeringsgronden kunnen worden aangevoerd. De noodzaak om de onafhankelijkheid van de rechterlijke autoriteiten te eerbiedigen, vereist dat die autoriteiten over een zekere beoordelingsmarge beschikken bij het nemen van beslissingen over de weigeringsgronden.
- (63)
Wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van deze verordening in kennis wordt gesteld, moet zij een Europees verstrekkingsbevel kunnen weigeren indien de gevraagde gegevens worden beschermd door uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat verleende voorrechten of immuniteiten die de uitvoering of handhaving van het Europees verstrekkingsbevel verhinderen, of indien de gevraagde gegevens vallen onder regels ter bepaling of beperking van de strafrechtelijke aansprakelijkheid in verband met de persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media die de uitvoering of tenuitvoerlegging van het Europees verstrekkingsbevel verhinderen.
- (64)
De tenuitvoerleggingsautoriteit moet een bevel kunnen weigeren in uitzonderlijke situaties waarin er gegronde redenen zijn om op basis van specifiek en objectief bewijsmateriaal aan te nemen dat de uitvoering van het Europees verstrekkingsbevel, in de bijzondere omstandigheden van het geval, een kennelijke schending van een relevant grondrecht zoals uiteengezet in artikel 6 VEU en in het Handvest zou inhouden. Met name wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit bij de beoordeling van die weigeringsgrond beschikt over bewijsmateriaal zoals vervat in een door een derde van de lidstaten, door het Europees Parlement of door de Europese Commissie op grond van artikel 7, lid 1, VEU aangenomen met redenen omkleed voorstel waaruit blijkt dat er als het bevel wordt uitgevoerd, een duidelijk risico bestaat dat het grondrecht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht uit hoofde van artikel 47 van het Handvest ernstig wordt geschonden wegens structurele of fundamentele gebreken inzake de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht van de uitvaardigende staat, moet de tenuitvoerleggingsautoriteit specifiek en nauwkeurig bepalen of er, gelet op de persoonlijke situatie van de betrokkene, de aard van het strafbaar feit waarvoor de strafprocedure wordt gevoerd en de feitelijke context die aan het bevel ten grondslag ligt, en in het licht van de door de uitvaardigende autoriteit verstrekte informatie, gegronde redenen zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat het recht van een persoon op een eerlijk proces wordt geschonden.
- (65)
De tenuitvoerleggingsautoriteit moet een bevel kunnen weigeren indien de uitvoering van dat bevel in strijd zou zijn met het ne bis in idem-beginsel.
- (66)
Wanneer de tenuitvoerleggingsautoriteit op grond van deze verordening in kennis wordt gesteld, moet zij een Europees verstrekkingsbevel kunnen weigeren indien het feit waarvoor het bevel is uitgevaardigd, uit hoofde van het recht van de tenuitvoerleggingsstaat niet strafbaar is, tenzij het een in een bijlage bij deze verordening bedoeld en door de uitvaardigende autoriteit in het CEV vermeld strafbaar feit betreft waarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf of een aanhoudingsbevel met een maximum van ten minste drie jaar staat.
- (67)
Aangezien het informeren van de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, een essentieel element is van de gegevensbeschermingsrechten en de rechten van de verdediging omdat het effectieve toetsing en beroep in rechte mogelijk maakt overeenkomstig artikel 6 VEU en het Handvest, moet de uitvaardigende autoriteit de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, onverwijld informeren over de verstrekking van gegevens op grond van een Europees verstrekkingsbevel. De uitvaardigende autoriteit moet het informeren van de persoon om wiens gegevens wordt gevraagd, echter overeenkomstig het nationale recht kunnen uitstellen, beperken of achterwege laten voor zover en zolang aan de voorwaarden van Richtlijn (EU) 2016/680 is voldaan, in welk geval de uitvaardigende autoriteit de redenen voor het uitstellen, beperken of achterwege laten in het dossier moet vermelden en een korte motivering in het CEV moet toevoegen. De geadresseerden en, indien dat niet dezelfde personen zijn, de dienstaanbieders, moeten de nodige geavanceerde, operationele en technische maatregelen nemen om de vertrouwelijkheid, geheimhouding en integriteit van het CEV of het CEB en van de verstrekte of bewaarde gegevens te waarborgen.
- (68)
Een dienstaanbieder moet aanspraak kunnen maken op vergoeding van de kosten om te reageren op een Europees verstrekkingsbevel of op een Europees bewaringsbevel van de uitvaardigende staat indien het nationale recht van de uitvaardigende staat in die mogelijkheid voorziet voor binnenlandse bevelen in soortgelijke omstandigheden, in overeenstemming met het nationale recht van die staat. De lidstaten moeten de Commissie in kennis stellen van hun nationale voorschriften inzake vergoeding, die vervolgens door de Commissie moeten worden bekendgemaakt. Deze verordening voorziet in afzonderlijke regels voor de vergoeding van kosten die verband houden met het gedecentraliseerde IT-systeem.
- (69)
Zonder afbreuk te doen aan nationale rechtsregels die voorzien in het opleggen van strafrechtelijke sancties, moeten de lidstaten de regels vaststellen inzake geldelijke sancties die van toepassing zijn op inbreuken op deze verordening en moeten zij alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat die worden uitgevoerd. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de in hun nationale recht vastgestelde geldelijke sancties doeltreffend, proportioneel en afschrikkend zijn. De lidstaten moeten de Commissie onverwijld van die voorschriften en maatregelen in kennis stellen en moeten haar onmiddellijk alle latere wijzigingen daarvan meedelen.
- (70)
Bij het beoordelen van de passende geldelijke sanctie in individuele gevallen moeten de bevoegde autoriteiten rekening houden met alle relevante omstandigheden, zoals de aard, de ernst en de duur van de inbreuk, de vraag of de inbreuk opzettelijk of door nalatigheid is begaan, de vraag of de dienstaanbieder verantwoordelijk is gehouden voor soortgelijke inbreuken in het verleden, alsmede met de financiële draagkracht van de aansprakelijk gehouden dienstaanbieder. In uitzonderlijke omstandigheden zou die beoordeling ertoe kunnen leiden dat de tenuitvoerleggingsautoriteit besluit geen geldelijke sancties op te leggen. In dit verband moet bijzondere aandacht worden besteed aan micro-ondernemingen die een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel in een noodgeval niet naleven doordat buiten de normale kantooruren geen personeel beschikbaar is, indien de gegevens onverwijld worden doorgegeven.
- (71)
Onverminderd hun gegevensbeschermingsverplichtingen mogen dienstaanbieders niet aansprakelijk worden gesteld in de lidstaten voor aan hun gebruikers of derden berokkende schade die uitsluitend voortkomt uit het te goeder trouw naleven van een CEV of een CEB. De verantwoordelijkheid voor het waarborgen van de rechtmatigheid van het betrokken bevel, en met name de noodzakelijkheid en evenredigheid ervan, moet berusten bij de uitvaardigende autoriteit.
- (72)
Indien de geadresseerde een CEV niet binnen de termijn naleeft of een CEB niet naleeft, zonder redenen op te geven die door de uitvaardigende autoriteit worden aanvaard, en, in voorkomend geval, de tenuitvoerleggingsautoriteit geen van de in deze verordening bedoelde weigeringsgronden heeft aangevoerd, moet de uitvaardigende autoriteit de tenuitvoerleggingsautoriteit kunnen verzoeken het Europees verstrekkingsbevel of het Europees bewaringsbevel ten uitvoer te leggen. Daartoe moet de uitvaardigende autoriteit het betrokken bevel, het desbetreffende door de geadresseerde ingevulde formulier en alle relevante documenten doorgeven aan de tenuitvoerleggingsautoriteit. De uitvaardigende autoriteit moet het betrokken bevel en alle door te geven documenten in een van de door de tenuitvoerleggingsstaat aanvaarde talen vertalen en moet de geadresseerde in kennis stellen van de doorgifte. Die staat dient het betrokken bevel ten uitvoer te leggen overeenkomstig zijn nationaal recht.
- (73)
De tenuitvoerleggingsprocedure moet de geadresseerde in staat stellen gronden tegen de tenuitvoerlegging aan te voeren op basis van een lijst van specifieke gronden waarin deze verordening voorziet, waaronder het feit dat het betrokken bevel niet is uitgevaardigd of bekrachtigd door een bevoegde autoriteit zoals bepaald in deze verordening, of indien het bevel geen betrekking heeft op gegevens die door of namens de dienstaanbieder zijn opgeslagen op het tijdstip van ontvangst van het desbetreffende certificaat. De tenuitvoerleggingsautoriteit moet kunnen weigeren een Europees verstrekkingsbevel of een Europees bewaringsbevel te erkennen en ten uitvoer te leggen op basis van diezelfde gronden en, in uitzonderlijke situaties, ook wegens kennelijke schending van een relevant grondrecht als bedoeld in artikel 6 VEU en in het Handvest. De tenuitvoerleggingsautoriteit moet de uitvaardigende autoriteit raadplegen alvorens op basis van die gronden te besluiten het bevel niet te erkennen of niet ten uitvoer te leggen. Indien de geadresseerde niet voldoet aan zijn verplichtingen uit hoofde van een erkend Europees verstrekkingsbevel of Europees bewaringsbevel waarvan de uitvoerbaarheid door de tenuitvoerleggingsautoriteit is bevestigd, moet die autoriteit een geldelijke sanctie opleggen. Die sanctie moet evenredig zijn, met name in het licht van specifieke omstandigheden, zoals herhaalde of systematische niet-naleving.
- (74)
De naleving van een Europees verstrekkingsbevel zou in strijd kunnen zijn met een verplichting uit hoofde van het toepasselijk recht van een derde land. Om de courtoisie ten aanzien van de soevereine belangen van derde landen te waarborgen, de betrokkene te beschermen en tegenstrijdige verplichtingen voor dienstaanbieders aan te pakken, voorziet deze verordening in een mechanisme voor rechterlijke toetsing wanneer de naleving van een Europees verstrekkingsbevel dienstaanbieders zou beletten wettelijke verplichtingen uit hoofde van het recht van een derde land na te leven.
- (75)
Wanneer een geadresseerde van mening is dat een Europees verstrekkingsbevel in het specifieke geval zou leiden tot de schending van een wettelijke verplichting die voortvloeit uit het recht van een derde land, moet hij of zij de uitvaardigende autoriteit en de tenuitvoerleggingsautoriteit door middel van een gemotiveerd bezwaar laten weten waarom hij of zij het bevel niet uitvoert, met gebruikmaking van het in deze verordening vastgestelde formulier. De uitvaardigende autoriteit moet het Europees verstrekkingsbevel toetsen op basis van het gemotiveerde bezwaar en eventuele input van de tenuitvoerleggingsstaat, rekening houdend met dezelfde criteria die de bevoegde rechtbank van de uitvaardigende lidstaat in acht zou moeten nemen. Indien de uitvaardigende autoriteit voornemens is het bevel in stand te houden, moet zij verzoeken om een toetsing door de bevoegde rechtbank van de uitvaardigende staat, zoals aangewezen door de desbetreffende lidstaat, die het bevel moet toetsen.
- (76)
Om te bepalen of er sprake is van een tegenstrijdige verplichting in de specifieke omstandigheden van de onderzochte zaak, kan de bevoegde rechter waar nodig een beroep doen op passende externe deskundigheid, bijvoorbeeld voor de uitlegging van het recht van het betrokken derde land. Daartoe kan de bevoegde rechtbank bijvoorbeeld de centrale autoriteit van het derde land raadplegen, rekening houdend met Richtlijn (EU) 2016/680. De uitvaardigende staat moet de bevoegde autoriteit van het derde land met name om informatie vragen indien het conflict betrekking heeft op grondrechten of andere fundamentele belangen van het derde land die verband houden met de nationale veiligheid en defensie.
- (77)
Deskundigheid op het gebied van uitlegging zou ook kunnen worden verkregen door middel van adviezen van deskundigen, indien deze beschikbaar zijn. Informatie en rechtspraak over de uitlegging van het recht van een derde land en over collusieprocedures in de lidstaten dienen beschikbaar te worden gesteld op een centraal platform, zoals het Siriusproject of het Europees justitieel netwerk, teneinde gebruik te kunnen maken van de ervaring en deskundigheid die is opgedaan inzake dezelfde of soortgelijke kwesties. Dat dergelijke informatie beschikbaar is op een centraal platform, mag niet beletten dat het derde land waar nodig opnieuw wordt geraadpleegd.
- (78)
Bij de beoordeling of er sprake is van tegenstrijdige verplichtingen, dient de bevoegde rechtbank te bepalen of het recht van het derde land van toepassing is en zo ja, of het recht van het derde land de openbaarmaking van de betrokken gegevens verbiedt. Indien de bevoegde rechtbank oordeelt dat het recht van het derde land de openbaarmaking van de gegevens verbiedt, moet die rechtbank beslissen of het Europees verstrekkingsbevel in stand moet worden gehouden dan wel moet worden ingetrokken, door een aantal elementen af te wegen die bedoeld zijn voor het vaststellen van de sterkte van de band met een van de twee betrokken jurisdicties, de respectieve belangen bij het verkrijgen van de gegevens of juist het voorkomen van de openbaarmaking daarvan, en de mogelijke gevolgen van de naleving van het bevel voor de geadresseerde of de dienstaanbieder. Bij het verrichten van de beoordeling moet bijzondere aandacht worden besteed en moet een bijzonder gewicht worden toegekend aan de bescherming van de grondrechten door het betreffende recht van het derde land en aan andere fundamentele belangen, zoals de nationale veiligheidsbelangen van het derde land en de mate waarin de strafzaak verband houdt met een van de twee jurisdicties. Indien de rechtbank beslist het bevel in te trekken, moet zij de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde daarvan in kennis stellen. Indien de bevoegde rechtbank oordeelt dat het bevel in stand moet worden gehouden, moet zij de uitvaardigende autoriteit en de geadresseerde daarvan in kennis stellen, waarna de geadresseerde tot de uitvoering van het bevel moet overgaan. De uitvaardigende autoriteit moet de tenuitvoerleggingsautoriteit in kennis stellen van de uitkomst van de toetsingsprocedure.
- (79)
De in deze verordening uiteengezette voorwaarden voor de uitvoering van een CEV moeten ook gelden wanneer er sprake is van tegenstrijdige verplichtingen die voorvloeien uit het recht van een derde land. Indien de naleving van een Europees verstrekkingsbevel dienstaanbieders zou beletten te voldoen aan een wettelijke verplichting die voortvloeit uit het recht van een derde land, moeten de door dat bevel gevraagde gegevens daarom tijdens de rechterlijke toetsing worden bewaard. Indien de bevoegde rechtbank na de rechterlijke toetsing besluit een Europees verstrekkingsbevel in te trekken, moet het mogelijk zijn een nieuw Europees bewaringsbevel uit te vaardigen waarmee de uitvaardigende autoriteit de verstrekking van gegevens via andere kanalen, zoals wederzijdse rechtshulp, kan pogen te verkrijgen.
- (80)
Het is van essentieel belang dat alle personen wier gegevens worden opgevraagd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek of een strafprocedure, toegang hebben tot een doeltreffende voorziening in rechte, overeenkomstig artikel 47 van het Handvest. In overeenstemming met dat vereiste en onverminderd verdere rechtsmiddelen die krachtens het nationaal recht beschikbaar zijn, moet iedere persoon om wiens gegevens via een Europees verstrekkingsbevel is gevraagd, recht hebben op doeltreffende rechtsmiddelen tegen dat bevel. Indien die persoon een verdachte of beklaagde is, moet die persoon recht hebben op doeltreffende rechtsmiddelen tijdens de strafprocedure waarin de gegevens als bewijs worden gebruikt. Het recht op doeltreffende rechtsmiddelen dient te worden uitgeoefend voor een rechtbank in de uitvaardigende staat overeenkomstig het nationale recht van die staat en moet de mogelijkheid omvatten om de rechtmatigheid van de maatregel te betwisten, met inbegrip van de noodzaak en evenredigheid ervan, onverminderd de waarborgen van de grondrechten in de tenuitvoerleggingsstaat of aanvullende rechtsmiddelen overeenkomstig het nationale recht. Deze verordening mag geen beperking inhouden van de mogelijke gronden tot betwisting van de rechtmatigheid van een bevel. Het recht op doeltreffende rechtsmiddelen waarin deze verordening voorziet, doet geen afbreuk aan het recht om rechtsmiddelen in te stellen uit hoofde van Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680. Er moet tijdig informatie worden verstrekt over de mogelijkheden uit hoofde van het nationale recht om rechtsmiddelen in te stellen en er moet voor worden gezorgd dat deze doeltreffend kunnen worden ingezet.
- (81)
Er moeten passende kanalen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat alle partijen efficiënt kunnen samenwerken met digitale middelen, via een gedecentraliseerd informatietechnologiesysteem (IT-systeem) dat een snelle, rechtstreekse, interoperabele, duurzame, betrouwbare en beveiligde grensoverschrijdende elektronische uitwisseling van formulieren, gegevens en informatie in verband met zaken mogelijk maakt.
- (82)
Om een efficiënte en beveiligde schriftelijke communicatie tussen de bevoegde autoriteiten en de aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers van dienstaanbieders uit hoofde van deze verordening mogelijk te maken, moeten die aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers worden toegerust met elektronische middelen om toegang krijgen tot de door de lidstaten beheerde nationale IT-systemen die deel uitmaken van het gedecentraliseerde IT-systeem.
- (83)
Het gedecentraliseerde IT-systeem moet bestaan uit de IT-systemen van de lidstaten en de agentschappen en organen van de Unie en interoperabele toegangspunten die die IT-systemen met elkaar verbinden. De toegangspunten van het gedecentraliseerde IT-systeem moeten gebaseerd zijn op het bij Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad (24) ingestelde e-Codex-systeem.
- (84)
Dienstaanbieders die gebruikmaken van op maat gemaakte IT-oplossingen voor de uitwisseling van informatie en gegevens in verband met verzoeken om elektronisch bewijsmateriaal moeten worden toegerust met geautomatiseerde middelen om toegang te krijgen tot de gedecentraliseerde IT-systemen door middel van een gemeenschappelijke norm voor gegevensuitwisseling.
- (85)
In de regel moet alle schriftelijke communicatie tussen bevoegde autoriteiten of tussen bevoegde autoriteiten en aangewezen vestigingen of wettelijke vertegenwoordigers verlopen via het gedecentraliseerde IT-systeem. Alternatieve middelen mogen alleen worden gebruikt wanneer het gebruik van het gedecentraliseerde IT-systeem niet mogelijk is, bijvoorbeeld door specifieke forensische vereisten, omdat de hoeveelheid over te dragen gegevens wordt beperkt door technische capaciteitsbeperkingen of omdat in een noodgeval contact moet worden opgenomen met een andere vestiging die niet op het gedecentraliseerde IT-systeem is aangesloten. In dergelijke gevallen moet de doorgifte plaatsvinden op de meest geschikte alternatieve wijze, rekening houdend met de noodzaak om een snelle, beveiligde en betrouwbare informatie-uitwisseling te waarborgen.
- (86)
Om ervoor te zorgen dat het gedecentraliseerde IT-systeem een volledig register van schriftelijke uitwisselingen uit hoofde van deze verordening bevat, moet elke op alternatieve wijze verrichte doorgifte onverwijld in het gedecentraliseerde IT-systeem worden geregistreerd.
- (87)
Het gebruik van mechanismen voor het waarborgen van de authenticiteit als bedoeld in Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad (25) moet in overweging worden genomen.
- (88)
Dienstaanbieders, met name kleine en middelgrote ondernemingen, mogen niet worden geconfronteerd met onevenredige kosten in verband met het opzetten en het beheer van het gedecentraliseerde IT-systeem. Als onderdeel van het creëren, het onderhoud en de ontwikkeling van de referentie-implementatie moet de Commissie daarom ook een webinterface beschikbaar stellen waarmee dienstaanbieders veilig met de autoriteiten kunnen communiceren zonder dat zij hun eigen specifieke infrastructuur hoeven op te zetten om toegang te krijgen tot het gedecentraliseerde IT-systeem.
- (89)
Het moet voor de lidstaten mogelijk zijn om door de Commissie ontwikkelde software, namelijk de referentie-implementatiesoftware, te gebruiken in plaats van een nationaal IT-systeem. Die referentie-implementatiesoftware moet gebaseerd zijn op een modulaire structuur, wat betekent dat de software als pakket los van de e-Codex-systeemcomponenten die nodig zijn om de software aan te sluiten op het gedecentraliseerde IT-systeem wordt geleverd. Die structuur moet de lidstaten in staat stellen hun bestaande respectieve nationale infrastructuur voor justitiële communicatie te hergebruiken of te verbeteren met het oog op grensoverschrijdend gebruik.
- (90)
De Commissie moet verantwoordelijk zijn voor het creëren, het onderhoud en de ontwikkeling van de referentie-implementatiesoftware. De Commissie moet de referentie-implementatiesoftware ontwerpen, ontwikkelen en onderhouden overeenkomstig de voorschriften en beginselen inzake gegevensbescherming van Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad (26), Verordening (EU) 2016/679 en Richtlijn (EU) 2016/680, met name de beginselen van gegevensbescherming door ontwerp en door standaardinstellingen en een hoog niveau van cyberbeveiliging. Het is van belang dat de referentie-implementatiesoftware ook passende technische maatregelen omvat en het mogelijk maakt de nodige organisatorische maatregelen te nemen om een passend niveau van beveiliging en interoperabiliteit te waarborgen.
- (91)
Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad (27).
- (92)
Voor gegevensuitwisselingen die via het gedecentraliseerde IT-systeem plaatsvinden of in het gedecentraliseerde IT-systeem worden geregistreerd, moeten de lidstaten via hun nationale portalen statistieken kunnen verzamelen om aan hun monitoring- en rapportageverplichtingen uit hoofde van deze verordening te voldoen.
- (93)
Om de outputs, resultaten en effecten van deze verordening te monitoren, moet de Commissie jaarlijks een verslag over het voorgaande kalenderjaar publiceren, op basis van gegevens die van de lidstaten zijn verkregen. Daartoe moeten de lidstaten uitgebreide statistieken verzamelen en aan de Commissie verstrekken over de verschillende aspecten van deze verordening, per soort gevraagde gegevens, de geadresseerden en of het al dan niet om een noodgeval ging.
- (94)
Het gebruik van vooraf vertaalde standaardformulieren zou de samenwerking en de uitwisseling van informatie uit hoofde van deze verordening vergemakkelijken en aldus een snellere en doeltreffendere communicatie op een gebruikersvriendelijke manier mogelijk maken. Dergelijke formulieren zouden leiden tot lagere vertaalkosten en zouden bijdragen tot een hoge kwaliteit van de communicatie. Op dezelfde wijze zouden antwoordformulieren een gestandaardiseerde uitwisseling van informatie mogelijk maken, met name wanneer dienstaanbieders niet in staat zijn om het bevel na te leven omdat de gebruikersaccount niet bestaat of omdat er geen gegevens beschikbaar zijn. De formulieren waarin deze verordening voorziet, zouden ook het verzamelen van statistische gegevens vergemakkelijken.
- (95)
Teneinde doeltreffend te voorzien in een eventuele behoefte aan verbeteringen van de inhoud van de CEV- en CEB-formulieren en van de formulieren die moeten worden gebruikt om informatie te verstrekken over de onmogelijkheid om een CEV of een CEB uit te voeren, om de uitvaardiging van verstrekkingsverzoeken na een Europees bewaringsbevel te bevestigen en om de bewaringstermijn van elektronisch bewijsmateriaal te verlengen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen tot wijziging van de formulieren waarin deze verordening voorziet. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(28). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
- (96)
Deze verordening mag geen afbreuk doen aan Unie-instrumenten, -overeenkomsten en -regelingen of andere internationale instrumenten, overeenkomsten en regelingen betreffende het vergaren van bewijsmateriaal dat binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt. De autoriteiten van de lidstaten moeten het instrument kiezen dat het best past bij de zaak in kwestie. In sommige gevallen geven zij er misschien de voorkeur aan Unie-instrumenten, -overeenkomsten en -regelingen of andere internationale instrumenten, overeenkomsten en regelingen te gebruiken wanneer zij een reeks van verschillende soorten onderzoeksmaatregelen verlangen, die verder kunnen gaan dan de verstrekking van elektronisch bewijsmateriaal uit een andere lidstaat. De lidstaten moeten de Commissie uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening in kennis stellen van de in deze verordening bedoelde bestaande instrumenten, overeenkomsten en regelingen die zij zullen blijven toepassen. De lidstaten stellen de Commissie ook in kennis van nieuwe overeenkomsten of regelingen zoals bedoeld in deze verordening, binnen drie maanden na de ondertekening daarvan.
- (97)
Gezien de technologische ontwikkelingen kunnen er binnen een paar jaar nieuwe communicatievormen gangbaar zijn of zouden er leemtes kunnen ontstaan in de toepassing van deze verordening. Daarom is het belangrijk te voorzien in een evaluatie van de toepassing ervan.
- (98)
De Commissie moet een evaluatie van deze verordening uitvoeren op basis van vijf criteria: doelmatigheid, doeltreffendheid, relevantie, samenhang en meerwaarde voor de Unie. Deze evaluatie moet de basis vormen voor effectbeoordelingen van eventuele verdere maatregelen. Het evaluatieverslag moet een beoordeling bevatten van de toepassing van deze verordening en van de bereikte resultaten met betrekking tot de doelstellingen ervan, alsook een beoordeling van de gevolgen van deze verordening voor de grondrechten. De Commissie moet regelmatig informatie verzamelen waarmee bij de evaluatie van deze verordening rekening kan worden gehouden.
- (99)
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het beter grensoverschrijdend veiligstellen en verkrijgen van elektronisch bewijsmateriaal, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt gelet op het grensoverschrijdende karakter ervan, maar beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.
- (100)
Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het VEU en het VWEU is gehecht, heeft Ierland laten weten dat het wenst deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.
- (101)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het VEU en het VWEU, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is op deze lidstaat.
- (102)
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming werd geraadpleegd in overeenstemming met artikel 42, lid 1, van Verordening (EU) 2018/1725 en heeft op 6 november 2019 een advies uitgebracht (29),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB C 367 van 10.10.2018, blz. 88.
Standpunt van het Europees Parlement van 13 juni 2023 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 27 juni 2023.
PB C 346 van 27.9.2018, blz. 29.
Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 89).
Richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken (PB L 130 van 1.5.2014, blz. 1).
Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB L 201 van 31.7.2002, blz. 37).
Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op tolk- en vertaaldiensten in strafprocedures (PB L 280 van 26.10.2010, blz. 1).
Richtlijn 2012/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het recht op informatie in strafprocedures (PB L 142 van 1.6.2012, blz. 1).
Richtlijn 2013/48/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2013 betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures en in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel en het recht om een derde op de hoogte te laten brengen vanaf de vrijheidsbeneming en om met derden en consulaire autoriteiten te communiceren tijdens de vrijheidsbeneming (PB L 294 van 6.11.2013, blz. 1).
Richtlijn 2016/343/EU van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (PB L 65 van 11.3.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2016/800 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende procedurele waarborgen voor kinderen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure (PB L 132 van 21.5.2016, blz. 1).
Richtlijn 2016/1919/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2016 betreffende rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden in strafprocedures en voor gezochte personen in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (PB L 297 van 4.11.2016, blz. 1).
Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (PB L 321 van 17.12.2018, blz. 36).
Richtlijn (EU) 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PB L 241 van 17.9.2015, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (PB L 351 van 20.12.2012, blz. 1).
Verordening (EU) 2018/302 van het Europees Parlement en de Raad van 28 februari 2018 inzake de aanpak van ongerechtvaardigde geoblocking en andere vormen van discriminatie van klanten op grond van nationaliteit, verblijfplaats of plaats van vestiging in de interne markt, en tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 2006/2004 en (EU) 2017/2394 en Richtlijn 2009/22/EG (PB L 60 I van 2.3.2018, blz. 1).
Richtlijn 2008/114/EG van de Raad van 8 december 2008 inzake de identificatie van Europese kritieke infrastructuren, de aanmerking van infrastructuren als Europese kritieke infrastructuren en de beoordeling van de noodzaak de bescherming van dergelijke infrastructuren te verbeteren (PB L 345 van 23.12.2008, blz. 75).
Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrijding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad (PB L 88 van 31.3.2017, blz. 6).
Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad (PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1).
Kaderbesluit 2009/948/JBZ van de Raad van 30 november 2009 over het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht bij strafprocedures (PB L 328 van 15.12.2009, blz. 42).
Richtlijn (EU) 2023/1544 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2023 tot vaststelling van geharmoniseerde regels inzake de aanwijzing van aangewezen vestigingen en de aanstelling van wettelijke vertegenwoordigers ten behoeve van de vergaring van elektronisch bewijsmateriaal in strafprocedures (zie bladzijde 181 van ditPublicatieblad).
Verordening (EU) 2022/850 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2022 betreffende een geautomatiseerd systeem voor de grensoverschrijdende elektronische gegevensuitwisseling op het gebied van justitiële samenwerking in civiele en strafzaken (e-Codex), en tot wijziging van Verordening (EU) 2018/1726 (PB L 150 van 1.6.2022, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG (PB L 257 van 28.8.2014, blz. 73).
Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Besluit nr. 1247/2002/EG (PB L 295 van 21.11.2018, blz. 39).
Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
PB C 32 van 31.1.2020, blz. 11.