HR, 23-03-2010, nr. 07/12141 P
ECLI:NL:HR:2010:BK6923
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23-03-2010
- Zaaknummer
07/12141 P
- LJN
BK6923
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BK6923, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑03‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BK6923
- Vindplaatsen
Uitspraak 23‑03‑2010
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Nu in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak onder nr 07/12166 de overschrijding van de redelijke termijn zal worden gecompenseerd, kan hier worden volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
23 maart 2010
Strafkamer
Nr. 07/12141 P
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 25 mei 2007, nummer 22/002951-06, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1975, wonende te [woonplaats].
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. H. Sytema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Hofstee heeft geconcludeerd tot vermindering van het ontnemingsbedrag volgens het gebruikelijke tarief en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel behelst de klacht dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
2.2. Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Tot cassatie behoeft dit echter niet te leiden. Ook in de met deze ontnemingszaak samenhangende strafzaak, welke in cassatie aanhangig is onder nr. 07/12166, is de redelijke termijn in de cassatiefase overschreden. De compensatie, tot welke de overschrijding van de redelijke termijn moet leiden, zal worden toegepast in de hoofdzaak.
2.3. Gelet hierop is er geen aanleiding om in de onderhavige zaak aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu, W.M.E. Thomassen, C.H.W.M. Sterk en M.A. Loth in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 23 maart 2010.