Einde inhoudsopgave
De dwangsom in het burgerlijk recht (BPP nr. V) 2006/6.1
6.1 Algemeen
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem, datum 19-12-2006
- Datum
19-12-2006
- Auteur
Mr. M.B. Beekhoven van den Boezem
- JCDI
JCDI:ADS377917:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
BenGH 1 juli 1988, NJ 1999, 1030(Servais/Blégny), m.nt. Heemskerk, zie no. 18; zie ook Van Mierlo 1998, p. 258.
Zo laat ik de materieelrechtelijke aanspraak in beginsel onbesproken (voor het vereiste van relativiteit maak ik een uitzondering), evenals het belangvereiste. Wat betreft dit laatste vereiste noem ik op deze plaats slechts dat blijkens het arrest AvrofBuma op het belang van eiser nog geen inbreuk hoeft te zijn gemaakt, wil een met dwangsom versterkt verbod worden toegewezen. De dreigende aantasting van zijn rechten wordt in dit verband voldoende bevonden, zie HR 4 maart 1938, NJ 1938, 948(Avro/Buma), m.nt. P. Scholten.
Het object van de met de dwangsom beoogde preventie, de hoofdveroordeling, is het onderwerp van dit zesde hoofdstuk. Het Benelux-Gerechtshof definieert het begrip 'hoofdveroordeling' als een bevel van de rechter aan de in art. 611a lid 1 Rv bedoelde wederpartij om iets te doen of niet te doen of om een zaak te geven.1 In het Nederlandse recht biedt art. 3:296 BW een algemene basis voor die veroordeling: 'tenzij uit de wet, de aard der verplichting of uit een rechtshandeling anders volgt, wordt hij die jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, daartoe door de rechter, op vordering van de gerechtigde, veroordeeld.'
Voor toewijzing van de hoofdveroordeling is in de eerste plaats vereist dat de eiser naar het oordeel van de rechter het gelijk aan zijn zijde heeft. Het voert te ver om alle materieelrechtelijke en formeelrechtelijke vereisten in dit verband te bespreken.2 Een tweetal vereisten met betrekking tot de toewijzing van de hoofdveroordeling is echter in de dwangsomliteratuur en -jurisprudentie in het bijzonder aan de orde geweest; beide vereisten behandel ik in dit hoofdstuk, evenals de vraag in welke gevallen de aard van de hoofdveroordeling aan het uitspreken van een dwangsomveroordeling in de weg staat.