Hof Den Haag, 19-12-2014, nr. 22-005573-12, nr. 09-754219-11, nr. 09-647595-11
ECLI:NL:GHDHA:2014:4148, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
19-12-2014
- Zaaknummer
22-005573-12
09-754219-11
09-647595-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2014:4148, Uitspraak, Hof Den Haag, 19‑12‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1334, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
Uitspraak 19‑12‑2014
Inhoudsindicatie
Causaal verband tussen ophangen vuurwerkbom op flitspaal te Voorschoten en letsel medewerkers Explosieven Opruimingsdienst en een politiemedewerker dat is ontstaan bij de ontmanteling van die bom. Het hof is van oordeel dat de verdachten die gevolgen redelijkerwijs kunnen worden toegerekend vanwege het gevaarzettend karakter van hun handelen. Onvolkomenheden bij de ontmanteling doorbreken het causaal verband niet.
Rolnummer: 22-005573-12
Parketnummers: 09-754219-11 en 09-647595-11
Datum uitspraak: 19 december 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 22 november 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:
[naam verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 26 juli 2013, 6 mei 2014, 20 mei 2014, 27 november 2014 en 5 december 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en 4 primair ten laste gelegde en het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde ten laste gelegde vrijgesproken, ter zake van het bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde ontslagen van alle rechtsvervolging en ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht, een behandelverplichting bij De Waag of een soortgelijke instelling, een behandelverplichting bij Stichting Palier of De Brijder Verslavingszorg of een soortgelijke instelling teneinde een Leefstijltraining te volgen die gericht is op de middelenafhankelijkheid, een drugs- en alcoholverbod en een meldplicht bij Stichting Palier te Den Haag. Voorts zijn beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en omtrent de in beslag genomen voorwerpen, als nader in het vonnis waarvan beroep is omschreven.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding I (parketnummer: 09-754219-11)1.
Primair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 1], een medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten een (deels) weggeslagen (rechter)hand, met bloot liggende botten en/of ernstig letsel aan de weke delen, waardoor een amputatie van de rechter onderarm op 7 centimeter van het gewricht noodzakelijk was, en/of letsel aan (het hoornvlies van) het rechteroog, (met aanzienlijk verlies van gezichtsvermogen) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom te vervaardigen/fabriceren en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom te bevestigen aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 1] (deels) is geëxplodeerd;
Subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer 1] (een medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een (deels) weggeslagen (rechter)hand, met bloot liggende botten en/of ernstig letsel aan de weke delen, waardoor een amputatie van de rechter onderarm op 7 centimeter van het gewricht noodzakelijk was, en/of letsel aan (het hoornvlies van) het rechteroog (met aanzienlijk verlies van gezichtsvermogen) heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze [slachtoffer 1] was ontstaan;
2.
Primair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 2], een medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten (een) geheel en/of deels weggeslagen, althans (een) geheel en/of deels beschadigd(e) trommelvlies/trommelvliezen en/of (blijvend) oogletsel) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bote vervaardigen/fabriceren en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom te bevestigen aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 2] (deels) is geëxplodeerd;
Subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte(n) voorgenomen misdrijf om aan een persoon (te weten [slachtoffer 2], medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst) opzettelijk en met voorbedachte raad, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 2] (deels) is geëxplodeerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer 2] (medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) weggeslagen en/of beschadigd(e) trommelvlies/trommelvliezen en/of (blijvend) oogletsel, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
3.
Primair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan een persoon (te weten [slachtoffer 3], een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de [slachtoffer 4]), opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel (te weten (blijvende) gehoorschade) heeft toegebracht, door tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom te vervaardigen/fabriceren en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom te bevestigen aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 3] (deels) is geëxplodeerd;
Subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3] (een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de [slachtoffer 4]), opzettelijk en met voorbedachte raad, althans opzettelijk, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en - al dan niet - na kalm beraad en rustig overleg, een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 3] (deels) is geëxplodeerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 3], een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de [slachtoffer 4]), heeft mishandeld, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom vervaardigd/gefabriceerd en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van die [slachtoffer 3] (deels) is geëxplodeerd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
Meest subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of vervolgens dit/deze explosief/(vuurwerk)bom heeft bevestigd aan een (zich op de openbare weg bevindende) flitspaal, welk(e) explosief/(vuurwerk)bom vervolgens op enig moment in de (directe) nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer 3] (een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de [slachtoffer 4]), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel, te weten (blijvende) gehoorschade, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
4.
Primair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een (zwaar/zware) explosief/(vuurwerk)bom te vervaardigen/fabriceren, voorzien van een of meer springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer pyrothechnische stof(fen) en/of een (grote) hoeveelheid flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium), en/of (vervolgens) dit/deze explosief/(vuurwerk)bom te bevestigen aan een aan/op een flitspaal en/of snelheidscamera (gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg), terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer ander(en) in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of (ander) straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
Subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem/hen voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen, met dat opzet:
- -
een (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft (dicht)gelast en/of (vervolgens)
- -
deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft gevuld met een of meer springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer pyrotechnische stof(fen) en/of flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium) en/of (vervolgens)
- -
aan deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker een lont, althans een ontstekingsmechanisme, heeft bevestigd, en/of
- -
(aldus) een (zwaar) explosief en/of een zelfgemaakte (vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of (vervolgens)
- -
dit/deze explosief en/of zelfgemaakte (vuurwerk)bom aan/op een flitspaal en/of snelheidscamera (gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg), heeft bevestigd,
terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of een of meer ander(en) in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of (ander) straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen (terwijl daarvan levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of (ander) straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was), opzettelijk
- een explosief en/of een (metalen/ijzeren) pijpbom
en/of een (metalen/ijzeren) (dicht)gelaste pijp/buis/koker en/of
- -
een of meer springstof(fen) (RDX en/of PETN en/of TNT) en/of
- -
(een grote hoeveelheid) pyrotechnische stof(fen) en/of een (grote) hoeveelheid flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium);
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft vervaardigd en/of verworven en/of voorhanden heeft gehad;
Meest subsidiair hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam:
- een (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft (dicht)gelast en/of (vervolgens)
- deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker heeft gevuld met een of meer springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer pyrotechnische stof(fen) en/of flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium) en/of (vervolgens)
- aan deze (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker een lont, althans een ontstekingsmechanisme, heeft bevestigd, en/of
- ( aldus) een (zwaar) explosief en/of een zelfgemaakte (vuurwerk)bom heeft vervaardigd/gefabriceerd en/of (vervolgens)
- dit/deze explosief en/of zelfgemaakte (vuurwerk)bom aan/op een flitspaal en/of snelheidscamera (gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg), heeft bevestigd,
waarna dit/deze explosief/(vuurwerk)bom op enig moment
(deels) is geexplodeerd, althans waarna op enig moment
een ontploffing is ontstaan, terwijl daarvan levensgevaar
en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer
3], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen, ontstond
en/of gemeen gevaar voor de flitspaal en/of(ander)
straatmeubilair, in elk geval gemeen gevaar voor goederen
ontstond;
5. hij op of omstreeks 23 oktober 2011 te Voorschoten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (zelfgemaakt) explosief en/of een (zelfgemaakte) (vuurwerk)bom en/of een pijpbom (te weten een (metalen/ijzeren) pijp/buis/koker, gevuld met een of meer springstof(fen) (te weten RDX en/of PETN en/of TNT) en/of een of meer pyrotechnische stof(fen) en/of flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium),in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 7, zijnde (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing, voorhanden heeft/hebben gehad;
Dagvaarding II (parketnummer: 09-647595-11)
1. hij op of omstreeks 11 januari 2011 te Voorschoten wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 5] en in gebruik bij [slachtoffer 5], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte;
2. hij op of omstreeks 04 mei 2010 te Voorschoten opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer 6]), meermalen, althans eenmaal in het gezicht en/of op het lichaam heeft geslagen en/of gestompt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het verzoek om toevoeging aan het procesdossier van het volledige, ongezwarte onderzoeksrapport van de EOD
Ter terechtzitting in hoger beroep van 27 november 2014 heeft de verdediging haar verzoek tot toevoeging aan het dossier van de volledige, ongezwarte rapportage van de Commissie van Intern Onderzoek d.d. 2 mei 2012 van Defensie gehandhaafd.
Volgens de raadsman heeft het hof dit verzoek in een eerder stadium aan de hand van een onjuiste maatstaf afgewezen, door bij zijn afweging niet te betrekken of de inperking van het recht op informatie van de verdediging strikt noodzakelijk was. In de visie van de raadsman kan uit de toelichtingsbrief van het Ministerie van Defensie d.d. 1 oktober 2013, waarnaar het hof verwijst, voorts niet worden afgeleid dat het zwarten van passages uit het rapport geen betrekking heeft op onvolkomenheden in de ontmantelingsprocedure, zoals kennelijk door het hof werd aangenomen.
Het hof wijst dit verzoek af en verwijst ter motivering naar de beslissing zoals vermeld in het proces-verbaal ter terechtzitting van 20 mei 2014. Hetgeen door de raadsman is aangevoerd, brengt het hof niet tot een ander oordeel omtrent het criterium waaraan het verzoek moet worden getoetst en evenmin tot een ander oordeel omtrent de wijze waarop de toelichtingsbrief (tegen de achtergrond van de inhoud van het rapport) moet worden gelezen.
Vrijspraak
Het hof spreekt, evenals de rechtbank en overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal, de verdachte vrij van hetgeen bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 3 meer subsidiair en onder 4 primair en bij dagvaarding II onder 2 is ten laste gelegd.
Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 primair en subsidiair en 3 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde acht het hof niet bewezen dat de verdachte opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en op mishandeling van [slachtoffer 3].
Met betrekking tot het bij dagvaarding I onder 4 primair ten laste gelegde acht het hof niet bewezen dat de verdachte en de medeverdachte de bom zelf tot ontploffing hebben gebracht.
Van hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding II onder 2 is ten laste gelegd, wordt de verdachte eveneens overeenkomstig het vonnis van de rechtbank en de vordering van de advocaat-generaal vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde en bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding I (parketnummer: 09-754219-11)1.
Subsidiair hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met een ander, grovelijkonvoorzichtig een zwaar/zware explosief/bom heeft vervaardigd en vervolgens dit/deze explosief/bom heeft bevestigd aan een zich op de openbare weg bevindende flitspaal, welk(e) explosief/bom vervolgens op enig moment in de directe nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer 1] (een medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel (te weten een deels weggeslagen rechterhand, met blootliggende botten en ernstig letsel aan de weke delen, waardoor een amputatie van de rechteronderarm op 7 centimeter van het gewricht noodzakelijk was, en letsel aan het hoornvlies van het rechteroog met aanzienlijk verlies van gezichtsvermogen heeft bekomen;
2.
Meer subsidiair hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met een ander, grovelijk onvoorzichtig een zwaar/zware explosief/bom heeft vervaardigd en vervolgens dit/deze explosief/bom heeft bevestigd aan een zich op de openbare weg bevindende flitspaal, welk(e) explosief/bom vervolgens op enig moment in de directe nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer 2] (medewerker van de Explosieven Opruimingsdienst), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel, te weten (een) weggeslagen en beschadigd(e) trommelvlies/ trommelvliezen, heeft bekomen;
3.
Meest subsidiair hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met een ander, grovelijkonvoorzichtig een zwaar/zware explosief/bom heeft vervaardigd en vervolgens dit/deze explosief/bom heeft bevestigd aan een zich op de openbare weg bevindende flitspaal, welk(e) explosief/bom vervolgens op enig moment in de directe nabijheid van een persoon, te weten [slachtoffer 3] (een medewerker van de Forensische Opsporingsdienst van de [slachtoffer 4]), (deels) is geëxplodeerd, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 3] gehoorschade, heeft bekomen, zijnde zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en/of verhindering in de uitoefening van de ambts- of beroepsbezigheden van deze was ontstaan;
4.
Subsidiair hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om opzettelijk een ontploffing te weeg te brengen, met dat opzet:
- -
een (metalen) pijp heeft dichtgelast en vervolgens
- -
deze (metalen) pijp heeft gevuld met flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium) en vervolgens
- -
aan deze (metalen) pijp een lont heeft bevestigd, en
- -
aldus een zwaar explosief of zelfgemaakte bom heeft vervaardigd en vervolgens
- -
dit/deze explosief of zelfgemaakte bom aan een flitspaal gelegen op de openbare weg, in de middenberm van de Voorschoterweg, nabij de kruising met de Leidseweg, heeft bevestigd,
terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en een of meer ander(en), en gemeen gevaar voor goederen te duchten was,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5. hij op 23 oktober 2011 te Voorschoten, tezamen en in vereniging met een ander, een zelfgemaakt explosief of zelfgemaakte bom (te weten een (metalen) pijp, gevuld met flitspoeder (op basis van kaliumperchloraat en aluminium), in elk geval een wapen in de zin van de Wet Wapens en Munitie van Categorie II, genoemd onder 7, zijnde een voorwerp bestemd voor het treffen van zaken door middel van ontploffing, voorhanden heeft gehad;
Dagvaarding II (parketnummer: 09-647595-11)
1. hij op 11 januari 2011 te Voorschoten wederrechtelijk is binnengedrongen in een woning gelegen aan de [adres slachtoffer 5] en in gebruik bij [slachtoffer 5].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Nadere bewijsmotivering
Met betrekking tot de bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair en 3 meest subsidiair ten laste gelegde feiten heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnotities bepleit dat de verdachte van deze ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe – kort samengevat – aangevoerd dat weliswaar kan worden gezegd dat de verdachte onvoorzichtig is geweest door de pijpbom achter te laten, maar dat niet gezegd kan worden dat hij de gevolgen van zijn handelen had kunnen en moeten voorzien gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval en de context van het geheel van handelingen en gebeurtenissen die plaatsvonden vooraf en tijdens het ongeval.
Het hof stelt op basis van de processtukken en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Vervaardiging, ontmanteling en explosie van de flitspaalbom
In de nacht van 22 op 23 oktober 2011 hebben de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] een explosief gefabriceerd en aan een flitspaal te Voorschoten opgehangen.
Het vernielen van de flitspaal was de dag tevoren, op 22 oktober 2011, in Hellendoorn ter sprake gekomen. [Verdachte 2] vond het een mooi plan.
[Verdachte 1] en [verdachte 2] hebben het explosief vervolgens samen gemaakt omstreeks middernacht in de woning van [verdachte 1].
Het explosief werd van een metalen omhulsel voorzien. De pijp werd gevuld met het kruit van ongeveer acht Cobra’s 6. Toen het kruit in de buis zat, draaide [verdachte 1] de bout - die hij eerst met vet ingesmeerd had tegen de wrijving - handmatig in de pijpbom. Daarna bevestigde [verdachte 1] de lont met een lengte van 1 meter en 9 centimeter, die hij veel eerder al van [verdachte 2] had gekregen, eraan.
Vervolgens reden [verdachte 1] en [verdachte 2] naar de flitspaal in de auto van [verdachte 2]. Zij hadden het explosief, ducttape en een keukentrapje uit de woning van [verdachte 1] meegenomen. [Verdachte 1] hield het explosief vast en [verdachte 2] het trapje. [Verdachte 1] ging op het trapje staan. [Verdachte 1] nam waar dat er zo nu en dan auto’s langsreden. Ook [verdachte 2] nam waar dat er meerdere auto’s langskwamen. Zij zijn toen in de middenberm gaan wachten. [Verdachte 1] heeft het explosief vervolgens aan de flitspaal geplakt met het tape. [Verdachte 2] hield voor hem de trap vast en reikte hem ducttape aan.
De lont werd nog niet aangestoken, omdat [verdachte 1] in zijn eentje op de fiets zou terugkomen om dat te doen. Per fiets kon hij sneller wegkomen. Toen [verdachte 1] [verdachte 2] vertelde dat hij later terug wilde gaan om het explosief af te steken, zei [verdachte 2] tegen hem dat het hartstikke gevaarlijk was, omdat het explosief onbeheerd achter zou blijven.
Toen [verdachte 1] terugkwam en een auto met [verdachte 2] lampen bij de flitspaal zag staan, dacht hij dat het een politieauto was en is hij weggegaan. Omdat hij niet wilde worden meegenomen “voor de komende tien jaar”, heeft [verdachte 1] de politieagenten niet in kennis gesteld van het explosief.
[Verdachte 1] en [verdachte 2] werden opgemerkt door meerdere getuigen, die omstreeks 03.10 uur twee mannen zagen staan bij de flitspaal op de weg van Leiden naar Voorschoten op de kruising van de Voorschoterweg met de Leidseweg in Voorschoten. Waargenomen werd dat één van de mannen een keukentrap vasthield en de andere man bovenop de trapboog stond. Er reden ongeveer vier of vijf auto’s rond het tijdstip op de weg. Eén van de getuigen belde om 03.23 uur de politie.
Omstreeks 03.30 uur kwam de politie ter plaatse. De politieambtenaren besluiten na overleg met de Explosieven Opruimingsdienst Defensie (hierna: EOD) om het projectiel niet zelf te verwijderen. Op advies van de EOD werd de plek met een straal van honderd meter afgezet. Nadat de EOD ter plaatse was gekomen, werd besloten besloten om het projectiel te ontmantelen.
De ploegcommandant van de EOD, [slachtoffer 2], heeft daartoe het projectiel van de flitspaal verwijderd en de ontsteking gescheiden van de lading. Hij heeft vervolgens het explosief geopend. Op het moment dat de onderdelen gereed waren om te worden verpakt voor vervoer, was het explosief volgens de ploegcommandant veilig genoeg om door de medewerker van de Forensische Opsporing (hierna: FO), [slachtoffer 3], te laten bekijken. [Slachtoffer 3], [slachtoffer 2] en de tweede man van de EOD, [slachtoffer 1], liepen daarop naar het explosief om het te bemonsteren. Geen van hen droeg op dat moment nog beschermende kleding.
Er werden monsters van de kruitlading veiliggesteld en de onderdelen van het explosief werden gereed gemaakt voor vervoer. Toen [slachtoffer 1] daarmee bezig was, merkte hij dat er toch nog kruit uit de pijp kwam. [Slachtoffer 1] schudde deze kruitresten uit de pijp, welke kruitresten werden opgevangen in een plastic zak. Tijdens dan wel rondom deze laatste handeling vond omstreeks 07.10 uur een explosie plaats. De exacte oorzaak van de explosie is nooit vastgesteld.
Gevolgen van de explosie
Bij de explosie raakten de twee medewerkers van de EOD, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], zwaargewond. De rechterhand van [slachtoffer 1] werd door de explosie deels weggeslagen en hij liep ernstig letsel op aan zijn ogen. [Slachtoffer 2] raakte aanvankelijk gewond aan zijn ogen en ernstig gewond aan zijn trommelvliezen. Ook de medewerker van de FO, [slachtoffer 3], raakte gewond aan zijn ogen en zijn gehoor.
Inhoud en gevaarlijkheid van de bom
Omtrent de inhoud en het gevaar van het explosief is het volgende gebleken.
Het explosief was gevuld met hoofdzakelijk een flitspoeder op basis van kaliumperchloraat en aluminium. Volgens de deskundige van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) zou, indien bij een intacte constructie de explosieve lading tot ontbranding wordt gebracht, de metalen constructie door de explosieve verbranding van de lading en de zeer snelle drukopbouw vrijwel zeker verscherven en een zeer luide knal veroorzaken. Hierbij ontstaat gevaar voor ernstig tot dodelijk letsel voor personen in de nabije omgeving tot circa 10 meter en ontstaat gevaar voor lichamelijk letsel zoals oogletsel en gehoorschade in de omgeving tot tientallen meters, aldus het NFI.
Ook de deskundige [deskundige 1], lid van de commissie die intern onderzoek bij de EOD heeft gedaan, heeft tegenover de rechter-commissaris verklaard dat indien een ijzeren pijp als de onderhavige tot ontploffing zou komen, stukken staal door de omgeving kunnen vliegen, die zeer ernstige verwondingen kunnen toebrengen aan personen die binnen een straal van 150 meter lopen.
In het verlengde van het onderzoek door het NFI is gerapporteerd door het Forensic Explosives Laboratory (hierna: FEL) te Kent (Groot-Britannië). In dit rapport komt naar voren dat de buis hoogstwaarschijnlijk gevuld was met flitspoeder, een zeer krachtig laagexplosief materiaal dat snel ontbrandt. Naar de ervaring van de deskundige [deskundige 2] zal flitspoeder, wanneer dit opgesloten zit in een zwaar metalen buis en wordt ontstoken, zeer krachtig exploderen. Het zou waarschijnlijk zijn dat de metalen buis zou scheuren waarbij fragmenten in het rond zouden vliegen, hetgeen zou resulteren in zware verwondingen of de dood van personen die zich dicht in de buurt zouden bevinden.
In het aanvullend rapport van het FEL komt de deskundige tot de conclusie dat geïmproviseerde bommen van nature gevaarlijk zijn en zich onvoorspelbaar kunnen gedragen. Naar de mening van de deskundige is er voor een pijpbom van dit type echter een vorm van fysieke stimulus vereist om af te gaan. Daarbij valt behalve aan een vonk, vlam of hitte te denken aan een schok of wrijving.
Gevraagd naar de verwachte effecten van hun eigenhandig vervaardigde explosief heeft de verdachte als volgt verklaard.
Volgens [verdachte 1] zou bij een ontploffing de mantel van het explosief uit elkaar vliegen. [verdachte 1] heeft naar zijn zeggen - in zekere zin - stilgestaan bij de gevaren voor de omgeving als het explosief zou ontploffen. Zo heeft hij onder meer verklaard: “Ik ga er natuurlijk niet naast staan, lijkt me vrij gevaarlijk, er kan van alles gebeuren.” En: “Er zitten wel enige risico’s aan rondvliegende scherven”.
Causaliteit
Het hof dient te beoordelen of sprake is van causaal verband tussen het handelen van de verdachten en de explosie van hun bom, met de gevolgen die zich daarbij hebben voorgedaan.
In dit kader is van belang of de verdachten door hun handelen dusdanig gevaarzettend hebben gehandeld, dat de gevolgen van de explosie hen redelijkerwijs zijn toe te rekenen.
Daartoe dient in het onderhavige geval te worden beoordeeld of de verdachten hebben kunnen voorzien dat het bevestigen van het explosief van een dergelijk kaliber aan de flitspaal, tot de in casu ingetreden (ernstige) gevolgen zouden kunnen leiden. Is dit het geval, dan is het causale verband tussen het handelen van de verdachten en het (zwaar lichamelijk) letsel als gevolg van de explosie naar het oordeel van het hof gegeven, tenzij de causale keten doorbroken is door onafhankelijk van het handelen van de verdachten bestaande factoren, die een dusdanige invloed hebben gehad op het ontstaan van de explosie met de zich daarbij voorgedane gevolgen, dat deze gevolgen redelijkerwijs niet meer aan de verdachten zijn toe te rekenen.
Op grond van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden overweegt het hof het volgende.
Naar het oordeel van het hof hebben de verdachten om te beginnen een cruciaal aandeel gehad in de keten der gebeurtenissen. Indien de verdachten geen bom hadden vervaardigd en aan de flitspaal hadden bevestigd, dan zou de explosie met de daarbij ingetreden gevolgen niet hebben plaatsgevonden.
Deze explosie is, met de zich daarbij voorgedane gevolgen, door de handelingen van de verdachten redelijkerwijs aan de verdachten toe te rekenen. Door immers een intrinsiek gevaarlijk voorwerp op een flitspaal aan de openbare weg, waar nog verkeer reed, te bevestigen terwijl dit voorwerp zichtbaar was voor anderen en vervolgens weg te gaan, was te voorzien dat anderen zich onder de in de bewijsmiddelen beschreven omstandigheden met het explosief zouden gaan bezighouden. De mogelijkheid dat daarbij een fysieke stimulus zou worden uitgeoefend op de bom – waardoor deze tot explosie zou kunnen komen – hadden de verdachten kunnen en moeten voorzien. Zoals hiervoor overwogen heeft [verdachte 2] dat gevaar ook onderkend en [verdachte 1] daarop gewezen.
Dit leidt tot de conclusie dat een causaal verband kan worden vastgesteld tussen de bevestiging van de bom aan de flitspaal en de ontploffing en de gevolgen daarvan.
Anders dan de verdediging is het hof van oordeel dat het handelen van EOD bij de ontmanteling van de bom de causaliteitsketen niet doorbreekt.
In dit verband overweegt het hof het volgende.
Door verschillende deskundigen, met name door de Forensic Explosives Laboratory (hierna: FEL) te Kent (Groot-Brittannië) op 16 mei 2012 en op 15 augustus 2012, zijn mogelijke (neven)oorzaken van de ontploffing onderzocht. Zo is onderzoek gedaan naar de mogelijke invloed van een bouwlamp of schijnwerper, een naderbij rijdende auto, het fotograferen, de wijze waarop de explosieve substantie op de plastic zakken is gegoten en de kleding die de betrokkenen ten tijde van de ontmanteling droegen.
Uit geen van de deskundigenonderzoeken is naar voren gekomen dat één van deze factoren, dan wel in combinatie met elkaar, van dusdanige invloed is of zijn geweest dat hieruit de explosie (mede) kan worden verklaard.
Tevens is intern onderzoek verricht bij de EOD naar de gang van zaken tijdens de ontmanteling. Uit dat onderzoek blijken wel onvolkomenheden bij de ontmantelingsprocedure, maar het hof acht niet aannemelijk geworden dat die onvolkomenheden in de ontmantelingsprocedure in zodanig verband met de in casu ingetreden gevolgen staan dat deze de causale keten hebben doorbroken. In dit verband acht het hof mede relevant dat de EOD een professionele organisatie is waarvan de medewerkers er bij uitstek op zullen zijn gericht om bij hun handelen schade en gevaren (ook voor zichzelf) zoveel mogelijk te voorkomen en te beperken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair en onder 3 meest subsidiair bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt, meermalen gepleegd
en
medeplegen van aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zodanig letsel bekomt dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van zijn ambts- of beroepsbezigheden ontstaat.
Het bij dagvaarding I onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:
De eendaadse samenloop van:
medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
medeplegen van poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Het bij dagvaarding I onder 5 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
Het bij dagvaarding II onder 1 bewezen verklaarde levert op:
in de woning bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.
Strafbaarheid van de verdachte
Ter zake van het bij dagvaarding II onder 1 bewezen verklaarde ontslaat het hof – overeenkomstig de vordering van de advocaat-generaal en het standpunt van de verdediging – de verdachte van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de bij dagvaarding I bewezen verklaarde feiten is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is ter zake van die feiten dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 primair en subsidiair, 3 primair, subsidiair en meer subsidiair en 4 primair ten laste gelegde en het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde zal worden vrijgesproken, dat hij ter zake van het bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat hij ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair en 5 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en voortzetting van de ambulante behandeling bij De Waag, en een drugs- en alcoholverbod, voor wat betreft het alcoholverbod indien en voor zover de reclassering dit in het kader van de behandeling noodzakelijk acht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op de bewezen verklaarde wijze samen met zijn medeverdachte zeer gevaarzettend gehandeld door een zwaar explosief te vervaardigen en aan een flitspaal te bevestigen teneinde dit explosief op een later moment tot ontploffing te brengen.
Tot de door de verdachte beoogde ontploffing is het echter niet gekomen, omdat het explosief werd ontdekt en de politie ter plaatse kwam. Bij de daarop gevolgde ontmanteling zijn twee medewerkers van de EOD zwaargewond geraakt en heeft een medewerker van de forensische opsporing van de politie als gevolg van het door hem opgelopen letsel enige tijd niet kunnen werken. De verdachte en zijn mededader zijn voor dit handelen en deze gevolgen ten volle strafrechtelijk verantwoordelijk.
Gebleken is dat de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] nog dagelijks kampen met zowel de fysieke als de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan, zoals ook blijkt uit de ter zitting in hoger beroep voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2]. In de lijn der verwachtingen ligt dat de slachtoffers naast de fysieke gevolgen ook in de toekomst nog lang te kampen zullen hebben met de psychische gevolgen.
Het hof rekent het de verdachte ernstig aan dat hij niet heeft geschroomd om de veiligheid van anderen ernstig in gevaar te brengen. De verdachte had al twee keer eerder een mislukte poging ondernomen om deze flitspaal te vernielen en dit hield hem kennelijk dusdanig bezig dat hij bereid was grote en zeer onverantwoorde risico’s te nemen.
Bovendien brengt dit soort feiten in de regel niet slechts in de directe omgeving, maar ook in de samenleving als geheel, onrust en gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 14 november 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Gelet op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan is het hof van oordeel dat hierop in beginsel, mede vanuit het oogpunt van een juiste normmarkering en de daarmee gediende generale preventie, niet anders kan worden gereageerd dan met oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur, zoals door de advocaat-generaal gevorderd. Daarbij heeft het hof ook gelet op de rol van de verdachte bij het incident. Het hof ziet de verdachte als de bedenker en belangrijkste uitvoerder van het plan om het explosief op te hangen aan de flitspaal.
Het hof stelt vast dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de termijn voor de berechting in hoger beroep met 16 dagen is geschonden.
Gelet op de geringe mate van overschrijding is het hof evenwel van oordeel dat aan de voornoemde schending geen rechtsgevolgen hoeven te worden verbonden.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft het hof acht geslagen op een psychiatrisch rapport Pro Justitia d.d. 8 mei 2012, opgesteld door psychiater [deskundige 3], alsmede op een psychologisch rapport Pro Justitia d.d. 8 mei 2012, opgesteld door GZ-psycholoog drs. [deskundige 4] met assistentie van psycholoog i.o. GZ-psycholoog drs. [deskundige 5]. In beide rapporten wordt de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht vanwege het verband tussen de feiten en zijn ADHD.
Tevens heeft het hof acht geslagen op een reclasseringsadvies van de Reclassering Nederland d.d. 10 april 2012, waaruit naar voren komt dat de reclassering tot dezelfde conclusies omtrent de persoonlijkheid van de verdachte komt als de psychiater en de psychologen. Het reclasseringsadvies is conform voormelde Pro Justitia rapportages.
Ten slotte heeft het hof kennisgenomen van voortgangsverslagen van Palier d.d. 19 november 2013, 7 juli 2014 en 24 november 2014, waaruit naar voren komt dat het toezicht goed verloopt. Het recidiverisico en het gevaarsrisico worden als laag-gemiddeld ingeschat. Voorts volgt dat de behandeling bij De Waag heeft bijgedragen aan verlaging van de recidivekans.
Het hof komt met inachtneming van de bevindingen en conclusies van de deskundigen tot het oordeel dat de verdachte ten tijde van het begaan van de bij dagvaarding I bewezen verklaarde feiten als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd en is alles overwegende van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Vanwege de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte zal het hof het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf met een aantal maanden verminderen. Dat de verdachte enige tijd geschorst is geweest, is voor het hof, gelet op de ernst van de feiten, geen aanleiding geweest om tot verdere matiging van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf te komen.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding I onder 1 subsidiair ten laste gelegde tot een bedrag van € 227.440,--, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 187.455,86, vermeerderd met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 157.534,39 vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 250,-- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 68.000,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 68.250,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag met rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding I onder 2 meer subsidiair ten laste gelegde tot een bedrag van € 16.526,46, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 16.026,46 vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, en tot niet-ontvankelijkverklaring voor het overige.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 1.026,46 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding I onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding I onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 10.000,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 11.026,46 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag met rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op € 500,--, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 3]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding I onder 3 meest subsidiair ten laste gelegde tot een bedrag van € 446,65, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond de materiële schade ad € 44,65 te hebben geleden, nu de vordering ter zake van dit deel onvoldoende is onderbouwd. De vordering zal derhalve voor dat deel worden afgewezen.
Het hof acht wel aannemelijk geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding I onder 3 meest subsidiair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 402,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 402,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag met rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 4]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair ten laste gelegde tot een bedrag van € 869,35, vermeerderd met de wettelijke rente.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij vermeerderd met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 869,35 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag met rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 4].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
In beslag genomen voorwerpen
Het hof zal de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder nummer 2 tot en met 7 op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer. Deze voorwerpen zijn voor onttrekking aan het verkeer vatbaar, aangezien deze aan de verdachte toebehorende voorwerpen bij gelegenheid van het onderzoek naar de door hem begane feiten dan wel de feiten waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het hof beschouwt de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder nummer 8 op de in kopie bij dit arrest gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen en de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals aangekruist op de in kopie bij dit arrest gevoegde ‘bijlage in beslag genomen goederen – KVI’ als een gezamenlijkheid van voorwerpen, met betrekking waartoe of met behulp waarvan het bewezen verklaarde is begaan of die bij gelegenheid van het onderzoek naar de door verdachte bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair, 5 begane misdrijven zijn aangetroffen, aan de verdachte toebehoren en kunnen dienen tot het begaan of voorbereiden van soortgelijke misdrijven, terwijl het ongecontroleerde bezit van een en ander in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Het hof zal deze voorwerpen daarom aan het verkeer onttrokken verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair, 3 primair, 3 subsidiair, 3 meer subsidiair en 4 primair en het bij dagvaarding II onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair en 5 en het bij dagvaarding II onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair, 4 subsidiair en 5 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het bij dagvaarding II onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 45 (achtenveertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte gedurende de proeftijd zijn medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, zoals bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht (de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen);
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder (ambulante) behandeling zal stellen bij De Waag of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling te geven;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Stichting Palier of De Brijder Verslavingszorg of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling te geven, teneinde een Leefstijltraining te volgen die gericht is op de middelenonafhankelijkheid;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van speed, cannabis, ketamine, alcohol en soortgelijke middelen en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan een bloedonderzoek of urineonderzoek;
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij De Waag en Stichting Palier Den Haag zal melden, indien en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder de nummers 2 tot en met 8 vermelde voorwerpen, zoals vermeld op de bij dit arrest gevoegde lijst van in beslag genomen voorwerpen, alsmede de aangekruiste voorwerpen, zoals vermeld op de bij dit arrest gevoegde ‘bijlage in beslag genomen goederen – KVI’.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de niet aangekruiste voorwerpen, zoals vermeld op de bij dit arrest gevoegde ‘bijlage in beslag genomen goederen
- KVI’.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij F.H.J. [slachtoffer 1] ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 68.250,00 (achtenzestigduizend tweehonderdvijftig euro) bestaande uit € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) materiële schade en € 68.000,00 (achtenzestigduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], een bedrag te betalen van € 68.250,00 (achtenzestigduizend tweehonderdvijftig euro) bestaande uit € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) materiële schade en € 68.000,00 (achtenzestigduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 345 (driehonderdvijfenveertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 2 meer subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 11.026,46 (elfduizend zesentwintig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 1.026,46 (duizend zesentwintig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op € 500,00 (vijfhonderd euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2], een bedrag te betalen van € 11.026,46 (elfduizend zesentwintig euro en zesenveertig cent) bestaande uit € 1.026,46 (duizend zesentwintig euro en zesenveertig cent) materiële schade en € 10.000,00 (tienduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 90 (negentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat, indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het bij dagvaarding I onder 3 meest subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 402,00 (vierhonderdtwee euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], een bedrag te betalen van € 402,00 (vierhonderdtwee euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 4] ter zake van het bij dagvaarding I onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 meest subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 869,35 (achthonderdnegenenzestig euro en vijfendertig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4], een bedrag te betalen van € 869,35 (achthonderdnegenenzestig euro en vijfendertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 17 (zeventien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 23 oktober 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Heft op de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. C.J. van der Wilt,
mr. G.P.A. Aler en mr. R.C. Langeler, in bijzijn van de griffier mr. N.R. Achterberg.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 19 december 2014.