NJB 2023/537
Vervolging van minister en art. 476 Sv van Aruba: als waarborg tegen de ‘mogelijke politieke pressie’ waarmee de vervolging van ministers gepaard kan gaan, worden ingevolge deze bepaling bij de opsporing, vervolging en berechting van ‘ambtsmisdrijven’ de bevoegdheden van de officier van justitie zowel in eerste aanleg als in hoger beroep uitgeoefend door de procureur-generaal, dan wel door een lid van het openbaar ministerie, dat door de procureur-generaal in het bijzonder is aangewezen om namens hem op te treden. De wet stelt niet de eis dat de procureur-generaal alleen in ‘uitzonderlijke gevallen’ een ander lid van het openbaar ministerie kan aanwijzen om namens hem op te treden. Verduistering en het bestanddeel ‘anders dan door misdrijf’ onder zich heeft, art. 2:298 Sr van Aruba (SrA): in casu ging het om bedragen die als gevolg van omkoping op een rekening van een stichting waren gekomen, waardoor de stichting de beschikkingsmacht had over het geld op die rekening. De medeverdachte heeft als bestuurder van die stichting tezamen en in vereniging met de verdachte gelden van de stichting overgemaakt aan of opgenomen ten gunste van de verdachte. Het hof kon oordelen dat niet enig door medeverdachte of de verdachte begaan misdrijf er als zodanig toe heeft geleid dat de in strijd met de doelstellingen van de stichting aan de verdachte overgedragen geldbedragen zijn uitbetaald en door de verdachte aan privédoelen zijn besteed.
HR 07-02-2023, ECLI:NL:HR:2023:167
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
7 februari 2023
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, Y. Buruma en T. Kooijmans
- Zaaknummer
21/04400
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2023:167, Uitspraak, Hoge Raad, 07‑02‑2023
ECLI:NL:PHR:2022:1155, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑12‑2022
- Wetingang
(art. 2:298 Sr Aruba; art. 476 Sv Aruba)
Essentie
Vervolging van minister en art. 476 Sv van Aruba: als waarborg tegen de ‘mogelijke politieke pressie’ waarmee de vervolging van ministers gepaard kan gaan, worden ingevolge deze bepaling bij de opsporing, vervolging en berechting van ‘ambtsmisdrijven’ de bevoegdheden van de officier van justitie zowel in eerste aanleg als in hoger beroep uitgeoefend door de procureur-generaal, dan wel door een lid van het openbaar ministerie, dat door de procureur-generaal in het bijzonder is aangewezen om namens hem op te treden. De wet stelt niet de eis dat de procureur-generaal alleen in ‘uitzonderlijke gevallen’ een ander lid van het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.