Regeling naturalisatietoets Nederland
Artikel 5
Geldend
Geldend vanaf 01-10-2017
- Bronpublicatie:
27-09-2017, Stcrt. 2017, 55853 (uitgifte: 29-09-2017, regelingnummer: 2129147)
- Inwerkingtreding
01-10-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-09-2017, Stcrt. 2017, 55853 (uitgifte: 29-09-2017, regelingnummer: 2129147)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Staatsrecht / Nationaliteitsrecht
1.
De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, aan door overlegging van een medisch advies van een arts, bedoeld in artikel 2.8, eerste lid, van het Besluit inburgering, dat op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan zes maanden en inhoudende dat sprake is van een belemmering of een handicap.
2.
De arts, bedoeld in het vorige lid, stelt het advies op conform het protocol dat is opgenomen in bijlage 4 bij de Regeling inburgering.
3.
De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, tevens aan door overlegging van een beschikking van het college van burgemeesters en wethouders op grond van artikel 6 van de Wet inburgering , zoals die wet luidde op 31 december 2012, inhoudende de ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.
4.
De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, tevens aan door overlegging van een beschikking van de Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet inburgering, zoals deze wet luidde op 30 september 2017, inhoudende ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.
5.
De in artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is in Nederland, tevens aan door overlegging van een beschikking van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet inburgering, inhoudende ontheffing van de inburgeringsplicht, die op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan drie jaar.
6.
De in artikel 4, aanhef en onder a, van het besluit bedoelde psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap toont verzoeker, die woonachtig is buiten het Koninkrijk, aan door overlegging van een verklaring van een arts of deskundige, gespecialiseerd in de desbetreffende aandoening, dat op de dag van indiening van het naturalisatieverzoek niet ouder is dan zes maanden en inhoudende dat sprake is van een psychische of lichamelijke belemmering dan wel verstandelijke handicap.