Rb. Amsterdam, 23-04-2014, nr. C/13/543528 / HA ZA 13-649
ECLI:NL:RBAMS:2014:2151
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
23-04-2014
- Zaaknummer
C/13/543528 / HA ZA 13-649
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:2151, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 23‑04‑2014; (Bodemzaak)
Uitspraak 23‑04‑2014
Inhoudsindicatie
Beleid Burgemeester om verkoop van softdrugs in bepaalde straten niet langer te gedogen is in dit geval beleid ten behoeve van de openbare orde. Artikel 13b Opiumwet geeft daartoe bevoegdheid. Het beleid doorstaat de marginale toetsing door de rechter. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur -waaronder het gelijkheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het verbod op willekeur- zijn niet geschonden. Voor nadeelcompensatie is geen plaats vanwege het normale bedrijfsrisico van coffeeshops.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/543528 / HA ZA 13-649
Vonnis van 23 april 2014
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [eiser 3],
wonende te [woonplaats],
4. [eiser 4],
wonende te [woonplaats],
5. [eiser 5],
wonende te [woonplaats],
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 6],
gevestigd te [vestigingsplaats],
7. [eiser 7],
wonende te [woonplaats],
8. [eiser 8] ,
wonende te [woonplaats],
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 9],
gevestigd te [vestigingsplaats],
10. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser 10],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eisers,
advocaat mr. S. Levelt te Amsterdam,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. drs. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk de coffeeshophouders dan wel ieder afzonderlijk respectievelijk eiser sub 1, eiser sub 2 enz. worden genoemd. Gedaagde zal hierna worden aangeduid als de Gemeente.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 18 september 2013;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 29 januari 2014 en de daarin vermelde processtukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Eisers sub 2, 3 en 5 tot en met 10 exploiteren of exploiteerden een coffeeshop in Amsterdam in de volgende straten in het postcodegebied 1012: Oudebrugsteeg, Warmoesstraat, Nieuwebrugsteeg en Lange Niezel. Eiser sub 3 is tevens rechthebbende op het perceel waar zij haar coffeeshop exploiteert/-de. Eiser sub 1 is rechthebbende op het perceel waar een coffeeshop werd geëxploiteerd.
2.2.
In september 2007 is het rapport “Grenzen aan de handhaving” verschenen dat is opgesteld door de Bestuursdienst van de Gemeente. Dit rapport betreft het postcodegebied 1012.
De conclusies van dit rapport luiden (onder meer) als volgt:
“. Criminogene branches als coffeeshops en raamprostitutie vormen mede een afzetkanaal voor de georganiseerde criminaliteit.
. De bestuurlijke aanpak van de georganiseerde criminaliteit dient samen met de strafrechtelijke en fiscale aanpak de komende jaren geïntensiveerd te worden voortgezet.
. Verbeterde handhaving alleen is echter niet afdoende: Er moet worden ingegrepen in de criminele infrastructuur zelf door vermindering van criminogene functies.
. Hiertoe zouden bijvoorbeeld zones kunnen worden aangewezen waar vermindering of volledige sanering van branches moet plaatsvinden, danwel zones waar deze branches juist kunnen blijven, in combinatie met herontwikkeling en upgrading van het gebied.
(…)
. Plannen voor de aanpak van het gebied zullen worden uitgewerkt en geïmplementeerd moeten worden in het kader van een (coalitie) project waarin Centrale stad en Stadsdeel Centrum intensief zullen samenwerken.
2.3.
Op 12 mei 2009 en 2 juli 2009 is de beleidsnota “Hart van Amsterdam Strategienota Coalitieproject 2012” (hierna ook: de Strategienota) vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van Amsterdam en de Stadsdeelraad Centrum van de Gemeente.
In deze nota staat onder meer het volgende.
“(…)
De uiteindelijke bestuurlijke vaststelling van de Strategienota is de formele afronding van de eerste fase van het plan- en besluitvormingsproces ruimtelijke maatregelen (Plaberum).
(…)
De Strategienota gaat niet in op de openbare orde en veiligheidsproblematiek (1) op straat.
(…)
Het 1012-gebied is voor een groot deel bepalend voor het imago en de uitstraling van de stad Amsterdam als geheel. Wij vinden het onverteerbaar dat in dit gebied praktijken als witwassen en mensenhandel relatief veel voorkomen en dat er – ondanks vooruitgang – veel drugsgerelateerde criminaliteit aanwezig is. Wij streven ernaar om in het hart van de stad criminaliteit substantieel terug te dringen en de verloedering een halt toe te roepen. Wij hebben de ambitie om het 1012 gebied een zodanige uitstraling te geven dat iedereen zich er thuisvoelt en dat bezoekers het in hun herinnering scharen onder een van de leukste, meest spannende, diverse en interessante gebieden in Europa. Ook streven wij ernaar dat iedere Amsterdammer trots is op de kwaliteiten en de uitstraling van het gebied en dat het gebied gekenmerkt wordt door de specifieke Amsterdamse sfeer.
Wij benoemen vijf concrete doelen:
. het ontmantelen van de criminele infrastructuur;
. het verminderen van de omvang en concentratie van criminogene, economisch laagwaardige en/of overlastgevende functies;
. het stoppen en keren van de verloedering;
. het herstellen van de functiebalans;
. het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig en divers entreegebied.
(…)
We onderscheiden twee deelgebieden waar zowel de problematiek van de laagwaardige functies als de kansen groot zijn. Enerzijds is dit het Wallengebied.
(…)
Het andere deelgebied is de Rode Loper en omgeving (Damrak, Rokin, Nieuwendijk).
(…)
Het Wallengebied en de Rode Loper benoemen we als de plek waar Amsterdam zich in al haar facetten ontvouwt: het hart van Amsterdam, huiskamer en etalage.
(…)
Om verbindingen te leggen tussen de Rode Loper en het achtergelegen gebied introduceren we een ‘tweede ladder’. Daarmee leggen we de basis voor een verbetering van de oost-west verbindingen tussen Damrak-Rokin en de Wallen. Nu fungeren het Damrak-Rokin en de Nieuwendijk-Kalverstraat al als ladder. Door deze uit te breiden naar de oostzijde ontstaan verbindingen met het Wallengebied. We repareren op cruciale plekken ontbrekende sporten van de ladder door de oostzijde van het Damrak-Rokin, met uitstraling naar de Nes, Warmoesstraat en dwarsstraten als Damstraat en Korte Niezel te verrijken met publiekstrekkende functies.
(…)
De gewenste veranderingen in het 1012 gebied realiseren we allereerst door het toevoegen van nieuwe functies op strategische locaties.
(…)
Het mooi, duurzaam en veilig inrichten van de openbare ruimte is een belangrijk instrument in de gewenste transitie van het 1012 gebied.
(…)
4.3.
straatgerichte aanpak
(…)
In onze beleving is dit niet toereikend genoeg om de ambities daadwerkelijk te kunnen verwezenlijken. Om het aantal criminogene functies terug te dringen en daarmee grip te krijgen op de criminele infrastructuur, kiezen wij voor een transformatie door middel van de zogenaamde straatgerichte aanpak.
Daar verstaan wij onder dat wij een aantal specifieke straten benoemen waarin wij een beweging op gang brengen gericht op het verminderen van criminogene en economisch laagwaardige functies.
(…)
De specifieke functies die wij in het postcodegebied 1012 in aantal willen verminderen, dan wel verbeteren zijn in onderstaande uitputtende tabel benoemd
(…)
Coffeeshop
(…)
(Rechtbank: in totaal worden genoemde tabel 2 11 functies benoemd)
Wij hebben een aantal straten geselecteerd die een belangrijke rol spelen in de economische verandering. Het betreffen straten die door hun huidige programmatische invulling een barrière vormen in de gewenste verbetering van het postcodegebied.
(…)
De straten zijn
(…)
Lange Niezel
(…)
Nieuwebrugsteeg
(…)
Oudebrugsteeg
(…)
Warmoesstraat
(…)
(Rechtbank: in totaal worden 18 straten genoemd).
Van de in tabel 2 genoemde functies en branches stellen wij vast dat deze oververtegenwoordigd zijn in het 1012-gebied. Zij vormen de voedingsbodem voor een criminele infrastructuur en hun concentratie zorgt voor een onevenredige druk op het woon- en leefklimaat.
(…)
De benadering die wij hanteren binnen de straatgerichte aanpak is dan ook afhankelijk van de mate waarin criminaliteit voorkomt in de betreffende branche. Hoe meer dit in onze ogen het geval is, hoe meer wij ruimtelijk-planologische en juridische middelen zullen inzetten om de gewenste transformatie te bereiken.
(…)
De hoogste prioriteit heeft de vermindering van raambordelen, gevolgd door de coffeeshops. In beide branches signaleren wij vele misstanden en concluderen wij dat zij vaak een legale afzetmarkt vormen voor achterliggende georganiseerde criminaliteitsverbanden.
(…)
We verminderen het aantal coffeeshops in het 1012-gebied van 76 naar 50. Dot komt neer op een vermindering met 34%.
(…)
De reden om in te grijpen in het aantal coffeeshops is gelegen in het feit dat het relatief grote aantal coffeeshops in dit beperkte gebied, in combinatie met de vele andere criminogene functies, een blokkade vormt voor onze centrale doelstelling om de achterliggende criminele infrastructuur te doorbreken.
Het aantal te verminderen coffeeshops is gebaseerd op twee criteria:
- -
aanpak in die straten die een belangrijke rol spelen in de opwaardering van het gebied (`tweede ladder’) en het verbeteren van de oost-westverbindingen;
- -
verbeteren van de meest verloederde plekken.
(...)
De straten waar coffeeshops vanuit de 1012-aapak hun exploitatie moeten staken zijn de volgende:
(…)
Lange Niezel
(…)
Nieuwebrugsteeg
(…)
Oudebrugsteeg
(…)
Warmoesstraat
(…)
Totaal 26 coffeeshops
(Rechtbank: in totaal worden 9 straten genoemd)
Overigens zijn de coffeeshop in planologisch juridische zin getypeerd als Horeca III of IV. dit betekent dat de eigenaar/ondernemer de coffeeshop kan omvormen tot een horecafunctie zonder softdrugsverkoop.
(…)
Coffeeshops
(…)
In het gebied 1012 ligt de gemiddelde omzet op 840.000 euro per jaar. In totaal gaat het om geregistreerde omzetten van softdrugs (wiet en hash) in coffeeshops in het postcodegebied 1012 van 28 miljoen euro* per jaar.
(…)
Echter, omdat de leveranciers niet bekend zijn (immers, die zijn illegaal) en dus ook niet te controleren is hoeveel hasj en wiet er daadwerkelijk wordt ingekocht wordt de inkoop en hierdoor ook de daadwerkelijke omzet stelselmatig te laag opgegeven.
(…)
Een belangrijk deel van deze zwarte omzet vindt –direct of indirect- plaats in het criminele circuit.
(…)
Kortom, een zeer groot deel van de zwarte omzetten die gegenereerd worden in de toelevering aan coffeeshops valt toe te rekenen aan het criminele circuit.
(…)
Coffeeshop vormen zodoende niet zelden de legale afzetkanalen voor de georganiseerde criminaliteit in softdrugs.
(…)
Wij herhalen nog eens met nadruk dat dit niet betekent dat coffeeshopexploitanten crimineel zijn. We stellen ook niet dat coffeeshops zelf het toneel zijn van grootschalige criminele activiteiten.
(…)
In het 1012-gebied is de bovenstaande problematiek des te pregnanter omdat hier, zeker in verhouding tot de rest van de stad, een wel heel grote dichtheid aan coffeeshops is.
(…)
Op grond van deze constateringen komen wij tot de conclusie dat het aantal coffeeshops in het postcodegebied significant moet verminderen.
Hoewel het aantal coffeeshops sinds 1997 is afgenomen verwachten wij niet dat de `autonome’ daling in dit tempo zal doorzetten. De instrumenten die hebben geleid tot vermindering zijn intussen op de meeste coffeeshops toegepast. We kiezen dan ook bewust voor extra instrumenten om de voorgestane significante vermindering in het postcodegebied 1012 te bereiken.
In dit geval kiezen wij voor het ontnemen van de gedoogstatus.
(…)
Vanaf de datum van het inwerking treden van voornoemd beleid (rechtbank: 1 september 2009) geven wij de huidige looptijd van de gedoogvergunning plus een extra vergunningperiode van drie jaar om de exploitatie te beëindigen.
(…)
In de uitvoering van het Strategienota kiezen wij voor een getrapte benadering.
1) Allereerst benaderen we eigenaren en ondernemers van de genoemde functies in de bovengenoemde straten actief met de vraag of ze mee willen doen aan de functiewijziging/opwaardering van hun pand of zaak.
2) Als de betreffende partij bereid is mee te werken aan de ontwikkeling bekijken we op welke wijze de gemeente kan helpen en welke steun mogelijk is vanuit bijvoorbeeld actieve corporaties, marktpartijen, banken en bierbrouwers.
3) Als men niet mee wil werken streven we een actieve verwerving door onze partners na, afhankelijk van de prioriteitstelling.
4) Mocht ook deze stap niet tot het gewenste resultaat leiden, dan kan het juridisch instrumentarium toegepast worden teneinde de transformatie af te dwingen.
(…)
In het overzicht staan de planologisch juridische middelen beschreven die we kunnen inzetten om het doel van het Coalitie project te bereiken.
(…)
Herziening bestemmingsplan
(…)
Uitsterfconstructie
(…)
Binnen onze ruimtelijk-economische doelstelling om een zogenaamde `tweede ladder’ te realiseren zijn deze twee locaties cruciaal.
(…)
De straatgerichte aanpak zal het meest tijdrovend zijn.
(…)
Het moet mogelijk zijn om de geformuleerde doelen binnen een periode van 6 jaar te realiseren. Voor de transformatie van de overige criminogene en economisch laagwaardige functies zullen we de samenwerking aangaan met de ondernemersverenigingen. We verwachten dat een vrijwillige en geleidelijke verandering zeker 10 jaar vergt.
(…)
In de voorliggende Strategienota hebben wij onze aanvullingen en wijzigingen verwerkt naar aanleiding van de consultatie- en inspraak
(…)
We streven in het postcodegebied 1012 een ruimtelijk-economische transformatie na, met de volgende vijf onderliggende doelstellingen
(…)”.
2.4.
De coffeeshophouders hebben een brief van 10 juli 2009 van de Burgermeester van de Gemeente ontvangen met onder meer de volgende inhoud:
“(…)
Hierbij informeer ik u over de stand van zaken rondom het Coalitieproject 2012 en in het bijzonder met betrekking tot de door u geëxploiteerde coffeeshop.
(…)
Uw coffeeshop ligt in een (gedeelte van een) aangewezen straat, die vrij dient te worden gemaakt van coffeeshops. Een en ander betekent voor de exploitatie van uw coffeeshop, dat u, na afloop van de vigerende exploitatievergunning, nog eenmaal in aanmerking komt voor een laatste verlenging van uw exploitatievergunning met gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop.
(…)
Wij realiseren ons dat bovenstaande grote gevolgen heeft voor uw bedrijf. Indien u behoefte heeft aan een verkennend gesprek met betrekking tot alternatieven voor de exploitatie van uw coffeeshop, kunt u contact opnemen met
(…)”.
2.5.
Gedoogverklaringen die op grond van de Strategienota tussen 1 september 2012 en vóór 1 juli 2013 niet meer zouden worden verlengd, heeft de Burgemeester verlengd tot1 juli 2013 in verband met (onduidelijkheden in) het Rijksbeleid ten aanzien van coffeeshops.
2.6.
De door de coffeeshophouders, althans in hun panden, geëxploiteerde coffeeshops zijn deels gesloten en deels getransformeerd in een andere horecagelegenheid. Een paar coffeeshops worden nog als zodanig geëxploiteerd. De langstdurende gedoogverklaring is geldig is tot 1 juni 2015.
3. Het geschil
3.1.
De coffeeshophouders vorderen samengevat – het volgende:
- -
een verklaring voor recht dat de Gemeente onrechtmatig handelt jegens de coffeeshophouders door de vaststelling en de uitvoering van de straatgerichte aanpak dat onderdeel is van de Strategienota;
- -
de Gemeente te veroordelen tot vergoeding van de schade die het gevolg is van voornoemd onrechtmatig handelen;
- -
de Gemeente te verbieden de straatgerichte aanpak uit te voeren en de locaties waar door de coffeeshophouders, althans in hun panden, coffeeshops worden geëxploiteerd van de gemeentelijke lijst van gedoogde locaties te schrappen;
- -
de Gemeente te gebieden aan de coffeeshophouders gedoogverklaringen voor de duur van 3 jaar te verstrekken en genoemde locaties op de gemeentelijke lijst van gedooglocaties te laten staan of terug te plaatsen,
met veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure.
3.2.
De gemeente voert verweer en concludeert tot veroordeling -bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis- van de coffeeshophouders in de kosten van deze procedure, inclusief nakosten en te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De vorderingen
4.1.
Aan de vorderingen leggen de coffeeshophouders -samengevat- het navolgende ten grondslag.
4.2.
De straatgerichte aanpak is, zo blijkt uit meerdere passages in de Strategienota en een brief van de Burgemeester aan de raadscommissie van 30 oktober 2013 (productie 23 van de coffeeshophouders), (economisch-)ruimtelijk beleid en dus niet ingegeven door motieven ontleend aan de volksgezondheid of de openbare orde. De Opiumwet beoogt laatstgenoemde belangen te beschermen. De straatgerichte aanpak is dan ook geen coffeeshopbeleid. De bevoegdheid op grond van de Opiumwet mag niet worden gebruikt om ruimtelijk beleid te voeren.
4.3.
Voorts is het volgens de coffeeshophouders zo dat de gedoogsituatie van coffeeshops slechts het gevolg is van de onmogelijkheid van de Nederlandse wetgever
-veroorzaakt door op haar rustende verplichtingen onder internationaal recht- de Opiumwet zo aan te passen dat de volksgezondheid optimaal wordt gediend. Bovendien wilden het College van burgemeester en wethouders en de Gemeenteraad van de Gemeente het beleid ten aanzien van coffeeshops in de Algemene Plaatselijke Verordening regelen door middel van een vergunningenstelsel. Alleen omdat de rechter heeft geoordeeld dat dit in strijd is met de Opiumwet moest daarvan worden afgezien. Daarom moet een bonafide exploitatie van een coffeeshop, in ieder geval in het kader van ruimtelijk beleid, gelijk worden behandeld met een vergunde activiteit en geeft het geen pas de coffeeshophouders ten behoeve van ruimtelijke doelstellingen aan te pakken op de gedoogstatus.
4.4.
Om de doelstelling van de Strategienota te bereiken -minder (50) coffeeshops in het 1012-gebied, althans vermindering van de omvang en concentratie van criminogene functies- zijn diverse (andere) effectieve bestuursrechtelijke, fiscale en strafrechtelijke instrumenten beschikbaar. Die staan in rechtstreeks verband met verwijtbare handelingen bij de exploitatie van coffeeshops en daarmee wordt dan ook het doorbreken van de gestelde criminele infrastructuur bereikt. Een dergelijk verband is er bij de straatgerichte aanpak van de Strategienota niet, omdat die ruimtelijk gemotiveerd is. Sinds 2009 zijn door middel van die andere instrumenten 10 coffeeshops in het postcodegebied 1012 gesloten.Het ingezetenen- en/of afstandscriterium zal ook leiden tot een substantiële vermindering van het aantal coffeeshops (12) in het postcodegebied. De straatgerichte aanpak zal dan ook leiden tot te weinig coffeeshops (24) in het 1012-gebied. Volgens de coffeeshophouders kan dan ook in redelijkheid niet worden gesteld dat de straatgerichte aanpak evenredig is aan het doel de criminele infrastructuur te doorbreken. Het doorbreken van de criminele infrastructuur wordt niet gediend met beëindiging van coffeeshops, ongeacht of de exploitant enig verwijt treft.
Bij de vaststelling van de Strategienota heeft de Gemeenteraad van de Gemeente in haar vergadering door middel van de motie met het nummer 436 (productie 3 van de coffeeshophouders) aan het College van burgemeester en wethouders de opdracht meegegeven de toetsbaarheid van de criteria voor de uitvoering van het Coalitieproject 1012 te verbeteren, met een duidelijke balans tussen doelen en middelen, die rechtmatigheid en rechtszekerheid beschermen. Dergelijke criteria zijn ten onrechte niet ontwikkeld en de in de motie genoemde balans ontbreekt.
Ook wordt er bij de uitvoering van de straatgerichte aanpak ten onrechte geen onderscheid gemaakt tussen bonafide en niet bonafide ondernemers en vastgoedeigenaren. Dit, terwijl de Gemeenteraad van de Gemeente de motie fasering (nr. 437) heeft aangenomen, inhoudende een verplichting een jaarlijkse voortgangrapportage op te stellen, omdat daarmee de belangen van de bonafide ondernemers in het 1012-gebied worden behartigd en tussentijds de doelmatigheid van de omvang en concentraties van bepaalde functies kan worden getoetst. De Gemeente heeft echter ten onrechte bij de uitvoering van het Coalitieproject steeds onverkort het standpunt ingenomen dat de betrokken coffeeshops hun gedoogstatus wordt ontnomen.
4.5.
Het beleid voorziet bovendien in een niet te rechtvaardigen verschil in behandeling van coffeeshops en de andere in de Strategienota aangeduide functies. Ten onrechte is ervoor gekozen in de betreffende straten de coffeeshops de gedoogstatus te ontnemen, terwijl voor de overige functies een uitsterfregeling geldt en zij verder ongemoeid worden gelaten uit vrees voor planschadeclaims. Dit verschil is niet te verklaren door ruimtelijke overwegingen. Het verschil in behandeling wordt ten onrechte volledig veroorzaakt door de gedoogstatus die de coffeeshops in tegenstelling tot de andere functies hebben en de coffeeshophouders worden daar ten onrechte op afgerekend. Het resultaat hiervan is zichtbaar in bijvoorbeeld de Lange Niezel, waar vrijwel uitsluitend volgens de Gemeente criminogene, laagwaardige en/of overlast gevende bedrijven zijn, waaraan de Gemeente geen einde kan en zal maken. Dat in die straat de exploitatie van 2 coffeeshops is geëindigd heeft dan ook geen ruimtelijk effect. De coffeeshophouders -die een en ander bestempelen als willekeur- verzoeken om het houden van een descente, zodat de rechtbank de beschreven situatie zelf kan aanschouwen.
4.6.
Op grond van de straatgerichte aanpak van de Strategienota -waar het gaat om de straten waar de exploitatie van coffeeshops gestaakt moet worden- mag de ene exploitant zijn coffeeshop nog meer dan 6 jaren exploiteren, terwijl de andere niet meer dan 3 jaar en 2 maanden wordt gegund. Dit is uitsluitend gebaseerd op de datum van uitgifte van de gedoogverklaring en moet daarom, ook gezien de looptijd van het project tot 2018 worden aangemerkt als willekeur en strijdig met het gelijkheidsbeginsel, voor zover het gaat om het beëindigen van gedoogverklaringen vóór 30 augustus 2015.
4.7.
Bij geen van de coffeeshops van de coffeeshophouders, althans die in hun panden worden/werden geëxploiteerd, wordt/werd de in de Strategienota omschreven ‘getrapte benadering’ gevolgd. Aanvankelijk heeft de Gemeente alleen de brief van 10 juli 2009 verstuurd. Daarna is door de Gemeente geen initiatief meer genomen. Pas sinds kort worden er gesprekken gevoerd tussen de coffeeshophouders en de Gemeente. De Gemeente biedt bovendien geen hulp bij de functiewijziging. Er wordt volstaan met het verwijzen naar de geldende regels en procedures en de Gemeente gunt de coffeeshophouders niet meer dan iemand die niet zou zijn getroffen door de straatgerichte aanpak. De Gemeente weigert bovendien aan de betreffende panden de bestemming Horeca 3 in plaats van de nu geldende bestemming Horeca 4 toe te kennen. Een Horeca 3-bestemming maakt het eenvoudiger de coffeeshops op andere wijze te exploiteren omdat die bestemming beter aansluit op de kennis en ervaring van de exploitanten. De Gemeente biedt dus onvoldoende kans op een economisch rendabele exploitatie van de coffeeshops in de toekomst. Zij houdt er onverkort aan vast dat de betrokken coffeeshops hun gedoogstatus verliezen. Zo lang niet de ‘getrapte benadering’ is gevolgd, is toepassing van het juridisch instrumentarium –dat wil zeggen het niet verlengen van de gedoogverklaringen- (nog) niet aan de orde.
4.8.
Onder verwijzing naar de motie met nummer 440 (productie 10 coffeeshophouders) stellen de coffeeshophouders dat uit de beraadslagingen ter vergadering van de Gemeenteraad van de Gemeente blijkt (productie 11 coffeeshophouders) dat de Gemeenteraad een effectief spreidingsbeleid en de mogelijkheid tot verplaatsing ziet als voorwaarde voor het instemmen met het beëindigen van de gedoogstatus van 26 coffeeshops -waardoor dit onderdeel uitmaakt van de straatgerichte aanpak- en dat uit de reactie van de Burgemeester blijkt dat voor de getroffen ondernemers in de eerste plaats wordt gedacht aan verplaatsing, ten behoeve waarvan een plan van aanpak zou worden opgesteld.Ten onrechte is echter niet voorzien in de mogelijkheid tot verplaatsing voor de 26 getroffen coffeeshops. Dat is in strijd met de motie met nummer 440. De coffeeshophouders hebben bovendien aan de Gemeente voorstellen tot verplaatsing gedaan. Daarop is door de Gemeente niet of afwijzend gereageerd.
4.9.
In afwachting van regeringsbeleid met betrekking tot coffeeshops is de beëindiging op grond van de Strategienota van de gedoogstatus met betrekking tot een aantal coffeeshops meermalen opgeschort. Nadat de Gemeente met de regering tot een vergelijk was gekomen is door de Burgemeester voor het eerst op 6 februari 2013 aan de eerste 7 exploitanten meegedeeld dat beëindiging van de gedoogstatus per 1 juli 2013 zou plaatsvinden. Op 3 april 2013 heeft de Gemeenteraad van de Gemeente vergaderd over een motie inhoudende dat coffeeshops in het postcodegebied 1012 die bereid zijn mee te werken aan een betere uitstraling voor het gebied niet worden gesloten. Deze motie is verworpen en de voorgenomen beëindiging per 1 juli 2013 is bevestigd. Het een en ander betekent dat eerst sinds kort duidelijk is geworden dat de beëindiging van de gedoogstatus van de betreffende coffeeshops vaststaat. Voor die beëindiging is -ook gelet op het ingrijpende karakter ervan- een te korte termijn gegeven om daarop te kunnen anticiperen.
4.10.
Op grond van het voorgaande zijn de coffeeshophouders van mening dat de in de straatgerichte aanpak voorziene beëindiging van de exploitatie van de coffeeshops, althans de wijze waarop dit wordt uitgevoerd, onrechtmatig is op grond van ongeschreven recht (rechtszekerheidsbeginsel, vertrouwensbeginsel, fair play-beginsel) en geschreven recht, namelijk afdeling 3.2. van de Algemene wet bestuursrecht. Van meerdere van hun stellingen hebben de coffeeshophouders aangeboden die te bewijzen.
4.11.
Volgens de coffeeshophouders worden zij door de straatgerichte aanpak bovendien harder getroffen dan anderen omdat de -bonafide- exploitatie van hun coffeeshops wordt beëindigd, dan wel de gebruiksmogelijkheden en daarmee de huurwaarde van hun panden worden verminderd. Dit is abnormaal en onevenredig ten opzichte van de andere burgers en (horeca)ondernemers in het postcodegebied 1012, althans de coffeeshops in het postcodegebied 1012, althans de andere in de Strategienota als criminogeen en laagwaardig bestempelde functies, althans alle Amsterdamse horecaondernemers. De coffeeshophouders hoefden er ook geen rekening mee te houden dat de exploitatie van de coffeeshops zou moeten worden gestaakt op grond van alleen ruimtelijke overwegingen. Ook onder deze omstandigheden en omdat niet is voorzien in een (nadeelcompensatie-)regeling die het voor de getroffen burgers financieel mogelijk maakt hun bedrijf aan te passen, dan wel op andere wijze in hun economische belangen tegemoet te komen, is de straatgerichte aanpak onrechtmatig.
5. Het verweer
5.1.
De Gemeente voert verweer en bestrijdt dat sprake is van de gestelde onrechtmatigheden.
5.2.
Volgens de Gemeente mogen er door de Burgemeester op grond van de Opiumwet lokaal beperkingen worden gesteld aan de exploitatie van coffeeshops en mag er dus beleid worden gemaakt, waarbij het aantal coffeeshop zelfs kan worden verminderd tot 0. Daarbij mag aan het openbare belang meer gewicht worden toegekend dan aan het (commerciële) belang van de coffeeshophouders. De Burgemeester komt op grond van artikel 13b van de Opiumwet een grote mate van beleidsvrijheid toe bij de invulling van het gedoogbeleid voor coffeeshops. De aanpak van coffeeshops in de Strategienota kan worden aangemerkt als een voorgenomen wijziging van de Burgemeester van het door hem te voeren coffeeshopbeleid op grond van artikel 13b van de Opiumwet. Het betreft coffeeshopbeleid ten behoeve van de openbare orde. De 5 concrete doelen, zoals omschreven in de Strategienota, betreffen alle dit belang. Deze nota heeft volgens de Gemeente alleen een ruimtelijke impact of uitstraling, die voortvloeit uit de beoogde beleidsdoeleinden.
5.3.
De Gemeente stelt dat de Strategienota een goede inventarisatie van de betrokken belangen kent. Op basis van een gemotiveerde afweging daarvan is een in redelijkheid te maken (politieke) keuze gemaakt, die goed is gemotiveerd en waaraan voorafgaand met de coffeeshophouders is gesproken. Daarbij is het rapport “Grenzen aan de handhaving” betrokken. De keuze die door de Gemeente gemaakt is moet door de rechter met grote terughoudendheid worden getoetst. Er is gekozen voor een ruime overgangsperiode. Volgens de Gemeente hebben de coffeeshophouders bovendien al vóór de inwerkingtreding van de Strategienota kennis genomen van de plannen die zijn vertaald in de Strategienota. Zij hebben zich er dus op kunnen voorbereiden. In de brieven van de Gemeente is altijd gemeld dat de straatgerichte aanpak doorgang zou vinden. De einddatum van het gedogen is niet willekeurig, maar gebaseerd op een duidelijk systeem. Daarbij is juist gekozen voor gefaseerde beëindiging van de gedoogstatus, om verloedering door leegstand te voorkomen. Dat in verband met het Rijksbeleid gedoogverklaringen anders dan volgens de Strategienota toch nog zijn verlengd was alleen maar in het voordeel van de betreffende coffeeshops.Dat er te weinig coffeeshops in het postcodegebied 1012 zouden komen betwist de Gemeente. Volgens de Gemeente helpt zij de coffeeshophouders die door de Strategienota worden geraakt waar zij kan bij het transformeren van de coffeeshops tot reguliere horecabedrijven binnen het bestemmingsplan. Dat de getrapte benadering niet zou worden gevolgd, klopt dan ook niet. Dat de Strategienota niet voorziet in de mogelijkheid tot verplaatsing, brengt niet mee dat het project als onrechtmatig moet worden bestempeld.Ook is volgens de Gemeente het gelijkheidsbeginsel niet geschonden, omdat de andere in de Strategienota als criminogeen en/of laagwaardig bestempelde functies niet in strijd zijn met de wet en gedogen daarom niet aan de orde is. Het plan om ten aanzien van coffeeshops met exploitatievergunningen te werken had niet de bedoeling om coffeeshops met andere horecaondernemingen gelijk te stellen.
5.4.
Voor nadeelcompensatie is volgens de Gemeente geen plaats. Er is volgens haar geen sprake van een zogenaamde speciale last, omdat de coffeeshophouders niet zwaarder worden getroffen dan de anderen binnen de referentiegroep, die slechts wordt gevormd door de 26 coffeeshops, zoals genoemd in de Strategienota. Bovendien is geen sprake van een abnormale last, omdat de straatgerichte aanpak valt onder het normale ondernemersrisico voor de coffeeshophouders door de bijzondere positie die zij innemen vanwege de illegale, maar gedoogde, verkoop van softdrugs. Coffeeshophouders moeten dan ook rekening houden met overheidsmaatregelen die hun activiteiten beperken.
6. De beoordeling
6.1.
Allereerst moet de vraag worden beantwoord of de Strategienota -zoals de coffeeshophouders aanvoeren- ruimtelijk beleid is, waarvoor de Opiumwet geen grondslag biedt, dan wel -zoals de Gemeente aanvoert- beleid ten behoeve van de openbare orde.De nota dient, blijkens de inhoud ervan, 5 doeleinden (“vijf concrete doelen”), te weten: het ontmantelen van de criminele infrastructuur, het verminderen van de omvang en concentratie van criminogene, economisch laagwaardige en/of overlastgevende functies, het stoppen en keren van de verloedering, het herstellen van de functiebalans en het realiseren van een kwalitatief hoogwaardig en divers entreegebied. Met de Gemeente -en dat is door de coffeeshophouders op zichzelf overigens niet betwist- is de rechtbank van oordeel dat deze doeleinden de openbare orde betreffen. Ter uitvoering van dat doel is het plan voor de “tweede ladder” geïntroduceerd en is de straatgerichte aanpak ontwikkeld, waarvan onderdeel uitmaakt het ontnemen van de gedoogstatus van coffeeshops in 9 aangewezen straten. Tegen deze aanpak en de uitvoering ervan richten zich de bezwaren van de coffeeshophouders.
Uit het voorgaande volgt dat zowel de Strategienota als de daarin opgenomen straatgerichte aanpak beleid is dat is ontwikkeld ten behoeve van de openbare orde. Daaraan doet niet af dat dat beleid wel ruimtelijke gevolgen heeft. Weliswaar staat in de Strategienota dat die niet ingaat op de openbare orde op straat, maar dat laat onverlet dat de Strategienota de genoemde 5 doeleinden kent die de openbare orde dienen. De openbare orde is (veel) ruimer dan alleen de orde op straat. Dat in de Strategienota termen worden gebruikt als ‘ruimtelijke maatregelen’, ‘ruimtelijk-economische doelstelling’, ‘ruimtelijk-economische transformatie’ en ‘ruimtelijk bestuurlijke aanpak’ laat onverlet dat het bereiken van de 5 voornoemde doeleinden centraal staat. Het voorgaande geldt ook voor de inhoud van de brief van de Burgemeester van 30 oktober 2013, waarnaar de coffeeshophouders in dit verband nog naar hebben verwezen (productie 23 coffeeshophouders). Ook de inhoud van die brief doet er niet aan af dat de 5 genoemde doeleinden centraal staan en dat daarom de Strategienota, en dus ook de straatgerichte aanpak, beleid is ten behoeve van de openbare orde.
Tussen partijen is niet in geschil dat de Burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet bevoegd is beleid te ontwikkelen ten behoeve van de openbare orde. Dat artikel bepaalt onder meer dat de Burgemeester bevoegd is tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in lokalen een middel in lijst II van de Opiumwet (waaronder softdrugs) wordt verkocht. De bevoegdheid tot het vaststellen van lokaal beleid door de Burgemeester is nader toegelicht en uitgewerkt in de Aanwijzing Opiumwet (thans geldende versie gepubliceerd in Stcrt. 2012, 26938). Ter uitoefening van die bevoegdheid stelt de Burgemeester beleidsregels op, die onder meer kunnen gaan over het al dan niet gedogen van de verkoop van softdrugs. Blijkens (onder meer) de brief van de Burgemeester van 10 juli 2009 (overweging 2.4. van dit vonnis) heeft de Burgemeester de Strategienota, voor zover het gaat om het niet langer gedogen van coffeeshops in de 9 daartoe aangewezen straten, kennelijk als zijn beleid voor de uitoefening van zijn bevoegdheid op grond van artikel 13b van de Opiumwet omarmd. Op grond van het voorgaande kan niet worden gezegd dat artikel 13b van de Opiumwet daarvoor geen grondslag biedt.
6.2.
Voor zover de coffeeshophouders betogen dat (enig onderdeel van) de straatgerichte aanpak, dan wel de uitvoering ervan, in strijd is met door de Gemeenteraad aangenomen moties, dan wel met door de Gemeenteraad aan de instemming gestelde voorwaarden, overweegt de rechtbank als volgt. De stellingen van de coffeeshophouders
richten zich tegen de straatgerichte aanpak voor zover het gaat om het ontnemen van de gedoogstatus van de coffeeshops in de 9 daartoe aangewezen straten. Uit geen van de door de coffeeshophouders genoemde moties en het verslag van de beraadslaging van de Gemeenteraad die de coffeeshophouders als producties hebben overgelegd en waarnaar zij in dit verband hebben verwezen, blijkt met zoveel woorden dat de Gemeenteraad niet, althans onder voorwaarde(n) heeft ingestemd met het onderdeel dat ziet op het ontnemen van de gedoogstatus, dan wel dat de Gemeenteraad de uitvoering ervan aan één of meer voorwaarden heeft verbonden. Ook overigens is dit onvoldoende gesteld of gebleken.De stellingen van de coffeeshophouders treffen daarom in zoverre evenmin doel.
6.3.
Ook de overige stellingen van de coffeeshophouders hebben de strekking dat (de uitvoering van) genoemd beleid betreffende het ontnemen van de gedoogstatus van de coffeeshops in de 9 daartoe aangewezen straten, onrechtmatig is. Daarbij hebben de coffeeshophouders aangevoerd dat ten onrechte iedere nadeelcompensatie ontbreekt.
6.4.
Wat betreft de inhoud van het beleid stelt de rechtbank voorop dat binnen het van toepassing zijnde wettelijke kader (artikel 13b van de Opiumwet) de Burgemeester in beginsel de vrijheid toekomt om ter bescherming van de openbare orde het beleid te voeren dat hij in de gegeven omstandigheden redelijk en wenselijk acht en dat de rechter dit slechts marginaal kan toetsen. In dat kader dient ook gelet te worden op algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
De rechtbank constateert dat in de Strategienota is gemotiveerd waarom in een aantal straten in het postcodegebied 1012 coffeeshops niet langer worden gedoogd. Uiteen is gezet dat en waarom er naar wordt gestreefd de criminaliteit terug te dringen en de verloedering een halt toe te roepen. In dat verband zijn de vijf voornoemde concrete doelen geformuleerd.Om de twee deelgebieden waar de problematiek het grootst is met elkaar te verbinden wordt geprobeerd een zogenaamde tweede ladder te introduceren door de betreffende straten te verbeteren. De verbetering in het gebied wordt onder meer gerealiseerd door middel van de straatgerichte aanpak. Op grond van 2 criteria, te weten de straten die een belangrijke rol spelen in de opwaardering van het 1012-gebied en het verbeteren van de meest verloederde plekken, zijn 9 straten genoemd waar de coffeeshops de exploitatie moeten staken.Dit zijn (onder meer) de coffeeshops van de coffeeshophouders, althans die in hun panden werden/worden geëxploiteerd. Daarbij is enerzijds onderkend dat de getroffen coffeeshophouders niet crimineel zijn en dat de betreffende coffeeshops niet het toneel van grootschalige criminaliteiten zijn. Ook is er oog voor de -niet geringe- omzet die een coffeeshophouder in het 1012-gebied jaarlijks genereert. Er zijn consultatie- en inspraakrondes geweest. Anderzijds is rekening gehouden met de wel zeer dichte concentratie van coffeeshops in het gebied en dat door de voor coffeeshops specifieke achterdeurproblematiek zij niet zelden de gedoogde afzetkanalen vormen voor de georganiseerde criminaliteit in softdrugs. Ook is er rekening mee gehouden dat in het postcodegebied het aantal coffeeshops sinds 1997 weliswaar is afgenomen, maar dat niet verwacht wordt dat dat zonder extra instrumenten in het gewenste tempo zal doorzetten. Alleen de verkoop van softdrugs wordt niet langer gedoogd. Het blijft toegestaan een horecagelegenheid te exploiteren. Elke getroffen coffeeshophouder krijgt nog minimaal 3 jaar om zijn of haar coffeeshop voort te zetten en er is gekozen voor een getrapte benadering, die er onder meer op neerkomt dat als de betreffende partij bereid is mee te werken aan functiewijziging van het pand of de zaak, de Gemeente bekijkt op welke wijze zij daarbij kan helpen.
Van het voorgaande beleid, gezien in het licht van de daaraan ten grondslag liggende overwegingen, de wijze waarop dit tot stand is gekomen en de wijze waarop de verschillende belangen zijn afgewogen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de Gemeente -en de Burgemeester- daartoe in redelijkheid niet hebben kunnen besluiten. Dit geldt te meer, nu in het rapport “Grenzen aan de handhaving” (overweging 2.2. van dit vonnis) (ook) al is geconcludeerd dat coffeeshops mede een afzetkanaal vormen voor de georganiseerde criminaliteit en dat voor het 1012-gebied verbeterde handhaving alleen niet voldoende is, maar dat criminogene functies moeten worden verminderd.
6.5.
Naar het oordeel van de rechtbank is het gelijkheidsbeginsel niet geschonden door, anders dan de andere in de Strategienota aangewezen functies, de coffeeshops in de 9 daartoe aangewezen straten hun gedoogstatus te ontnemen. Juist door deze gedoogstatus onderscheiden de coffeeshops zich van die andere functies, zodat niet van gelijke gevallen kan worden gesproken. Coffeeshops verkopen soft drugs. Dit is bij wet verboden en kan alleen plaatsvinden met een gedoogverklaring van de Burgemeester. De andere functies richten zich niet op een bij wet verboden activiteit. Hieraan doet niet af dat die gedoogsituatie het gevolg zou zijn van internationale regels, waaraan Nederland gebonden is, dan wel dat de Gemeente destijds het coffeeshopbeleid in de Algemene Plaatselijke Verordening wilde regelen door middel van vergunningen. Deze omstandigheden brengen ook niet mee dat de Gemeente geen onderscheid tussen de coffeeshops en de andere functies (meer) zou mogen maken. Ook met de al eerder genoemde ‘achterdeurproblematiek’ onderscheiden de coffeeshops zich van de meeste van de andere functies.
6.6.
Evenmin kan naar het oordeel van de rechtbank de conclusie worden getrokken dat het ontnemen van de gedoogstatus van de coffeeshops in de 9 daartoe aangewezen straten niet evenredig is aan het gestelde doel. Anders dan de coffeeshophouders stellen heeft de Strategienota niet als doel het aantal coffeeshops in het postcodegebied 1012 terug te dringen tot 50. Weliswaar wordt het ontnemen van de gedoogstatus aan 26 coffeeshops in de 9 daartoe aangewezen straten in de Strategienota genoemd, maar dit is niet zozeer het doel van de Strategienota als wel het middel om de geformuleerde doelen te bereiken. In de Strategienota zijn 5 doeleinden geformuleerd. De 9 straten zijn gekozen op basis van 2 criteria, te weten de straten die een belangrijke rol spelen in de opwaardering van het 1012-gebied en het verbeteren van de meest verloederde plekken. Ook al betreft het coffeeshops waarvan de coffeeshophouders zich aan de regels houden, ook voor deze coffeeshops geldt dat deze niet zelden afzetkanalen vormen voor de georganiseerde criminaliteit in soft drugs, wat inbreuk maakt op de openbare orde. De stelling van de coffeeshophouders, dat in bijvoorbeeld de Lange Niezel, waar de exploitatie van 2 coffeeshops is geëindigd, er geen ruimtelijk effect is omdat daar nu uitsluitend door de Gemeente als criminogeen, laagwaardig en/of overlast gevend bestempelde bedrijven zijn waar de Gemeente geen einde aan kan maken en geen einde aan zal komen, maakt het oordeel niet anders. Ook als de stelling van de coffeeshophouders over de huidige situatie van bijvoorbeeld de Lange Niezel juist zou zijn, dan laat dat onverlet dat uit hetgeen de Gemeente heeft aangevoerd voldoende blijkt dat het beëindigen van de gedoogstatus van coffeeshops aldaar kan bijdragen aan de openbare orde. Bovendien is nu nog niet te zeggen of de huidige situatie in de Lange Niezel -hoe die situatie nu ook is- hetzelfde zal blijven. De Strategienota houdt rekening met een scenario van vrijwillige en geleidelijke verandering die zeker 10 jaar zal vergen. Die periode is nog (lang) niet voorbij. Aan het verzoek van de coffeeshophouders een descente te houden, zodat de rechtbank de huidige situatie in de Lange Niezel zelf kan aanschouwen, gaat de rechtbank dan ook voorbij, nog afgezien van het feit dat een descente op gespannen voet zou staan met het uitgangspunt dat de rechtbank slechts marginaal toetst in dit geval. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de situatie in de Lange Niezel niet van belang voor de door de rechtbank te nemen beslissingen.
6.7.
Ook is naar het oordeel van de rechtbank niet, zoals de coffeeshophouders wel betogen, het willekeur- of het gelijkheidsbeginsel geschonden door het moment van het beëindigen van de gedoogstatus samen te laten vallen met het einde van de gedoogverklaringen op het moment van inwerkingtreding van de Strategienota, te vermeerderen met een periode van 3 jaar. Dit -op zichzelf niet onredelijke- criterium geeft duidelijkheid in hoeverre nog aanspraak kan worden gemaakt op de gedoogverklaringen en geldt voor alle betreffende coffeeshops in gelijke mate. Van willekeur of ongelijkheid is dan ook geen sprake. Dat het gevolg is dat de ene coffeeshop eerder de verkoop van soft drugs moet staken dan de ander doet aan het voorgaande oordeel niet af. Dat geldt ook voor het gevolg dat de betreffende coffeeshops al vóór 30 augustus 2015 de verkoop van soft drugs moeten staken. Daarbij is van belang dat in de Strategienota in dit verband staat dat het mogelijk moet zijn om de geformuleerde doelen binnen een periode van 6 jaar te realiseren. Niet dat de doelen eerst na ommekomst van 6 jaar dienen te worden gerealiseerd.
6.8.
Wat betreft de uitvoering van de Strategienota hebben de coffeeshophouders nog gesteld dat de zogenaamde getrapte benadering niet wordt gevolgd en dat (mede) in verband met regeringsbeleid pas sinds kort vast staat dat de beëindiging van de gedoogstatus van een aantal coffeeshops in het kader van de straatgerichte aanpak doorgang zal vinden en dat een te korte termijn is gegeven om daarop te anticiperen.
Wat betreft de stelling dat de getrapte benadering niet zou worden gevolgd overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank onderschrijft niet de stelling van de coffeeshophouders dat de Gemeente ten onrechte er onverkort aan vasthoudt dat de betrokken coffeeshops hun gedoogstatus verliezen. De Strategienota gaat er immers van uit dat in de 9 daartoe aangewezen straten van de daar gevestigde coffeeshops de gedoogstatus op enig moment
-sowieso- wordt ontnomen. Daarvan uitgaande volgt uit de in de Strategienota opgenomen ‘getrapte benadering’ dat de Gemeente verplicht is de coffeeshophouders te vragen of ze mee willen doen aan de functiewijziging van hun pand of zaak en voor zover de coffeeshophouders daartoe bereid zijn, de Gemeente verplicht is om te bekijken op welke wijze de Gemeente kan helpen en welke steun mogelijk is. Gelet op de brief van de Burgemeester van 10 juli 2009 (zie overweging 2.4. van dit vonnis) zijn de coffeeshophouders in vorenbedoelde zin bevraagd. Uit de ‘getrapte benadering’ volgt niet dat de Gemeente verplicht zou zijn de coffeeshophouders meer te gunnen dan iemand die niet zou zijn getroffen door de straatgerichte aanpak. Ook is de Gemeente niet verplicht de betreffende percelen de bestemming Horeca 3 toe te kennen, zoals de coffeeshophouders lijken te stellen.
Dat, zoals de coffeeshophouders stellen, in verband met regeringsbeleid pas sinds kort vaststaat dat de gedoogstatus (vanaf 1 juli 2013) wordt ontnomen en dat daarvoor een te korte termijn geldt, onderschrijft de rechtbank evenmin. Vast staat immers dat in 2009 de Strategienota is vastgesteld en dat deze als gevolg zou hebben dat de betreffende coffeeshops hun gedoogstatus zouden verliezen. Weliswaar is in verband met onduidelijkheden in het Rijksbeleid de gedoogstatus van sommige coffeeshop later ontnomen dan op grond van de straatgerichte aanpak de bedoeling was, maar met de Gemeente is de rechtbank van oordeel dat dit in het voordeel van de betrokken coffeeshophouders was. De termijn waar binnen de gedoogstatus zou worden ontnomen is daardoor immers verlengd. De coffeeshophouders hebben onvoldoende onderbouwd dat zij er redelijkerwijs van uit mochten gaan dat het ontnemen van de gedoogstatus geen doorgang zou vinden, althans dat daarop een grote kans was.
De Gemeente heeft gemotiveerd betwist dat op individueel niveau geen of onvoldoende uitvoering is gegeven aan de getrapte benadering. De Gemeente heeft per coffeeshop vermeld welke initiatieven de coffeeshophouder zelf heeft genomen en hoe daarop door de Gemeente is gereageerd. Van de kant van de coffeeshophouders is hier onvoldoende tegenover gesteld om de conclusie te rechtvaardigen dat de Gemeente onvoldoende heeft gedaan om de coffeeshophouders bij te staan in de overgang naar een andere exploitatie. Voor zover de coffeeshophouders hebben betoogd dat de Gemeente verplicht was mee te werken aan verplaatsing van de coffeeshops naar een locatie buiten het 1012-gebied, wordt dit betoog verworpen. Uit de Strategienota noch uit enig ander beleidsstuk kan die verplichting van de Gemeente worden afgeleid.
Gelet hierop treft de stelling van de coffeeshophouders dat de Gemeente ten onrechte de ‘getrapte benadering’ niet heeft gevolgd, geen doel.
6.9.
Tot slot hebben de coffeeshophouders aangevoerd dat de Strategienota onrechtmatig is, omdat ten behoeve van hen niet is voorzien in nadeelcompensatie.
In de rechtspraak is de regel ontwikkeld dat de onevenredig nadelige –dat wil zeggen buiten het normale maatschappelijke risico of het normale bedrijfsrisico vallende en op een beperkte groep burgers of instellingen drukkende- gevolgen van een overheidshandeling niet ten laste van die beperkte groep behoren te komen. Uit deze regel kan een tweetal -naast elkaar- bestaande vereisten worden gedestilleerd: er moet sprake zijn van een abnormale last in de zin dat de schade buiten het normale maatschappelijke of normale bedrijfsrisico moet vallen. Daarnaast moet sprake zijn van een speciale last. Daarmee wordt gedoeld op het vereiste dat het moet gaan om een last die onevenredig op een beperkte groep burgers of instellingen drukt. De coffeeshophouders stellen dat aan beide, de Gemeente stelt dat aan geen van de vereisten is voldaan. Daarbij gaat het om het ontnemen van de gedoogstatus van de coffeeshops in de 9 daartoe aangewezen straten.
De rechtbank zal eerst de vraag beantwoorden of dat moet worden gezien als een abnormale last voor de coffeeshophouders die buiten het normale maatschappelijke of normale bedrijfsrisico valt. De rechtbank is van oordeel dat dat niet het geval is.
Zoals al overwogen is de verkoop van soft drugs bij wet verboden. Ter uitoefening van de bevoegdheid in artikel 13b van de Opiumwet stelt de Burgemeester beleidsregels op, die onder meer kunnen gaan over het al dan niet gedogen van de verkoop van softdrugs. Dergelijk beleid dient onder meer de openbare orde en op grond van dergelijk beleid hebben of hadden de coffeeshophouders en/of de in hun panden geëxploiteerde coffeeshops een gedoogverklaring. Op grond van de straatgerichte aanpak -die, zoals overwogen, ook de openbare orde dient- worden dergelijke verklaringen niet langer verstrekt.
Coffeeshophouders moeten er rekening mee houden dat door gewijzigde bestuurlijke of maatschappelijke inzichten inzake (onder meer) de openbare orde het gedoogbeleid wordt gewijzigd, ook als dat betekent dat een gedoogverklaring niet langer wordt verstrekt.Dat geldt vooral nu de verkoop van soft drugs verboden is. De uitzonderingspositie die de coffeeshophouders daardoor hebben brengt mee dat zij als normaal bedrijfsrisico hebben te aanvaarden dat aan het gedogen van de verkoop van soft drugs een einde komt.In feite worden de coffeeshophouders, althans de in hun panden geëxploiteerde coffeeshops, door het ontnemen van de gedoogstatus gelijk geschakeld met gewone horecaondernemersof -ondernemingen. Van belang is verder dat het verlies van de gedoogstatus voor de coffeeshophouders voorzienbaar is geweest, nu aan hen al in de brief van 10 juli 2009 is meegedeeld dat zij nog eenmaal in aanmerking komen voor een laatste verlenging van de exploitatievergunning met gedoogverklaring voor het exploiteren van een coffeeshop. Daardoor is voor de coffeeshophouders al in een vroeg stadium duidelijk geworden dat het hiervoor bedoelde bedrijfsrisico zich ging verwezenlijken.
Nu op grond van het voorgaande de conclusie moet worden getrokken dat geen sprake is van een abnormale last is nadeelcompensatie alleen al daarom niet aan de orde en kan de vraag of sprake is van een speciale last in het midden blijven.
6.10.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de stelling van de coffeeshophouders, dat de Gemeente onrechtmatig handelt jegens de coffeeshophouders door de vaststelling en de uitvoering van de straatgerichte aanpak, geen stand houdt.Met name is ook niet gebleken van handelen in strijd met het rechtszekerheids-, vertrouwens- en fair-playbeginsel, dan wel ander geschreven of ongeschreven recht of beginsel. De vorderingen van de coffeeshophouders, die op voornoemde stelling, dat de Gemeente onrechtmatig jegens hen handelt, zijn gestoeld, worden daarom afgewezen.Voor zover de coffeeshophouders bewijs hebben aangeboden van hun stellingen wordt dit aanbod gepasseerd, omdat het oordeel van de rechtbank niet van bewijslevering afhangt.
Overigens is artikel 3 van de Opiumwet, dat de verkoop van soft drugs verbiedt, dwingend recht. De Burgemeester is dan ook niet bevoegd ten aanzien hiervan beleid te voeren.Voor zover de vorderingen ertoe strekken dat wordt gelast om de verkoop van soft drugs te gedogen, kunnen deze ook hierom niet worden toegewezen.
6.11.
De coffeeshophouders zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- griffierecht € 589,-
- salaris advocaat € 904,- (2,0 punt x tarief II).De gevorderde wettelijke rente hierover is toewijsbaar.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot.De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld. De gevorderde rente hierover is als na te melden toewijsbaar.
Nu daartoe door de Gemeente is geconcludeerd zal na te melden proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
7. De beslissing
De rechtbank
7.1.
wijst de vorderingen van de coffeeshophouders af;
7.2.
veroordeelt de coffeeshophouders in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.493,-, te vermeerderen -voor zover de coffeeshophouders niet binnen 14 dagen na de dag van dit vonnis dat bedrag aan de Gemeente hebben betaald- met de wettelijke rente over voormeld bedrag tot de dag van de voldoening;
7.3.
veroordeelt de coffeeshophouders in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat de coffeeshophouders niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over € 131,- met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis (indien dat bedrag alsdan niet is voldaan) en over € 68,- na veertien dagen na betekening van dit vonnis, telkens tot aan de dag der voldoening;
7.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.W. Pieters, mr. J. Kloosterhuis en mr. H.J. Fehmers en in het openbaar uitgesproken op 23 april 2014.