BNB 2023/157
Bewijspositie bestuurder bij bestuurdersaansprakelijkheid. Nationaalrechtelijk en unierechtelijk evenredigheidsbeginsel. Prejudiciële vragen
HR 06-10-2023, ECLI:NL:HR:2023:1371, m.nt. J.J. Vetter
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 oktober 2023
- Magistraten
Mrs. Van Eijsden, Feteris, Wortel, Cools, Van der Voort Maarschalk
- Zaaknummer
21/03566
- Noot
J.J. Vetter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS930436:1
- Vakgebied(en)
Invordering / Aansprakelijkheid
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Europees belastingrecht / Algemeen
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 06‑10‑2023
ECLI:NL:HR:2023:1371, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑10‑2023
- Wetingang
Art. 36 Invorderingswet 1990; Evenredigheidsbeginsel
Essentie
Bewijspositie bestuurder bij bestuurdersaansprakelijkheid. Nationaalrechtelijk en unierechtelijk evenredigheidsbeginsel. Prejudiciële vragen
Samenvatting
Belanghebbende was bestuurder en enig aandeelhouder van een holding, die bestuurder en enig aandeelhouder van een vennootschap was. Aan de vennootschap opgelegde naheffingsaanslagen loon- en omzetbelasting zijn niet betaald en de Ontvanger heeft belanghebbende hiervoor aansprakelijk gesteld, ook voor rente en kosten. De vennootschap is failliet. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende voor een deel terecht aansprakelijk is gesteld.
HR: Het oordeel van het Hof dat de vennootschap niet heeft voldaan aan de meldingsplicht bij betalingsonmacht geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is voor ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.