Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/36/EU betreffende toegang tot het bedrijf van kredietinstellingen en het prudentieel toezicht op kredietinstellingen, tot wijziging van Richtlijn 2002/87/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 2006/48/EG en 2006/49/EG
Artikel 27 decies Kennisgeving en beoordeling van de fusie of splitsing
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1619 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1619)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De lidstaten schrijven voor dat instellingen, en financiële holdings en gemengde financiële holdings die binnen het toepassingsgebied van artikel 21 bis, lid 1, vallen (de ‘financieel belanghebbenden’) en die een fusie of splitsing aangaan (de ‘voorgenomen transactie’), na vaststelling van de ontwerpvoorwaarden van de voorgenomen transactie en vóór de voltooiing van de voorgenomen transactie een kennisgeving sturen aan de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk zal zijn voor het toezicht op de uit de voorgenomen transactie voortvloeiende entiteiten, en daarbij de in artikel 27 undecies, lid 5, bedoelde relevante informatie vermelden.
Voor de toepassing van de eerste alinea van dit lid, moet, indien de voorgenomen transactie een splitsing behelst, de bevoegde autoriteit die belast is met het toezicht op de entiteit die de voorgenomen activiteit uitvoert, in kennis worden gesteld en met de in artikel 27 undecies, lid 1, bedoelde beoordeling worden belast.
2.
In afwijking van lid 1 van dit artikel is de bevoegde autoriteit niet verplicht de in artikel 27 undecies, lid 1, bedoelde beoordeling op grond van dit artikel uit te voeren indien de voorgenomen transactie een fusie betreft waarbij uitsluitend financieel belanghebbenden van dezelfde groep betrokken zijn, met inbegrip van een groep van kredietinstellingen die permanent bij een centraal orgaan is aangesloten en die als groep onder toezicht staat.
3.
De in artikel 27 undecies, lid 1, bedoelde beoordeling wordt niet uitgevoerd indien voor de voorgenomen transactie een vergunning overeenkomstig artikel 8 of een goedkeuring overeenkomstig artikel 21 bis vereist is.
4.
De bevoegde autoriteit bevestigt schriftelijk de ontvangst van de in lid 1 bedoelde kennisgeving of van de overeenkomstig lid 5 ingediende aanvullende informatie, onverwijld en uiterlijk tien werkdagen na ontvangst.
Indien bij de voorgenomen transactie enkel financieel belanghebbenden uit dezelfde groep betrokken zijn, beschikt de bevoegde autoriteit over een termijn van 60 werkdagen vanaf de datum van de schriftelijke ontvangstbevestiging van de kennisgeving en vanaf de ontvangst van alle documenten waarvan de lidstaten overeenkomstig artikel 27 undecies, lid 5, voorschrijven dat zij bij de kennisgeving moeten worden gevoegd (de ‘beoordelingsperiode’), om de in artikel 27 undecies, lid 1, bedoelde beoordeling uit te voeren.
De bevoegde autoriteit stelt de financieel belanghebbenden op het moment van de ontvangstbevestiging in kennis van de datum waarop de beoordelingsperiode afloopt.
5.
De bevoegde autoriteit kan om aanvullende informatie verzoeken die noodzakelijk is om de in artikel 27 undecies, lid 1, bedoelde beoordeling te voltooien. Zij doet haar verzoek schriftelijk en vermeldt daarin welke aanvullende informatie nodig is.
Indien bij de voorgenomen transactie alleen financieel belanghebbenden uit dezelfde groep betrokken zijn, kan de bevoegde autoriteit uiterlijk op de 50e werkdag van de beoordelingsperiode om aanvullende informatie verzoeken.
De beoordelingsperiode wordt opgeschort vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteit om aanvullende informatie verzoekt, tot de datum waarop zij van de financieel belanghebbenden een antwoord met alle gevraagde informatie ontvangt. Die opschorting duurt ten hoogste 20 werkdagen. Het staat de bevoegde autoriteit vrij te verzoeken om vervollediging of verduidelijking van de informatie, maar daardoor wordt de beoordelingsperiode niet opgeschort.
6.
De bevoegde autoriteit kan de in lid 5, derde alinea, bedoelde opschorting tot ten hoogste 30 werkdagen verlengen in de volgende situaties:
- a)
indien minstens één van de financieel belanghebbenden is gevestigd in of valt onder het regelgevingskader van een derde land;
- b)
indien een uitwisseling van informatie met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de financieel belanghebbenden overeenkomstig Richtlijn (EU) 2015/849 noodzakelijk is voor het verrichten van de in artikel 27 undecies, lid 1, van deze richtlijn bedoelde beoordeling.
7.
De voorgenomen transacties mogen niet worden voltooid voordat de bevoegde autoriteit een positief advies heeft uitgebracht.
8.
De bevoegde autoriteit brengt binnen twee werkdagen na de voltooiing van haar beoordeling schriftelijk een positief of negatief met redenen omkleed advies uit aan de financieel belanghebbenden. De financieel belanghebbenden delen dat met redenen omklede advies mee aan de autoriteiten die krachtens het nationale recht belast zijn met het toezicht op de voorgenomen transactie.
9.
Indien bij de voorgenomen transactie alleen financieel belanghebbenden uit dezelfde groep betrokken zijn en de bevoegde autoriteit zich binnen de beoordelingsperiode niet schriftelijk tegen de voorgenomen transactie verzet, wordt het advies geacht positief te zijn.
10.
In het met redenen omklede positieve advies van de bevoegde autoriteit kan een beperkte termijn worden vastgelegd waarbinnen de voorgenomen transactie moet worden uitgevoerd.