Rb. Rotterdam, 20-09-2023, nr. ROT 22/887
ECLI:NL:RBROT:2023:9216
- Instantie
Rechtbank Rotterdam
- Datum
20-09-2023
- Zaaknummer
ROT 22/887
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROT:2023:9216, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam, 20‑09‑2023; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
NLF 2023/2321
Uitspraak 20‑09‑2023
Inhoudsindicatie
Afwijzing proceskostenvergoeding. In bezwaar is er € 8,- te weinig aan proceskosten betaald doordat er per abuis geen rekening is gehouden met de geïndexeerde bedragen. Van de gemachtigde als professioneel hulpverlener had verwacht mogen worden zich tot verweerder te wenden in plaats van direct beroep in te stellen.
RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/887
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2023 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster
(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ),
en
de heffingsambtenaar van Capelle aan den IJssel, verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde 2] ).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van verweerder in de proceskosten. Verweerder heeft bij besluit op bezwaar van 13 januari 2022 (het bestreden besluit) de WOZ-waarde van het object [adres] te Capelle aan den IJssel voor het belastingjaar 2021 verlaagd van € 369.000,- naar
€ 345.000,-, het bezwaar gegrond verklaard en proceskosten toegekend tot een bedrag van
€ 530,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor de hoorzitting met een waarde per punt van € 265,-).
2. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep is beperkt tot de hoogte van de toegekende proceskostenvergoeding van € 530,-. Dit had
€ 538,- moeten zijn gelet op de waarde per punt van € 269,-. Omdat verweerder bij brief van 9 maart 2022 had aangegeven de hoogte van de proceskostenvergoeding te gaan corrigeren, meldde eiseres dat het beroep zou worden ingetrokken tegen vergoeding van het griffierecht en een 0,5 punt voor het beroepschrift.
3. Met een brief van 29 maart 2022 heeft verweerder erkend dat de proceskostenvergoeding met € 8,- te laag was vastgesteld. Verweerder stelt dat verzoekster, gelet op het geringe financiële belang (telefonisch) contact met verweerder had kunnen opnemen om een beroepsprocedure te voorkomen. Verweerder ziet dan ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
4. Verzoekster reageerde met een brief van 12 april 2022 dat is geprobeerd verweerder te bereiken om te wijzen op de fout in het bestreden besluit voordat er beroep werd ingesteld. Verzoekster stelt dat ze het recht heeft om beroep in te stellen tegen een onjuist besluit op bezwaar. Verzoekster zet het beroep voort en verzoekt om een volledige proceskostenvergoeding.
5. Bij gewijzigd besluit op bezwaar van 14 juni 2023 heeft verweerder de hoogte van de proceskostenvergoeding vastgesteld op € 538,- en meegedeeld dat het verschil van € 8,- al veel eerder is betaald. Volgens verweerder heeft verzoekster geen procesbelang meer.
6. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat verweerder met de wijziging van het bestreden besluit bij besluit van 14 juni 2023 geheel aan het beroep tegemoet is gekomen. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen procesbelang meer heeft bij de beoordeling van het beroep, voor zover dat beroep betrekking heeft op de hoogte van de proceskostenvergoeding in bezwaar. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
8. In het bestreden besluit is vermeld dat de proceskostenvergoeding is berekend volgens het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht. De gemachtigde had redelijkerwijs kunnen weten dat bedoeld was een proceskotenvergoeding van € 538,- toe te kennen. Het bestreden besluit dateert van 13 januari 2022, terwijl op 1 januari 2022 de hoogte van de proceskostenvergoedingen is aangepast. De gemachtigde van eiseres had kunnen onderkennen dat het onjuiste bedrag van € 530,- (gebaseerd op het tot 1 januari 2022 geldende bedrag) kennelijk per abuis door verweerder is vermeld. Gelet op de hoogte van de nabetaling van € 8,- is de rechtbank van oordeel dat van de gemachtigde van eiseres als professioneel hulpverlener had mogen worden verwacht dat men zich tot verweerder had gewend (bijvoorbeeld telefonisch) met het verzoek tot correctie over te gaan, nadat was ontdekt dat verweerder het onjuiste forfaitaire bedrag van € 265,- per punt had gehanteerd, in plaats van direct beroep in te stellen bij de rechtbank (zie ook een uitspraak van de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1887). Er was geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat verweerder deze kennelijke vergissing niet zou corrigeren indien de gemachtigde van eiseres contact (telefonisch of schriftelijk) op zou nemen met verweerder. Was een (juiste) reactie van verweerder uitgebleven, dan had alsnog beroep kunnen worden ingesteld. Nu de gemachtigde van eiseres van deze relatief eenvoudige mogelijkheid om een gerechtelijke procedure te voorkomen geen gebruik heeft gemaakt, ziet de rechtbank in de onderhavige situatie onvoldoende aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten en vergoeding van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- wijst het verzoek om proceskostenvergoeding en vergoeding van griffierecht af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. P. Hameete, rechter, in aanwezigheid van
mr. J. Nieuwstraten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 september 2023.
griffier | rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.