ABRvS, 03-02-2010, nr. 200904583/1/H2
ECLI:NL:RVS:2010:BL1827
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
03-02-2010
- Zaaknummer
200904583/1/H2
- LJN
BL1827
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RVS:2010:BL1827, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 03‑02‑2010; (Hoger beroep)
Uitspraak 03‑02‑2010
Inhoudsindicatie
Bij besluit van 15 januari 2007 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) de aan [appellante] de betaling voorschot zorgtoeslag 2007 met ingang van 1 januari 2007 stopgezet.
Partij(en)
200904583/1/H2.
Datum uitspraak: 3 februari 2010
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellante], wonend te [woonplaats] (Marokko),
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 15 april 2009 in zaak nr. 08/281 in het geding tussen:
[appellante]
en
Belastingdienst/Toeslagen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2007 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) de aan [appellante] de betaling voorschot zorgtoeslag 2007 met ingang van 1 januari 2007 stopgezet.
Bij besluit van 7 december 2007 heeft Belastingdienst het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 april 2009, verzonden op 20 april 2009, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Centrale Raad van Beroep binnengekomen op 27 mei 2009 en door deze doorgestuurd naar de Raad van State en aldaar ingekomen op 26 juni 2009, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 januari 2010, waar de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. F.L.M. Schötz, werkzaam bij de Belastingdienst, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1.
[appellante] betoogt dat de rechtbank door te overwegen dat de Belastingdienst zich bij het besluit op bezwaar van 7 december 2007 terecht op het standpunt heeft gesteld dat zij met ingang van 1 januari 2007 geen recht meer heeft op zorgtoeslag, heeft miskend dat zij een alleenstaande vrouw met kinderen is en alle onderhoudskosten voor haar rekening komen.
2.2.
De rechtbank heeft terecht overwogen dat [appellante] op grond van de artikelen 2, 3 en 4 van de Wet op de Zorgtoeslag gelezen in samenhang met bijlage 7 behorende bij artikel 6.3.1. van de Regeling Zorgverzekering, waarbij de zogenoemde woonlandfactor is vastgesteld, zoals deze wet en regeling golden ten tijde van belang, geen recht had op zorgtoeslag voor het jaar 2007. Voor zover [appellante] van mening is dat de toepassing van de woonlandfactor haar onevenredig in haar belangen raakt, merkt de Afdeling op dat de woonlandfactor is neergelegd in een algemeen verbindend voorschrift, zodat de Belastingdienst en de bestuursrechter daaraan in beginsel zijn gebonden. De wettelijke regeling voorziet niet in de mogelijkheid om daarvan af te wijken. De rechtbank diende dan ook aan de door [appellante] genoemde persoonlijke omstandigheden in beginsel voorbij te gaan. Dit zou anders zijn, indien toepassing van de woonlandfactor in dit geval kennelijk onredelijk zou zijn. Dat dit laatste het geval is, is echter niet aannemelijk geworden.
Het betoog faalt.
2.3.
Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Van Meurs-Heuvel
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 februari 2010
- 47.