NJB 2022/18
Het ‘in staat van verminderd bewustzijn verkeren’, art. 243 Sr: onjuist is de opvatting dat voor de bewezenverklaring van dit bestanddeel niet alleen is vereist dat de rechter vaststelt dat de persoon met wie de in art. 243 Sr bedoelde seksuele handelingen werden gepleegd ten tijde van die handelingen in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, maar ook dat de rechter moet vaststellen dat die staat van verminderd bewustzijn tot gevolg heeft gehad het onvermogen van die persoon om de wil te bepalen of kenbaar te maken met betrekking tot de seksuele handelingen.
HR 07-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1832
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
7 december 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
20/02301
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1832, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:993, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑10‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑02‑2021
- Wetingang
(art. 243 Sr)
Essentie
Het ‘in staat van verminderd bewustzijn verkeren’, art. 243 Sr: onjuist is de opvatting dat voor de bewezenverklaring van dit bestanddeel niet alleen is vereist dat de rechter vaststelt dat de persoon met wie de in art. 243 Sr bedoelde seksuele handelingen werden gepleegd ten tijde van die handelingen in staat van verminderd bewustzijn verkeerde, maar ook dat de rechter moet vaststellen dat die staat van verminderd bewustzijn tot gevolg heeft gehad het onvermogen van die persoon om de wil te bepalen of kenbaar te maken met betrekking tot de seksuele handelingen.