Rb. 's-Hertogenbosch, 13-02-2008, nr. 9977 HA ZA 95-2290
ECLI:NL:RBSHE:2008:BC5879
- Instantie
Rechtbank 's-Hertogenbosch
- Datum
13-02-2008
- Zaaknummer
9977 HA ZA 95-2290
- LJN
BC5879
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBSHE:2008:BC5879, Uitspraak, Rechtbank 's-Hertogenbosch, 13‑02‑2008; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 13‑02‑2008
Inhoudsindicatie
Letselschadezaak, whiplash.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 9977 / HA ZA 95-2290
Vonnis van 13 februari 2008
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. J.E. Benner,
advocaat mr. J.P. Dijkman,
tegen
de naamloze vennootschap BOVEMIJ N.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde,
procureur mr. J.E. Lenglet,
advocaat mr. B. Fluit.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Bovemij genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 18 juli 2007,
- -
de akte met depotnummer 83/2007, waaruit blijkt dat de deskundige [X]
(Nederlands Rekencentrum Letselschade) het deskundigenbericht op 19 oktober 2007 ter
griffie heeft gedeponeerd,
- -
de conclusie na deskundigenbericht tevens akte na tussenvonnis van 16 november 2005
van [eiseres],
- -
de conclusie na deskundigenbericht van Bovemij,
- -
de antwoordconclusie na deskundigenbericht tevens antwoordakte vermeerdering van eis
van Bovemij,
- -
de akte van [eiseres].
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
In het vonnis van 16 november 2005 is de rechtbank in rechtsoverweging 2.65 tot de conclusie gekomen, dat de volgende schadeposten zullen worden toegewezen:
- -
verlies arbeidsvermogen
in zake loondienst p.m.
in zake huishoudelijke hulp p.m.
in zake onderhoud woning tot 1 juli 2005 € 3.570,40
in zake onderhoud woning vanaf 1 juli 2005 p.m.
in zake tuinonderhoud tot 1 juli 2005 € 3.750,-
in zake tuinonderhoud vanaf 1 juli 2005 p.m.
- -
smartengeld € 20.000,-
- -
extra vervoerskosten € 1.000,-
- -
extra telefoonkosten € 500,-
- -
kosten NRL € 5.199,11
- -
kosten talenonderzoek VU € 383,90
- -
declaratie Vos & De Miranda € 5.578,14
- -
declaratie De Miranda € 1.687,50
- -
declaratie Bureau 40+ € 380,80
- -
buitengerechtelijke kosten mr. Dijksman € 7.500,-
- -
---------------- +
€ 49.549,85
De rechtbank heeft in het vonnis van 16 november 2005 tevens de heer [X] (Nederlands Rekencentrum Letselschade) als deskundige benoemd om de bovengenoemde p.m. posten met betrekking tot het verlies aan arbeidsvermogen te berekenen.
Bovendien heeft de rechtbank in genoemd vonnis de partijen nadere informatie gevraagd: [eiseres] over haar werk in het casino te Valkenswaard (r.o. 2.15), Bovemij over de beperkte dekking van de onderhavige polis (r.o. 2.60) en de beide partijen over de hoogte van het door Bovemij betaalde voorschot (r.o. 2.57) en de uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het te wijzen vonnis en een eventuele daaraan te verbinden voorwaarde tot het stellen van zekerheid voor (een deel van) het toegewezen bedrag (r.o. 2.64).
Het werk in het casino te Valkenswaard
2.2.
[eiseres] heeft gesteld dat zij na het ongeval nimmer meer inkomsten uit arbeid in een casino heeft gehad. De onduidelijkheid daarover is ontstaan door haar warrigheid, vergeetachtigheid en problemen met de concentratie.
2.3.
Bovemij heeft deze stelling van [eiseres] niet meer weersproken.
2.4.
De rechtbank gaat is bijgevolg van uit dat [eiseres] na het ongeval geen arbeid meer in een casino heeft verricht en dus ook geen inkomsten uit die werkzaamheden meer heeft verworven.
De vermeerdering van de eis
2.5.
[eiseres] heeft haar eis vermeerderd met door haar gemaakte buitengerechtelijke kosten, bestaande uit adviezen van de medische adviseur ten bedrage van € 606,90. Zij heeft de desbetreffende nota’s overgelegd.
2.6.
Bovemij heeft betwist dat deze nota’s buitengerechtelijk kosten betreffen.
2.7.
De rechtbank is van oordeel dat deze vordering kan worden toegewezen. Zij is voldoende onderbouwd en onvoldoende gemotiveerd door Bovemij betwist.
De beperkte dekking van de onderhavige polis
2.8.
Bovemij heeft geen informatie meer verschaft over een mogelijke beperkte dekking van de onderhavige polis, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat zij dit verweer omtrent een beperkte dekking van de schade van [eiseres] heeft laten vallen.
Het deskundigenbericht
2.9.
De deskundige [X] heeft in zijn rapport de vragen van de rechtbank beantwoord en de schade van [eiseres] als volgt berekend:
verlies aan arbeidsvermogen tot vervroegde uittreding € 373.467,-
verlies aan arbeidsvermogen gedurende vervroegde uittreding € 26.587,-
verlies aan arbeidsvermogen vanaf 65-jarige leeftijd € 79.824,-
verlies aan arbeidsvermogen wegens kosten huishoudelijke hulp € 70.437,-
verlies aan arbeidsvermogen wegens onderhoud aan de woning € 8.982,-
verlies aan arbeidsvermogen wegens onderhoud aan de tuin € 8.619,-
- -
------------ +
totaal € 567.917,-
2.10.
[eiseres] heeft geen opmerkingen meer gemaakt over de berekening van de deskundige. De rechtbank gaat er dus van uit dat zij zich in die berekeningen kan vinden.
2.11.
Bovemij heeft gesteld dat het rapport van de deskundige op een vijftalpunten onjuistheden bevat. Zij heeft een eigen deskundige, de heer van Kouterik, vervolgens een volgens haar juiste berekening laten uitvoeren welke berekening uitkomt op een totaalbedrag van € 536.988,66.
2.12.
Zoals opgedragen door de rechtbank heeft de deskundige [X] de partijen in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken over zijn concept-rapport. Bovemij heeft dat ook gedaan in twee brieven van mr. [Y]. De nu aangevoerde vijftal onjuistheden zijn in die brieven niet vermeld. Pas nadat de deskundige zijn definitieve rapport heeft uitgebracht komt Bovemij met detailkritiek. De rechtbank acht dat in strijd met de goede procesorde. De detailkritiek had in een eerder stadium aan de deskundige moeten worden voorgelegd. Er zijn geen omstandigheden gebleken waaruit volgt dat dit niet mogelijk was. De rechtbank voelt er niets voor in deze procedure, die zich inmiddels al ruim twaalf jaar voortsleept, zich weer tot de deskundige te wenden om hem op deze kritiek te laten antwoorden, waarna weer een nieuwe ronde van uitwisseling van standpunten tussen de partijen moet volgen, hetgeen de procedure nog langer laat duren zonder dat daar een gegronde reden voor is. De rechtbank zal daarom niet meer ingaan op de detailkritiek van Bovemij en de berekening van de deskundige overnemen.
De door de gemeente terug te vorderen uitkeringen
2.13.
[eiseres] heeft - in tegenstelling tot haar eerder ingenomen standpunt - nu de mogelijkheid naar voren gebracht dat de gemeenten Son en Breugel en 's-Hertogenbosch tot terugvordering van de door hen verstrekte uitkeringen zouden overgaan. Omdat de bedragen van deze uitkeringen in mindering zijn gebracht op de aan haar te betalen schadevergoeding zou Bovemij zich voor die bedragen garant moeten stellen.
- 2.14.
Bovemij heeft gesteld dat op dit punt de rechtbank reeds een eindbeslissing heeft genomen.
- 2.15.
De rechtbank stelt vast dat [eiseres] haar eis niet uitdrukkelijk heeft vermeerderd met een vordering tot garantstelling van Bovemij voor de onderhavige bedragen. De rechtbank acht die dan ook niet aan de orde en is verder van oordeel dat deze stelling van [eiseres], gezien haar eerdere standpunt, in strijd is met de goede procesorde. Zij zal dan ook niet meer op die stelling ingaan, waarover zij al eerder een beslissing heeft genomen.
- 2.16.
[eiseres] heeft bezwaar gemaakt tegen het rekening houden door de deskundige met de door de gemeente Oisterwijk aan haar verstrekte RWW uitkering van 17 december 1997 tot juli 2005 (de kapitalisatiedatum) ten bedrage van € 99.526,22 bruto. [eiseres] heeft aan dat bezwaar geen duidelijke conclusie verbonden..
- 2.17.
Bovemij heeft gesteld dat ook op dit punt de rechtbank reeds de eindbeslissing heeft genomen, dat zij Bovemij voorwaardelijk zal veroordelen tot betaling van het bedrag van € 99.526,22, onder de voorwaarde dat de gemeente Oisterwijk daadwerkelijk tot terugvordering van dat bedrag overgaat.
- 2.18.
Zoals Bovemij terecht betoogt heeft de rechtbank op dit punt al een eindbeslissing genomen. Voor de duidelijkheid overweegt de rechtbank nog het volgende. In het vonnis van 16 november 2005 (r.o. 2.14) heeft de rechtbank overwogen dat een uitzondering moet worden gemaakt op de regel dat RWW uitkeringen niet in mindering moeten worden gebracht op de te betalen schadevergoeding, omdat de gemeenten deze verstrekte uitkeringen plegen terug te vorderen. In dit geval heeft [eiseres] wel gesteld dat de gemeente Oisterwijk de aan haar verstrekte RWW uitkering van 17 december 1997 tot juli 2005 (de kapitalisatiedatum) ten bedrage van € 99.526,22 zal terugvorderen, maar Bovemij heeft dat betwist.
Als de rechtbank de deskundige opdracht zou hebben gegeven geen rekening te houden met dat (bruto)bedrag, zou [eiseres] tot de hoogte van dat bedrag, of het netto equivalent daarvan, bevoordeeld zijn, in het geval dat de gemeente de genoten uitkering niet terugvordert. Zij ontvangt over die periode immers wel een schadevergoeding wegens verlies aan arbeidsvermogen van Bovemij.
Daarom heeft de rechtbank de deskundige opdracht gegeven wel rekening te houden met dat (bruto)bedrag, en dat dus op de te betalen schadevergoeding in mindering te brengen. Zij zal daarnaast Bovemij veroordelen tot betaling van dat bedrag onder de voorwaarde dat, als de gemeente Oisterwijk daadwerkelijk tot terugvordering van dat bedrag zal overgaan, [eiseres] dat aan Bovemij tevoren dient aan te tonen.
De rechtbank blijft bij deze beslissing en verwerpt de bezwaren van [eiseres], evenals de verdere voorwaarden aan [eiseres], welke Bovemij de rechtbank verzoekt in deze aan haar te stellen.
Het reeds betaalde voorschot
- 2.19.
[eiseres] heeft bevestigd dat Bovemij een bedrag van € 29.505,22 aan haar heeft betaald. Zij heeft daarbij nog opmerkingen over de buitengerechtelijke kosten gemaakt, maar die opmerkingen zijn niet ter zake.
Bovemij heeft eveneens bevestigd dat Bovemij een bedrag van € 29.505,22 als voorschot heeft betaald. Bovemij heeft daarbij gesteld dat zij een bedrag van € 9.853,73 aan buitengerechtelijke kosten heeft betaald. Ook die opmerking is niet ter zake. Het gaat om buitengerechtelijke kosten die voor het werk van de voormalige advocaat van [eiseres] zijn betaald en niet in deze procedure worden gevorderd.
Gezien de standpunten van partijen zal de rechtbank ervan uitgaan dat een bedrag van € 29.505,22 aan voorschot is betaald.
De uit te betalen schadevergoeding
- 2.20.
Het voorafgaande voert tot de conclusie dat Bovemij zal worden veroordeeld aan [eiseres] de volgende schadevergoeding te betalen
- -
verlies aan arbeidsvermogen tot vervroegde uittreding € 373.467,-
- -
verlies aan arbeidsvermogen gedurende vervroegde uittreding € 26.587,-
- -
verlies aan arbeidsvermogen vanaf 65-jarige leeftijd € 79.824,-
- -
verlies aan arbeidsvermogen
in zake kosten huishoudelijke hulp € 70.437,-
in zake onderhoud woning tot 1 juli 2005 € 3.570,40
in zake onderhoud woning vanaf 1 juli 2005 € 8.982,-
in zake tuinonderhoud tot 1 juli 2005 € 3.750,-
in zake tuinonderhoud vanaf 1 juli 2005 € 8.619,-
- -
smartengeld € 20.000,-
- -
extra vervoerskosten € 1.000,-
- -
extra telefoonkosten € 500,-
- -
kosten NRL € 5.199,11
- -
kosten talenonderzoek VU € 383,90
- -
declaratie Vos & De Miranda € 5.578,14
- -
declaratie De Miranda € 1.687,50
- -
declaratie Bureau 40+ € 380,80
- -
declaratie medisch adviseur € 606,90
- -
buitengerechtelijke kosten mr. Dijksman € 7.500,-
- -
---------------- +
€ 618.072,75
- -
voorschot € 29.505,22
- -
--------------- -
totaal € 588.567,53
Verder zal de rechtbank Bovemij veroordelen een bedrag van € 99.526,22, of een gedeelte daarvan, aan [eiseres] betalen, onder de voorwaarde dat [eiseres] - met bewijsstukken onderbouwd – te voren aantoont, dat de gemeente Oisterwijk een bedrag van € 99.526,22, of een gedeelte daarvan, wegens aan haar verstrekte RWW uitkering in de periode 17 december 1997 tot juli 2005, van haar heeft teruggevorderd.
De uitvoerbaar bij voorraad verklaring en het stellen van zekerheid
- 2.21.
[eiseres] heeft gesteld dat zij vijftien jaar na het ongeval en na een procedure van twaalf jaar, gedurende welke periode zij op het bestaansminimum heeft geleefd, groot belang heeft bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaring van het vonnis. Wat betreft het stellen van zekerheid laat haar financiële toestand niet het stellen van een bankgarantie toe. De zekerheid kan dan alleen maar bestaan uit een blokkade van haar tegoeden, hetgeen hetzelfde resultaat oplevert.
- 2.22.
Bovemij heeft zich wederom verzet tegen een bij voorraad uitvoerbaar verklaring van het vonnis gezien haar voornemen om tegen de vonnissen van de rechtbank hoger beroep in te stellen. Volgens haar is het restitutierisico van [eiseres] aanzienlijk, omdat haar financiële situatie slecht is en de kans bestaat dat zij naar het buitenland vertrekt.
- 2.23.
De rechtbank is van oordeel dat er geen gegronde redenen zijn om dit vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. [eiseres] heeft na dertien jaar procederen recht op uitbetaling van de vergoeding van haar schade.
- 2.24.
Bovemij heeft gedurende zo ongeveer de gehele procedure het standpunt ingenomen dat zij de verschillende beslissingen van de rechtbank in hoger beroep wil laten toetsen. De rechtbank neemt dat van haar aan. De rechtbank deelt verder haar standpunt dat er sprake is van een zeker restitutierisico. Zo is het de rechtbank ambtshalve bekend dat [eiseres] nog in andere civielrechtelijke procedures verwikkeld is geraakt omtrent het uit te betalen bedrag aan schadevergoeding. Tussen partijen staat verder vast dat de financiële situatie van [eiseres] niet rooskleurig is, zodat het stellen van zekerheid in feite een blokkade van te betalen bedrag aan schadevergoeding zou betekenen.
De rechtbank zal daarom bepalen dat [eiseres] voor een gedeelte van het uit te betalen bedrag, namelijk € 300.000,- zekerheid dient te stellen.
De proceskosten
- 2.25.
Bovemij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de door [eiseres] gemaakte proceskosten, tot op heden begroot op:
€ 244,80 in debet gesteld vastrecht,
€ 81,60,- door [eiseres] betaald vastrecht,
€ 72,97,- deurwaarderskosten,
€ 15.675,- salaris procureur inclusief de eigen bijdrage,
(5,5 punten x € 2.850,- (tarief VII)
- -
-------------- +
totaal € 16.074,37
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
veroordeelt Bovemij om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 288.567,53.(zegge: tweehonderd-acht-en-tachtig-duizend en vijfhonderd-zeven-en-zestig euro en drie-en-vijftig eurocent),
3.2.
veroordeelt Bovemij om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 300.000,- .(zegge: driehonderdduizend euro), onder de voorwaarde dat [eiseres] aan Bovemij voor dat bedrag zekerheid verstrekt,
3.3.
veroordeelt Bovemij om aan [eiseres] tegen kwijting te betalen een bedrag van € 99.526,22 (zegge: negen-en-negentig-duizend en vijfhonderd-zes-en-twintig euro en twee-en-twintig eurocent), of een gedeelte daarvan, onder de voorwaarde dat [eiseres] te voren - met bewijsstukken onderbouwd - heeft aangetoond, dat de gemeente Oisterwijk een bedrag van € 99.526,22, of een gedeelte daarvan, wegens aan haar verstrekte RWW uitkering in de periode 17 december 1997 tot juli 2005, van haar terugvordert,
3.4.
veroordeelt Bovemij in de door [eiseres] gemaakte proceskosten tot op heden begroot op € 16.074,37, welk bedrag moet worden voldaan aan de griffier van deze rechtbank bij voorkeur door gebruik te maken van de vanwege de griffier toe te zenden acceptgirokaart,
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is bij vervroeging gewezen door mr. J.J.H. Bruggink en in het openbaar uitgesproken op 13 februari 2008.