Zie in dit verband Asser-Procesrecht (Bakels/Hammerstein/Wesseling-van Gent), 4-Hoger beroep, 2009, nr. 40.
HR, 22-04-2011, nr. 10/03987
ECLI:NL:HR:2011:BP5602
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
22-04-2011
- Zaaknummer
10/03987
- Conclusie
Mr. Wuisman
- LJN
BP5602
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2011:BP5602, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 22‑04‑2011; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2011:BP5602
ECLI:NL:PHR:2011:BP5602, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 18‑02‑2011
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2011:BP5602
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑04‑2011
Inhoudsindicatie
WSNP. Beëindiging zonder schone lei. Overschrijding beroepstermijn van art. 351 lid 1 F. in verband met opname in ziekenhuis. Oordeel hof dat termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. (81 RO)
22 april 2011
Eerste Kamer
10/03987
RM/TT
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak met het insolventienummer 07/399-R van de rechtbank Amsterdam van 2 juni 2010,
b. het arrest in de zaak 200.068.888/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 31 augustus 2010.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 22 april 2011.
Conclusie 18‑02‑2011
Mr. Wuisman
Partij(en)
CONCLUSIE inzake:
[Verzoeker]
verzoeker tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen.
1. Voorgeschiedenis
1.1
Wegens het tekortgeschoten zijn in de nakoming van één of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen eindigt de rechtbank Amsterdam bij vonnis d.d. 2 juni 2010 zonder verlening van een ‘schone lei’ de schuldsaneringsregeling waartoe verzoeker tot cassatie bij vonnis d.d. 25 april 2007 door de rechtbank was toegelaten.
1.2
Van het vonnis d.d. 2 juni 2010 komt verzoeker tot cassatie in hoger beroep bij het hof te Amsterdam met een op 22 juni 2010 bij dat hof ingediend verzoekschrift. Het hof verklaart verzoeker tot cassatie bij arrest d.d. 31 augustus 2010 niet ontvankelijk in dat hoger beroep wegens overschrijding van de in artikel 351 lid 1 Fw genoemde beroepstermijn van 8 dagen. Die overschrijding acht het hof niet verschoonbaar in verband met een opname van verzoeker tot cassatie in het ziekenhuis van 14 mei tot 19 mei 2010 wegens een prostaatoperatie en het herstel van de operatie dat hij stelt daarna nodig te hebben gehad.
1.3
Bij een per fax op 8 september 2010 bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen verzoekschrift is verzoeker tot cassatie van het arrest van het hof in cassatie gekomen.
2. Bespreking van de twee voorgedragen cassatiemiddelen
2.1
In cassatiemiddel I wordt het oordeel van het hof bestreden dat de overschrijding van de termijn voor het instellen van het hoger beroep niet verschoonbaar is.
2.2
In het belang van een goede rechtspleging, welk belang meebrengt dat er duidelijkheid en zekerheid omtrent de gelding van termijnen voor het aanwenden van een rechtsmiddel bestaat, zal een termijnoverschrijding niet snel verschoonbaar kunnen worden geacht.
Een termijnoverschrijding is verschoonbaar te achten indien deze het gevolg is van een omstandigheid, waarvoor de rechtzoekende in redelijkheid niet het risico dient te dragen. Dat is het geval indien de overschrijding het gevolg is van een voor de rechtzoekende niet te verwachten en te onderkennen fout aan de zijde van het gerecht, tegen wiens beslissing een rechtsmiddel kan worden aangewend.1. Dat geval doet zich echter in casu niet voor.
Voor zover al buiten het zojuist genoemde geval nog ruimte is voor een verschoonbare termijnoverschrijding2., zal toch slechts gedacht kunnen worden aan een termijnoverschrijding als gevolg van een omstandigheid die de rechtzoekende niet zelf betreft en verder zo ongewoon en onvoorzienbaar is dat gezegd kan worden dat de rechtzoekende in redelijkheid geen maatregelen ter voorkoming van de termijnoverschrijding had hoeven te treffen. De in casu opgetreden termijnoverschrijding is ook niet het gevolg van een dergelijke omstandigheid. De omstandigheden die verzoeker tot cassatie ter rechtvaardiging van de termijnoverschrijding aanvoert, betreffen hem zelf. Bovendien heeft het hof, gelet op de in rov. 2.5 genoemde en op zichzelf niet bestreden omstandigheden, kunnen oordelen dat [verzoeker] er een verwijt van kan worden gemaakt dat hij niet tijdig hoger beroep heeft ingesteld.
Kortom, cassatiemiddel I treft geen doel.
2.3
Cassatiemiddel II deelt het lot van cassatiemiddel I. Het bouwt immers voort op cassatiemiddel I.
3. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal bij de\Hoge Raad der Nederlanden
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑02‑2011
In gevallen als het onderhavige, waarin geen tegenpartij bij de procedure is betrokken, professionele rechtsbijstand in eerste aanleg niet zelden ontbreekt en de termijn bepaald kort is te noemen, zou het aanvaarden van iets meer ruimte voor verschoonbare termijnoverschrijding nog te verdedigen zijn.