Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling bekostiging plafond energietarieven kleinverbruikers 2023
Bijlage III
Geldend
Geldend van 15-12-2022 tot 01-01-2027
- Bronpublicatie:
12-12-2022, Stcrt. 2022, 34154 (uitgifte: 14-12-2022, regelingnummer: WJZ/ 22493242)
- Inwerkingtreding
15-12-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-12-2022, Stcrt. 2022, 34154 (uitgifte: 14-12-2022, regelingnummer: WJZ/ 22493242)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
Energierecht / Distributie
bij de artikelen 3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5 en 7.2, tweede lid (Brutomarge elektriciteit en gas en rendement warmte)
A. Brutomargetoets voor elektriciteit en gas
Eventuele overschrijdingen van de van de in 2023 gerealiseerde brutomarge voor elektriciteit en gas ten opzichte van de historische referentiewaardes voor elektriciteit of gas, moeten worden bepaald op grond van de artikelen 3.1 tot en met 3.4, van deze regeling.
Voor warmte moet de eventuele overschrijding van het in 2023 gerealiseerde rendement ten opzichte van het historische rendement voor warmte worden bepaald op grond van artikel 3.5.
Op grond van artikel 7.2 moeten voor elektriciteit of gas de in 2023 gerealiseerde brutomarge en de historische referentiewaarde worden bepaald, en voor warmte het in 2023 gerealiseerde rendement en het normrendement.
Voor de in deze bijlage gehanteerde begrippen wordt verwezen naar de definities opgenomen tabellen.
In de brutomargetoets wordt gewerkt exclusief BTW en exclusief Energiebelasting (EB) en Opslag Duurzame Energie – en klimaattransitie (ODE). De subsidieontvanger dient zowel historisch als voor 2023, op een consistente wijze de verslaggevings- en waarderingsgrondslagen (bijvoorbeeld IFRS/Dutch GAAP) toe te passen.
De brutomargetoets wordt apart uitgevoerd voor de subsidievaststelling elektriciteit, subsidievaststelling gas. Voor de subsidievaststelling warmte wordt gebruik gemaakt van een rendementstoets (zie B. Rendementstoets Warmte).
Subsidievaststelling elektriciteit en gas
Indien subsidie wordt verstrekt voor toepassing van het prijsplafond voor zowel elektriciteit als gas, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:
Subsidievaststelling elektriciteit en gas = A) Subsidie exclusief brutomargetoets – B) Overschrijding Bruto Winstmarge Elektriciteit en Gas samen
- A.
Subsidie exclusief brutomargetoets
- •
Subsidie exclusief brutomargetoets voor elektriciteit;
- •
Plus subsidie exclusief brutomargetoets voor gas, overeenkomstig artikel 3.3 en artikel 3.6.
- B.
OBEG (Overschrijding Brutomarge Elektriciteit en Gas samen)
- •
Overschrijding Brutomarge Elektriciteit plus Overschrijding Brutomarge Gas, waarbij als ondergrens nul euro aangehouden wordt:
Waarbij BME2023, BMEref, KVAE, THEkva, VEkva, BMG2023, BMGref, KVAG, THGkva VGkva en
achtereenvolgens staan voor:
BME2023: gerealiseerde brutomarge elektriciteit in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitjaar in Berekening Brutomarge Elektriciteit;
BMEref: referentiewaarde brutomarge elektriciteit, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Elektriciteit;
KVAE: het aantal klanten elektriciteit, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas
THEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul;
VEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VEkva groter of gelijk is aan THEkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;
BMG2023: gerealiseerde brutomarge gas in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasjaar inBerekening Brutomarge Gas;
BMGref: referentiewaarde brutomarge gas, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Gas;
KVAG: het aantal klanten gas, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas
THGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul;
VGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VGkva groter of gelijk is aan THGkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;
: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.
Subsidievaststelling elektriciteit
Subsidievaststelling indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor elektriciteit maar niet voor gas:
Subsidievaststelling elektriciteit
- C.
Subsidie exclusief brutomargetoets voor elektriciteit, overeenkomstig artikel 3.1 en artikel 3.6.
- D.
OBE (Overschrijdg Brutomarge Elektriciteit)
Waarbij BME2023, BMEref, KVAE, THEkva, VEkva en
achtereenvolgens staan voor:
BME2023: gerealiseerde brutomarge elektriciteit in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitjaar in Berekening Brutomarge Elektriciteit;
BMEref: referentiewaarde brutomarge elektriciteit, overeenkomstig berekening Brutomarge Elektriciteitreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Elektriciteit;
KVAE: het aantal klanten elektriciteit, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas
THEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor elektriciteit en een ondergrens van nul;
VEkva: de totale hoeveelheid elektriciteit in kWh die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VEkva groter of gelijk is aan THEkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;
: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.
Subsidievaststelling gas
Subsidievaststelling indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor gas maar niet voor elektriciteit:
Subsidievastelling gas
- E.
Subsidie exclusief brutomargetoets voor gas, overeenkomstig artikel 3.2 en artikel 3.6.
- F.
OBG (Overschrijding Brutomarge Gas)
Waarbij BMG2023, BMGref, KVAG, THGkva, VGkva en
achtereenvolgens staan voor:
BMG2023: gerealiseerde brutomarge gas in 2023, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasjaar in Berekening Brutomarge;
BMGref: referentiewaarde brutomarge gas, overeenkomstig berekening Brutomarge Gasreferentiewaarde in Berekening Brutomarge Gas;
KVAG: het aantal klanten gas, overeenkomstig Tabel definities brutomargetoets elektriciteit en gas
THGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor gas en een ondergrens van nul;
VGkva: de totale hoeveelheid gas in m3(n) die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor een eindfactuur is verstrekt. Waarbij VGkva groter of gelijk is aan THGkva en een ondergrens van één gehanteerd wordt;
: de som van het bedrag per kleinverbruikaansluiting voor alle kleinverbruikaansluitingen.
Berekening Brutomarge Elektriciteit
De aanvrager berekent de referentiewaarde voor de brutomarge op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de jaren 2019, 2020, 2021, 2022, waarbij negatieve brutomarges gelijk worden gesteld aan 0 en de aanvrager de mogelijkheid krijgt om één jaar buiten beschouwing te laten. Indien de aanvrager minder dan 4 jaar bestaat en daardoor geen cijfers heeft over 4 jaren, dan wordt de referentiewaarde gebaseerd op de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de beschikbare jaren tussen 2019 en 2022 en vervalt de mogelijk om één jaar buiten beschouwing te laten. Voor aanvragers waar geen gegevens beschikbaar zijn over de jaren 2019, 2020, 2021 of 2022 omdat er gedurende deze periode geen leveringsovereenkomsten zijn gesloten met kleinverbruikaansluitingen wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd. Voor aanvragers met uitsluitend gegevens over een deel van boekjaar 2022 mag de referentiewaarde gebaseerd worden op deze resultaten, anders wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd.
De brutomarge elektriciteit wordt per jaar berekend volgens de formule:
Brutomarge Elektriciteitjaar = Inflatie indexatiejaar * [(a) Omzet Elektriciteitjaar + b) Omzet vaste leveringskosten Elektriciteitjaar – c) Inkoopkosten van het goed Elektriciteitjaar – d) Overige leveringskosten Elektriciteitjaar – e) Inkoop premies Elektriciteitjaar)] / Aantal klanten elektriciteitjaar
Waarbij een ondergrens van 0 gehanteerd wordt en de termen gedefinieerd worden bij Inflatie indexatie en Tabel definities brutomargetoets onderstaand.
De referentiewaarde brutomarge elektriciteit op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge wordt berekend volgens de formule:
Waarbij Aantal jaren gelijk is aan het aantal jaren waarvoor een brutomarge berekend is in de jaren (indien de Brutomarge Elektriciteit voor 2021 en 2022 gehanteerd worden voor de berekening van de referentiewaarde van de Brutomarge Elektriciteit, dan is Aantal jaren in dit geval gelijk aan twee).
Verrekening overschrijding historische brutomarge referentiewaarde elektriciteit of gas bij aanvraag voor een groep
Indien een aanvrager bij de aanvraag van de subsidie ervoor kiest om de uitkomsten van de brutomargetoets voor gelieerde leden binnen dezelfde groep te combineren voor elektriciteit en gas dan vindt dat plaats zoals beschreven in artikel 3.4 (onderlinge verrekening overschrijding brutomargetoets bij elektriciteit en gas). Dit houdt in dat er voor ieder lid binnen de groep een aparte brutomargetoets uitgevoerd wordt voor elektriciteit of gas, waarna de per lid berekende Overschrijding Brutomarge Elektriciteit, Overschrijding Brutomarge Gas of Overschrijding Brutomarge Elektriciteit en Gas samen zoals bovenstaand beschreven opgeteld worden voor alle leden om tot de in Hoofdstuk 3 te hanteren overschrijding van de historische referentiewaarde van de brutomarge te komen ten behoeve van de subsidievaststelling.
Brutomargetoets elektriciteit of gas bij een fusie
Indien een subsidieontvanger gedurende 2023 fuseert wordt de margetoets berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de marges van de fuserende partijen. Indien een aanvrager in 2023 een (gedeelte) van een klantenportfolio van een andere partij overneemt dan wordt daar op dezelfde manier mee omgegaan in de brutomargetoets als dat een partij nieuwe klanten toevoegt aan zijn eigen portfolio.
Wanneer twee of meerdere subsidieontvangers die op 1-01-2023 nog niet tot dezelfde groep behoorden gedurende de subsidieperiode tot dezelfde groep toetreden, kan door de betreffende subsidieontvangers gekozen worden voor implementatie van de brutomargetoets volgens een van onderstaande opties:
- 1.
Alle subsidiebeschikkingen worden ongewijzigd doorgezet
- 2.
Subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen en vragen opnieuw subsidie aan als groep
- 3.
De betreffende subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen behalve één, waarbij de overgebleven subsidiebeschikking wordt gecontinueerd met een gecorrigeerde referentiewaarde voor de historische brutomarge. Deze referentiewaarde wordt berekend op basis van een volume gewogen gemiddelde van de subsidieontvangers binnen de groep aan de hand van de nieuwe samenstelling op dat moment.
Portfolio’s elektriciteit of gas met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen
Subsidieontvangers mogen portfolio's welke zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen omvat uitsluiten van de margetoets indien het gemiddeld aantal klanten elektriciteit of gas, (zoals gedefinieerd in tabel Definities brutomargetoets) in deze portfolio’s over 2023 gezamenlijk minder dan 5% van het totaal aantal kleinverbruik aansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling van de aanvrager.
Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling dan zullen subsidieontvangers een de brutomarge berekenen voor dit deel van het portfolio en delen door het aantal kleinverbruikers in dit deel van de portefeuille. In lijn met de formule Brutomarge Elektriciteitjaar. Dit betreft alleen aansluitingen in de reikwijdte van de ACM-vangnetregulering en sluit multisites met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen uit.
Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling en het niet uitvoerbaar is voor de subsidieontvanger om op klantniveau een brutomarge te bepalen, dan wordt een brutomarge berekend door de totale inkoopkosten, risicopremies en leveringskosten voor kleinverbruikaansluitingen in het gemengde portfolio te berekenen op basis van het geleverd volume in kWh of m3 aan deze kleinverbruikaansluitingen.
Inflatie-indexatie
Inflatie-indexatie vindt plaats op basis van een samengestelde index van het CPI exclusief energie, motorbrandstoffen en onbewerkte voedingsmiddelen (SA21, 50%) en het cao-loon bedrijven (50%). Voor de definitieve indexatie van de brutolonen in 2023 wordt de brutolonenindex (‘Cao-loon bedrijven’) over 2023 uit de Centraal Economisch Plan (CEP)-raming in het voorjaar van 2024 gebruikt. Voor de SA21 wordt het definitieve cijfer gehanteerd, dat het CBS naar verwachting februari 2024 publiceert. De gerealiseerde brutomarges worden bij de subsidievaststelling gecorrigeerd voor inflatie tot en met 2023, waarbij de inflatie indexatie voor de gerealiseerde brutomarges in de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022 achtereenvolgens berekend worden met de formule:
Inflatie indexatie2019 = (1+inflatie2020) * (1+inflatie 2021) * (1+inflatie2022) * (1+inflatie 2023)
Inflatie indexatie2020 = (1+inflatie2021) * (1+inflatie 2022) * (1+inflatie2023)
Inflatie indexatie2021 = (1+inflatie2022) * (1+inflatie 2023)
Inflatie indexatie2022 = (1+inflatie2023)
Waarbij de inflatie per jaar in tabel 1 onderstaand gepresenteerd wordt.
Jaar | SA21 | Cao-loon bedrijven | Inflatie |
---|---|---|---|
2020 | 2,1% | 2,8% | 2,45% |
2021 | 1,7% | 2,2% | 1,95% |
2022 | n.t.b. | n.t.b. | n.t.b. |
2023 | n.t.b. | n.t.b. | n.t.b. |
Berekening Brutomarge Gas
De aanvrager berekent de referentiewaarde voor de brutomarge op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de jaren 2019, 2020, 2021, 2022, waarbij negatieve brutomarges gelijk worden gesteld aan 0 en de aanvrager de mogelijkheid krijgt om één jaar buiten beschouwing te laten. Indien de aanvrager minder dan 4 jaar bestaat en daardoor geen cijfers heeft over 4 jaren, dan wordt de referentiewaarde gebaseerd op de gemiddelde gerealiseerde brutomarge in de beschikbare jaren tussen 2019 en 2022 en vervalt de mogelijk om één jaar buiten beschouwing te laten. Voor aanvragers waar geen gegevens beschikbaar zijn over de jaren 2019, 2021 of 2022 omdat er gedurende deze periode geen leveringsovereenkomsten zijn gesloten met kleinverbruikaansluitingen wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd. Voor aanvragers met uitsluitend gegevens over een deel van boekjaar 2022 mag de referentiewaarde gebaseerd worden op deze resultaten, anders wordt een referentiewaarde van 0 euro gehanteerd.
De brutomarge gas wordt per jaar berekend volgens de formule:
Brutomarge Gasjaar = Inflatie indexatiejaar * [(f) Omzet Gasjaar + g) Omzet vaste leveringskosten Gasjaar – h) Inkoopkosten van het goed Gasjaar – i) Overige leveringskosten Gasjaar – j) Inkoop premies Gasjaar)] / Aantal klanten gasjaar
Waarbij een ondergrens van 0 gehanteerd wordt en de termen gedefinieerd worden bij Inflatie indexatie en Tabel definities brutomargetoets onderstaand.
De referentiewaarde brutomarge gas op basis van de gemiddelde gerealiseerde brutomarge wordt berekend volgens de formule:
Waarbij Aantal jaren gelijk is aan het aantal jaren waarvoor een brutomarge berekend is in de jaren (indien de Brutomarge Gas voor 2021 en 2022 gehanteerd worden voor de berekening van de referentiewaarde van de Brutomarge Gas, dan is Aantal jaren in dit geval gelijk aan twee).
Verrekening overschrijding historische brutomarge referentiewaarde elektriciteit of gas bij aanvraag voor een groep
Indien een aanvrager bij de aanvraag van de subsidie ervoor kiest om de uitkomsten van de brutomargetoets voor gelieerde leden binnen dezelfde groep te combineren voor elektriciteit en gas dan vindt dat plaats zoals beschreven in artikel 3.4 (onderlinge verrekening overschrijding brutomargetoets bij elektriciteit en gas).
Dit houdt in dat er voor ieder lid binnen de groep een aparte brutomargetoets uitgevoerd wordt voor elektriciteit of gas, waarna de per lid berekende Overschrijding Brutomarge Elektriciteit, Overschrijding Brutomarge Gas of Overschrijding Brutomarge Elektriciteit en Gas samen zoals bovenstaand beschreven opgeteld worden voor alle leden om tot de in Hoofdstuk 3 te hanteren overschrijding van de historische referentiewaarde van de brutomarge te komen ten behoeve van de subsidievaststelling.
Brutomargetoets elektriciteit of gas bij een fusie
Indien een subsidieontvanger gedurende 2023 fuseert wordt de margetoets berekend op basis van het gewogen gemiddelde van de marges van de fuserende partijen. Indien een aanvrager in 2023 een (gedeelte) van een klantenportfolio van een andere partij overneemt dan wordt daar op dezelfde manier mee omgegaan in de brutomargetoets als dat een partij nieuwe klanten toevoegt aan zijn eigen portfolio.
Wanneer twee of meerdere subsidieontvangers die op 1-01-2023 nog niet tot dezelfde groep behoorden gedurende de subsidieperiode tot dezelfde groep toetreden, kan door de betreffende subsidieontvangers gekozen worden voor implementatie van de brutomargetoets volgens een van onderstaande opties:
- 1.
Alle subsidiebeschikkingen worden ongewijzigd doorgezet
- 2.
Subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen en vragen opnieuw subsidie aan als groep
- 3.
De betreffende subsidieontvangers doen een verzoek tot vaststelling van alle subsidiebeschikkingen behalve één, waarbij de overgebleven subsidiebeschikking wordt gecontinueerd met een gecorrigeerde referentiewaarde voor de historische brutomarge. Deze referentiewaarde wordt berekend op basis van een volume gewogen gemiddelde van de subsidieontvangers binnen de groep aan de hand van de nieuwe samenstelling op dat moment.
Portfolio’s elektriciteit of gas met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen
Subsidieontvangers mogen portfolio's welke zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen omvat uitsluiten van de margetoets indien het gemiddeld aantal klanten elektriciteit of gas, (zoals gedefinieerd in tabel Definities brutomargetoets) in deze portfolio’s over 2023 gezamenlijk minder dan 5% van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling van de subsidieontvanger.
Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling dan zullen subsidieontvangers een de brutomarge berekenen voor dit deel van het portfolio en delen door het aantal kleinverbruikers in dit deel van de portefeuille. In lijn met de formule Brutomarge Elektriciteitjaar. Dit betreft alleen aansluitingen in de reikwijdte van de ACM-vangnetregulering en sluit multisites met zowel kleinverbruikaansluitingen als grootverbruikaansluitingen uit.
Indien het gemiddeld aantal kleinverbruikaansluitingen in de gemengde portfolio’s in 2023 gezamenlijk 5% of meer van het totaal aantal kleinverbruikaansluitingen vertegenwoordigen binnen de reikwijdte van de regeling en het niet uitvoerbaar is voor de subsidieontvanger om op klantniveau een brutomarge te bepalen, dan wordt een brutomarge berekend door de totale inkoopkosten, risicopremies en leveringskosten voor kleinverbruikaansluitingen in het gemengde portfolio te berekenen op basis van het geleverd volume in kWh of m3 aan deze kleinverbruikaansluitingen.
Inflatie-indexatie
Inflatie-indexatie vindt plaats op basis van een samengestelde index van het CPI exclusief energie, motorbrandstoffen en onbewerkte voedingsmiddelen (SA21, 50%) en het cao-loon bedrijven (50%). Voor de definitieve indexatie van de brutolonen in 2023 wordt de brutolonenindex (‘Cao-loon bedrijven’) over 2023 uit de Centraal Economisch Plan (CEP)-raming in het voorjaar van 2024 gebruikt. Voor de SA21 wordt het definitieve cijfer gehanteerd, dat het CBS naar verwachting februari 2024 publiceert. De gerealiseerde brutomarges worden bij de subsidievaststelling gecorrigeerd voor inflatie tot en met 2023, waarbij de inflatie indexatie voor de gerealiseerde brutomarges in de jaren 2019, 2020, 2021 en 2022 achtereenvolgens berekend worden met de formule:
Inflatie indexatie2019 = (1+inflatie2020) * (1+inflatie 2021) * (1+inflatie2022) * (1+inflatie 2023)
Inflatie indexatie2020 = (1+inflatie2021) * (1+inflatie 2022) * (1+inflatie2023)
Inflatie indexatie2021 = (1+inflatie2022) * (1+inflatie 2023)
Inflatie indexatie2022 = (1+inflatie2023)
Waarbij de inflatie per jaar in onderstaande tabel gepresenteerd wordt.
Jaar | SA21 | Cao-loon bedrijven | Inflatie |
---|---|---|---|
2020 | 2,1% | 2,8% | 2,45% |
2021 | 1,7% | 2,2% | 1,95% |
2022 | n.t.b. | n.t.b. | n.t.b. |
2023 | n.t.b. | n.t.b. | n.t.b. |
Parameters | Definities | Specificering |
---|---|---|
a) Omzet elektriciteit | De totale opbrengst van de levering van elektriciteit aan kleinverbruikers | Omzet = (gefactureerd en geleverd netto volume * contractprijs + Directe overige inkomsten elektriciteit) – (gefactureerd en geleverd netto teruglevering * teruglevertarief) |
b) Omzet vaste leveringskosten elektriciteit | Totale in rekening gebrachte vaste leveringskosten van elektriciteit aan kleinverbruikers | Vaste leveringskosten elektriciteit |
Kleinverbruikers Elektriciteit | Zoals gedefinieerd in artikel 1 van de regelingstekst. | |
Aantal klanten elektriciteit | (De som van het totaal aantal dagen waarvoor een leveringsovereenkomst is gesloten voor de levering van elektriciteit in 2023 per kleinverbruikaansluiting gesommeerd voor totaal aantal kleinverbruikaansluitingen)/365 | |
Directe overige inkomsten elektriciteit | Direct aan de levering van elektriciteit gerelateerde opbrengsten | Opzegvergoedingen zijnde kosten die klanten betalen bij het vroegtijdig opzeggen van hun contract |
Contractprijs | De contractprijs (voor E & G), zoals opgenomen in alle facturen, betreft de variabele leveringskosten (per kWh, per m3) zoals afgesproken door de leverancier met de klant: • Exclusief BTW • Inclusief kortingen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume • Inclusief opslagen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume • Exclusief energiebelasting (EB) en ODE • Vaste leveringskosten maken geen onderdeel uit van de variabele leveringskosten | |
Volume inkoop elektriciteit | Gelijk aan volume in omzet, waarbij volume in omzet leidend is | |
c) Inkoopkosten van het goed elektriciteit | Som van gerealiseerde kosten gemaakt op termijn-, spot-, Intraday markt en eigen opwek1. voor het inkopen van geleverd volume | • Transactiekosten • Bied/Laat – kosten • Reconciliatie-kosten |
d) Overige leveringskosten elektriciteit | Directe kosten die gepaard gaan met het leveren van elektriciteit aan kleinverbruikers die niet onderdeel zijn van het ‘goed’ | Posten: • GVOs • CVOs • CO2 compensatie • Storage kosten van het gebruik van een batterij-opslag, niet zijnde de kosten van de asset zelf (o.a. investeringskosten, afschrijvingskosten, onderhoud, etc.) • |
e) Premies elektriciteit | Kosten voor de premies die betrekking hebben op weer onbalans en profiel | • Weer • Onbalans • Profiel |
f) Omzet Gas | De totale opbrengst van de levering van gas aan kleinverbruikers | Omzet = gefactureerd en geleverd volume * contractprijs + Directe overige inkomsten gas |
g) Omzet vaste leveringskosten gas | Totale in rekening gebrachte vaste leveringskosten van gas aan kleinverbruikers | |
Kleinverbruikers gas | Zoals gedefinieerd in artikel 1 van de regelingstekst | |
Aantal klanten gas | (De som van het totaal aantal dagen waarvoor een leveringsovereenkomst is gesloten voor de levering van gas in 2023 per kleinverbruikaansluiting gesommeerd voor totaal aantal kleinverbruikaansluitingen)/365 | |
Directe overige inkomsten gas | Direct aan de levering van gas gerelateerde opbrengsten | Opzegvergoedingen zijnde kosten die klanten betalen bij het vroegtijdig opzeggen van hun contract |
Contractprijs | De contractprijs (voor E & G), zoals opgenomen in alle facturen, betreft de variabele leveringskosten (per kWh, per m3) zoals afgesproken door de leverancier met de klant: • Exclusief BTW • Inclusief kortingen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume • Inclusief opslagen die direct te relateren zijn aan de variabele leveringskosten of volume • Exclusief energiebelasting (EB, ODE) • Vaste leveringskosten maken geen onderdeel uit van de variabele leveringskosten | |
Volume inkoop gas | Gelijk aan volume in de omzet waarbij volume in omzet leidend is | |
h) Inkoopkosten van het goed gas | Som van gerealiseerde kosten gemaakt op termijn-, spot-, onbalansmarkt en eigen opwek2. voor het inkopen van geleverd volume | • Transactiekosten • Bied/Laat – kosten • Reconciliatiekosten |
i) Overige leveringskosten gas | Directe kosten die gepaard gaan met het leveren van gas aan kleinverbruikers die niet onderdeel zijn van het ‘goed’ | Posten: • Transportkosten te betalen aan GTS • Storage kosten zijnde de kosten van het gebruik van gasopslag, en niet zijnde de kosten van de asset zelf zoals investeringskosten, afschrijvingskosten, onderhoud, etc • Kosten verduurzaming • Groen Gas • VERs • CERs • CO2-compensatie |
j) Premies gas | Kosten voor de premies die betrekking hebben op weer onbalans en profiel | • Weer • Onbalans • Profiel |
B. Rendementstoets warmte
Zoals verwezen wordt in artikel 3.5 en artikel 7.2, wordt in deze bijlage uiteengezet hoe de rendementstoets warmte vormgegeven wordt.
Subsidievaststelling warmte
Indien subsidie wordt verstrekt voor de toepassing van het prijsplafond voor warmte, wordt de hoogte van de subsidie berekend volgens de formule:
Waarbij kva, THWkva, CLWkva, PTW en NRW achtereenvolgens staan voor:
kva: kleinverbruikaansluiting;
THWkva: de totale hoeveelheid warmte in GJ die de subsidieontvanger in 2023 per kleinverbruikaansluiting heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt. Hierbij wordt gerekend met een maximale bovengrens van het volumeplafond voor warmte en een ondergrens van nul;
CLWkva: het gemiddelde contractuele leveringstarief voor warmte in € per GJ per kleinverbruikaansluiting, op basis van de leveringstarieven in € per GJ die in 2023 door de subsidieontvanger in rekening zijn gebracht aan de kleinverbruikaansluiting gewogen naar de hoeveelheid warmte die in 2023 is geleverd aan deze kleinverbruikaansluiting, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt;
PTW: het plafondtarief voor warmte;
TUK: een tegemoetkoming in de uitvoeringskosten voor de toepassing van het prijsplafond, berekend overeenkomstig artikel 3.6;
NRW: de overschrijding van het in 2023 gerealiseerde rendement in € ten opzichte van het normrendement voor warmte in €, bepaald conform deze bijlage.
Overschrijding normrendement warmte
Overschrijding normrendement warmte = (ROIC kleinverbruikers2023 – Normrendement) * Activawaarde * (warmte onder plafond [GJ]/totaal volume warmte [GJ])
De ROIC kleinverbruikers 2023 wordt berekend conform onderstaande definities en met de reikwijdte van de subsidieregeling (alle aansluitingen tot en met 100kW). Daar waar geen onderscheidt of verdeling gemaakt kan worden van de gegevens conform de reikwijdte van de regeling wordt per rato op basis van volumes de kosten en/of opbrengsten verdeeld
Referentiewaarde Normrendement Warmte wordt als volgt berekend
De aanvrager berekent de referentiewaarde als gemiddelde gerealiseerde ROIC in de jaren 2019, 2020, 2021, 2022 waarbij de aanvrager de mogelijkheid krijgt om één jaar buiten beschouwing te laten. Voor deze referentiewaarde geldt een minimumwaarde van 6,5%. Dat wil zeggen dat indien de op de boven beschreven manier berekende historische referentiewaarde lager is dan 6,5%, de referentiewaardewaarde op 6,5% wordt vastgesteld. Indien de ACM in de loop van 2023 het redelijk rendement voor de rendementstoets vaststelt dat hoger ligt dan 6,5%, zal het normrendement verhoogd worden naar het door de ACM vastgestelde redelijke rendement.
Voor de jaren waarvoor de leverancier gegevens bij de ACM heeft aangeleverd voor de rendementsmonitor, berekent de leverancier de historische ROIC voor aansluitingen tot en met 100 kW conform de voor de monitor gehanteerde methodiek en bevestigt met accountantsproduct dat deze methodiek is gebruikt.
Voor de jaren waarvoor de leverancier geen gegevens bij de ACM heeft aangeleverd voor de rendementsmonitor, of als de leverancier niet opgenomen wordt in de monitor, berekent de leverancier de historische ROIC kleinverbruikers zoals gedefinieerd in deze regeling.
Parameters | Definitie | Specificering |
---|---|---|
ROIC | (A + B – C – D – E – F)/G | Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM |
ROIC kleinverbruikers | ROIC waarbij A, B, C, D, E, F en G toegerekend zijn aan aansluitingen tot en met 100 kW | Conform reikwijdte regeling |
Activawaarde (G) | Boekwaarde van de materiële en immateriële vaste activa die is opgenomen in de jaarrekening van de warmteleverancier. Dit betreft tevens de activa in aanbouw voor netten waarop al warmtelevering plaatsvindt (bijvoorbeeld bij uitbreidingen of herinvesteringen). Nieuwe netten in aanbouw waar geen levering op plaatsvindt worden buiten beschouwing gelaten. Goodwill wordt niet meegenomen. De materiële vaste activa bestaan bijvoorbeeld uit: de warmtebron, hulpstookketels, onderstations, het warmtenet, afleverset, warmtemeters en (huis)aansluitingen. Er is verondersteld dat de vlottende activa gelijk zijn aan de vlottende passiva. Warmteleveranciers is gevraagd om toe te lichten welke waarderingsmethode wordt gehanteerd voor de waardering van de activa, bijvoorbeeld de actuele waarde of de historische kostprijsmethode. | Conform definitie geïnvesteerd vermogen in de rendementsmonitor van de ACM |
Opbrengsten uit de verkoop van warmte (A) | De som van - de gebruiksafhankelijke vergoeding (GJ-prijs) van warmte, - het vastrecht warmte, verhuur afleversets en warmtemeter; -levering warm tapwater (inclusief doorlevering water); -eenmalige aansluitvergoedingen; -overige opbrengsten toe te rekenen aan warmte; | Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM |
Overige opbrengsten van de warmteleverancier (B) | Opbrengsten van de warmteleverancier uit de verkoop van koude en elektriciteit. | Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM |
Kostprijs van warmte (C) | Kosten die verband houden met de inkoop van warmte of de inkoopkosten van energie (bijvoorbeeld elektriciteit of gas) en water om warmte (en eventueel ook elektriciteit) mee te genereren (inclusief bijstook en buffering). | Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM |
Overige operationele kosten (D) | Alle operationele kosten die geen betrekking hebben op de inkoopkosten van energie. Het betreft dus een verzamelpost van diverse vormen van operationele kosten. | Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM |
Afschrijvingen en amortisatie (E en F) | De afschrijvingen, amortisatie en activawaarde hebben betrekking op materiële en immateriële activa. | Conform definitie in rendementsmonitor van de ACM |
Totaal volume warmte | De totale hoeveelheid warmte in GJ die de subsidieontvanger in 2023 aan alle kleinverbruikaansluitingen heeft geleverd en een eindfactuur is verstrekt | |
Volume onder het plafond | De totale hoeveelheid warmte in GJ die de subsidieontvanger in 2023 aan alle kleinverbruikaansluitingen heeft geleverd, waarvoor de toepassing van het prijsplafond heeft plaatsgevonden en een eindfactuur is verstrekt |
C. Hoe om te gaan met interne verrekenprijzen
Onderstaande systematiek geldt in de context van het vaststellen van de subsidieregeling Compensatie Energiekosten. Met onderstaande systematiek wordt gewaarborgd dat de interne verrekenprijzen, die de bedrijven hanteren ten behoeve van de subsidiebepaling, op zakelijkheid berusten en dat de historische benchmark consistent is qua systematiek waardoor een zuivere vergelijking ontstaat in 2023 ten opzichte van de historische benchmarkperiode. Voor de zakelijke interne verrekenprijssystematiek wordt aangesloten bij OESO Transfer Pricing Guidelines 2022. Dit wordt door een externe onafhankelijke deskundige getoetst.
Onderdeel
- 1.
Indien een ondernemer, onmiddellijk of middellijk, deelneemt (of heeft deelgenomen in de historische periode) aan de leiding van of het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een andere ondernemer en tussen deze ondernemers ter zake van hun onderlinge rechtsverhoudingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd (verrekenprijzen) terzake van producten of diensten die begrepen zijn in de subsidieregeling, wijken deze niet af van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen (‘at arm’s length’).
- 2.
Onderdeel 1 is van overeenkomstige toepassing indien een zelfde persoon, onmiddellijk of middellijk, deelneemt aan de leiding van of aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van het ene en het andere lichaam, of indien een interne verrekenprijs binnen één onderneming wordt gehanteerd.
- 3.
De in onderdeel 1 en onderdeel 2 bedoelde ondernemer(s), die een subsidieaanvraag indien(t)(en), neemt/nemen in hun administratie gegevens op waaruit blijkt op welke wijze de in dat onderdeel bedoelde verrekenprijzen tot stand zijn gekomen en waaruit kan worden opgemaakt of er met betrekking tot de totstandgekomen verrekenprijzen sprake is van voorwaarden die in het economische verkeer door onafhankelijke partijen zouden zijn overeengekomen, zoals weer gegeven in onderdeel 1.
- 4.
De gehanteerde verrekenprijsmethode sluit in principe aan bij één van de vijf interne verrekenprijsmethodes uit de OESO Transfer Pricing Guidelines. De aanvrager onderbouwt beknopt in het rapport genoemd in onderdeel 7 waarom de gekozen methode de beste methode is voor die interne verrekenprijs ten opzichte van de andere methodes:
- i.
The comparable uncontrolled price method (CUP);
- ii.
The resale price method (RPM);
- iii.
The profit split method (PSM);
- iv.
The cost-plus method (CPLM); of
- v.
The transactional net margin method (TNMM).
- 5.
Als een aanvrager een verrekenprijs methode wil toepassen die afwijkt van de methodes genoemd in onderdeel 4, onderbouwt de aanvrager in het rapport genoemd in onderdeel 7 waarom niet één van deze methodes is gebruikt. Tevens onderbouwt aanvrager in dat geval:
- i.
Op welke wijze die methode tot een arm’s length verrekenprijs leidt, en
- ii.
hoe deze methode toetsbaar is.
- 6.
Hetgeen bepaald is in onderdeel 5, geldt eveneens ten aanzien van de onderbouwing indien de aanvrager afwijkt van de in de historische benchmark jaren gehanteerde verrekenprijsmethode.
- 7.
Ter onderbouwing van de zakelijke interne verrekenprijzen, verschaft de aanvrager een rapport opgesteld door een onafhankelijke deskundige met de volgende informatie:
- i.
Een (vereenvoudigd) overzicht van de groepsstructuur van de (groep) aanvrager(s).
- ii.
Bevestiging dat geen wijziging is geweest in de interne verrekenprijs systematiek ter zake van de interne transacties in 2023, die begrepen zijn in de subsidieregeling, bij de (groep van) aanvrager(s) ten opzichte van de gehanteerde historische jaren die van toepassing zijn voor de subsidieregeling. Indien zich wel een wijziging heeft voorgedaan, bevat het rapport een beschrijving van deze wijziging.
- 8.
Het in onderdeel 7 genoemde rapport verschaft de volgende informatie voor iedere categorie van gelieerde transacties waarbij de (groep van) aanvrager(s) betrokken is voor zover deze categorie onderdeel uitmaakt van de subsidieregeling:
- a)
Een beschrijving van de gelieerde transacties (bijvoorbeeld de inkoop van energie, het verlenen van diensten, het verstrekken van verzekeringen, etc.) en de context waarin dergelijke transacties plaatsvinden.
- b)
Het bedrag aan intragroepbetalingen en ontvangsten voor iedere categorie van gelieerde transacties die begrepen zijn in de subsidieregeling en waar de (groep van) aanvrager(s) bij betrokken is en indien van toepassing, gespecificeerd of betaald is aan een Nederlandse of buitenlandse gelieeerde maatschappij.
- c)
Een inventarisatie van gelieerde lichamen die betrokken zijn bij iedere categorie van gelieerde transacties die begrepen zijn in de subsidieregeling, en hun onderlinge verhouding.
- d)
Een algemene beschrijving van de functionaliteit van de aanvrager en relevante gelieerde lichamen met betrekking tot iedere gedocumenteerde categorie van gelieerde transacties, inclusief alle veranderingen in vergelijking tot eerdere jaren die begrepen zijn in de historische periode.
- e)
Een indicatie van de meest geschikte verrekenprijsmethode met betrekking tot de transactiecategorie en de redenen om die methode te selecteren.
- f)
Een overzicht van de belangrijke vooronderstellingen waarvan wordt uitgegaan bij de toepassing van de verrekenprijsmethodologie. Een lijst en beschrijving van geselecteerde vergelijkbare niet-gelieerde transacties (intern of extern), indien die er zijn, en informatie omtrent relevante financiële indicatoren voor onafhankelijke lichamen waarop men zich baseert bij de verrekenprijsanalyse, waaronder een beschrijving van de vergelijkbaarheidszoekmethodologie en de bron van die informatie.
- g)
Een beschrijving van alle verrichte aanpassingen op basis van vergelijkbaarheid, en een indicatie of er aanpassingen zijn verricht aan de uitkomsten van de getoetste partij, de vergelijkbare niet-gelieerde transacties, of beide.
- h)
Een beschrijving van de redenen om tot de conclusie te komen dat voor relevante transacties een prijs werd vastgesteld op zakelijke basis, gebaseerd op de toepassing van de geselecteerde verrekenprijsmethode, inclusief een overzicht van de financiële informatie die daarbij gebruikt is.
- i)
Indien van toepassing, beknopte beschrijving van de afspraken gemaakt in bestaande unilaterale en bilaterale/multilaterale vaststellingsovereenkomsten – advance pricing agreements (APA’s) – en andere belastingafspraken, voor zover deze verband houden met hierboven beschreven gelieerde transacties.
- j)
Jaarrekening van de (groep van) aanvrager(s) voor het betreffende verslagjaar. Indien er een gecontroleerde jaarrekening bestaat, dient deze verstrekt te worden en zo niet, dan dient er een niet-gecontroleerde uiteenzetting verstrekt te worden.
- k)
Informatie en allocatieschema’s die laten zien hoe de financiële gegevens die gebruikt zijn bij de toepassing van de verrekenprijsmethode gekoppeld kunnen worden aan de jaarrekening. Indien bepaalde relevante financiële gegevens pas na het publiceren van de jaarrekening bekend zijn, worden deze financiële gegevens verstrekt binnen 1 maand nadat zij bekend zijn. Indien nodig worden dan de informatie en allocatieschema’s geupdated.
- l)
Weergave van aantoonbare voorgaande transfer pricing ervaring van zowel de onafhankelijke deskundige die het rapport opstelt, als het kantoor waar de deskundige werkt.
- 9.
Indien de aanvrager de informatie en allocatieschema’s genoemd in onderdeel 8, sub k, niet kan koppelen aan de jaarrekening omdat hij deel uitmaakt van een fiscale eenheid ingevolge artikel 15 van de Wet op de Vennootschapsbelasting 1969, wordt aanvrager uitgezonderd van deze verplichting en wordt daarvan melding gemaakt met opgaaf van redenen in het rapport genoemd in onderdeel 7.
- 10.
Indien het rapport genoemd in onderdeel tot nadere vragen leidt, kan de aanvrager verzocht worden om nadere informatie te verstrekken, waaronder afschriften van alle voor de subsidieregeling relevante, significante intragroepsovereenkomsten die gesloten zijn door de aanvrager.
- 11.
Het rapport uit onderdeel 7 maakt onderdeel uit van een accountantsproduct.
- 12.
De interne verrekenprijssystematiek van de transacties die begrepen zijn in de subsidiebepaling, is consistent in 2023 en in de referentieperiode.
- 13.
Indien de huidige of de historische verrekenprijsmethode van de leverancier niet akkoord wordt bevonden dient de aanvrager een herberekende (interne) verrekenprijs toe te passen ten behoeve van consistentie in de huidige subsidieregeling en de historische subsidieregeling. In dat geval kan de aanvrager uitstel van de definitieve subsidievaststelling aanvragen.