Rb. Noord-Holland, 20-11-2013, nr. C/14/118594/HA ZA 10-281
ECLI:NL:RBNHO:2013:11158
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
20-11-2013
- Zaaknummer
C/14/118594/HA ZA 10-281
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2013:11158, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 20‑11‑2013; (Eerste aanleg - meervoudig, Op tegenspraak)
Uitspraak 20‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Onteigening. Vonnis omtrent schadeloosstelling na aanvullend deskundigenadvies. Onteigenden maken aanspraak op € 76.855,43 aan kosten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door onteigende opgevoerde kosten niet binnen redelijke omvang gebleven.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
zaaknummer / rolnummer: C/14/118594 / HA ZA 10-281
Vonnis van 20 november 2013
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE GEMEENTE HOORN,
zetelend te Hoorn,
eiseres,
advocaat mr. G.J.I.M. Seelen te Leiden,
tegen
1. GEDAAGDE SUB 1,
2. GEDAAGDE SUB 2,
beiden wonende te Blokker, gemeente Hoorn,
gedaagden,
advocaat mr. J.A.M.A. Sluysmans te Den Haag,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ WESTFRIESLAND B.V.,
gevestigd te Hoogkarspel,
interveniënte,
advocaat mr. J.A.M.A. Sluysmans te Den Haag.
Partijen zullen hierna de gemeente,[gedaagden] en EWF worden genoemd.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 21 november 2012
- -
het aanvullend advies van deskundigen van 9 juli 2013
- -
de akte van 18 september 2013 van de zijde van[gedaagden] en EWF
- -
de antwoordakte van 2 oktober 2013 van de zijde van de gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis gevraagd en bepaald.
2. De verdere beoordeling
2.1.
Bij voormeld tussenvonnis heeft de rechtbank bepaald dat de drie deskundigen die zijn benoemd in de zaak met zaaknummer 126059 voor zover nu van belang een aanvullend advies dienen uit te brengen over de waarde van het onteigende waarbij zij in aanmerking dienen te nemen wat is overwogen in rechtsoverwegingen 2.18 tot en met 2.20 van dat tussenvonnis.
2.2.
De deskundigen hebben partijen in de gelegenheid gesteld te reageren op het ontwerp van het aanvullend advies, dat in eerste instantie door één van hen in coördinatie met de andere deskundigen is opgesteld. Naar aanleiding van de reacties van partijen hebben de deskundigen in gezamenlijkheid hun definitief aanvullend advies opgesteld en daarin met inachtneming van genoemde rechtsoverwegingen geadviseerd aan[gedaagden] en EWF aan schadeloosstelling toe te leggen in totaal een bedrag van € 205.350,00.
2.3.
Partijen hebben het aanvullend advies niet weersproken. De rechtbank heeft geen aanleiding de juistheid van de aldus geadviseerde schadeloosstelling te betwijfelen en zal daarom de aan[gedaagden] en EWF toe te kennen schadeloosstelling vaststellen overeenkomstig het aanvullend advies en te voldoen naar rato van ieders aandeel in het onteigende. Dit betekent dat aan[gedaagden] toekomt een bedrag van € 8.717,96 en aan EWF een bedrag van € 196.632,04, van welke bedragen als voorschot al door de gemeente zijn voldaan € 3.910,60 respectievelijk € 88.103,60.
2.4.
De schade die[gedaagden] en EWF lijden omdat zij niet reeds in de periode tussen de onteigening en het eindvonnis over de gehele schadeloosstelling hebben kunnen beschikken zal conform het ter zake onweersproken advies van de deskundigen worden bepaald op een percentage van 3 % op jaarbasis van het verschil. Ingevolge artikel 55 lid 3 Ow zal de wettelijke rente eveneens worden toegewezen vanaf de datum van het vonnis waarbij de schadeloosstelling wordt vastgesteld, dus vanaf heden.
Kosten deskundige bijstand
2.5.
Ingevolge artikel 50 Onteigeningswet en de jurisprudentie bij dat artikel komen de daadwerkelijke gemaakte kosten van rechtsbijstand en van bijstand door andere deskundigen voor vergoeding in aanmerking, althans voor zover tot het aanwenden van deze kosten in redelijkheid kon worden besloten en deze kosten, zulks beoordeeld in relatie tot het belang van de zaak, binnen een redelijke omvang zijn gebleven.
2.6.
Blijkens de opgave van mr. Sluysmans maken[gedaagden] en EWF aanspraak op een totaal bedrag van € 76.855,43 aan kosten voor rechtsbijstand en van bijstand door andere deskundigen, uitgesplitst in € 35.132,59 voor adviseur [naam 1], € 31.754,98 voor [naam 2] en € 9.967,86 voor mr. Sluysmans (inclusief btw en inclusief griffierecht van € 263,00). Ter onderbouwing zijn alle declaraties van de adviseur en de raadslieden van[gedaagden] en EWF met de daarbij behorende urenspecificaties overgelegd.
De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat deze kosten gezamenlijk, maar ook per onderdeel niet de toets van de dubbele redelijkheid kunnen doorstaan. Zij acht de inschakeling van een advocaat en een deskundige op zich niet onredelijk, maar de tijdsbesteding en de in rekening gebrachte kosten buitenproportioneel. De gemeente acht een tijdsbesteding van 60 uur voor de adviseur en 20 uur voor zijn assistentie/ondersteuning reëel en stelt voor om de werkzaamheden van [naam 2] te vergoeden conform de richtlijnen van het liquidatietarief in onteigeningszaken. De gemeente heeft geen bezwaar gemaakt tegen de door mr. Sluysmans opgevoerde kosten.
2.7.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door[gedaagden] en EWF opgevoerde kosten niet binnen redelijke omvang gebleven. Een tijdsbesteding van de adviseur van meer dan 210 uur acht de rechtbank in relatie tot zowel de omvang als de zwaarte van de zaak onevenredig hoog. De kosten van de adviseur die voor vergoeding in aanmerking komen, zullen daarom in redelijkheid worden gematigd tot € 24.563,00 (inclusief btw), wat overeenkomt met een tijdsbesteding van 140 uur.
2.8.
Ook de opgevoerde kosten voor [naam 2] zijn naar het oordeel van de rechtbank niet binnen redelijke omvang gebleken. Met in achtneming van de verrichtte werkzaamheden zullen deze kosten daarom in redelijkheid worden gematigd tot € 20.000,00 (inclusief btw).
2.9.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de opgevoerde kosten voor mr. Sluysmans te matigen.
2.10.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank voor juridische en andere deskundige bijstand een totaalbedrag van € 54.530,86 (inclusief btw) toewijsbaar. Het door[gedaagden] verschuldigde griffierecht dat € 263,00 bedraagt komt eveneens voor toewijzing in aanmerking en zal hierna afzonderlijk worden vermeld.
2.11.
De gemeente heeft nog aangevoerd dat de verschuldigde btw over de deskundigenkosten niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat EWF de btw volgens de gemeente kan verleggen. Dit standpunt mist juridische grondslag.
2.12.
In de eerste plaats kan van verlegging van btw door EWF slechts sprake zijn in verband met door haar geleverde goederen en diensten. Daarvan is hier geen sprake; het gaat immers om de verschuldigde btw over de diensten van de deskundigen. Voor zover de gemeente heeft willen betogen dat EWF de verschuldigde btw in aftrek kan brengen en dat daarom geen sprake is van schade, geldt het volgende.Uit de artikelen 2 en 15 Wet op de Omzetbelasting 1968 (Wet OB) volgt dat alleen belasting op de aan de ondernemer verrichte leveringen van goederen en diensten door hem in aftrek kan worden gebracht voor zover deze prestaties worden gebezigd ten behoeve van belaste prestaties van de ondernemer. Onbetwist staat vast dat de levering van het onteigende is vrijgesteld van omzetbelasting. Gesteld noch gebleken is dat zich een van de uitzonderingssituaties voordoet als bedoeld in artikel 15 lid 2 Wet OB. Aangezien de verleende deskundige bijstand betrekking heeft op de onteigeningsprocedure die zal leiden tot een voor de omzetbelasting vrijgestelde levering, is EWF niet aftrekgerechtigd ter zake van de omzetbelasting die drukt op de daaraan verbonden kosten. Die omzetbelasting vormt derhalve een schadepost, die vergoed dient te worden. Het feit dat EWF mogelijk wel andere belastbare diensten verricht, betekent niet dat zij de btw over deze kosten in aftrek kan brengen, dan wel kan verrekenen, met de over die belastbare diensten af te dragen btw.
De stelling van de gemeente dat namens[gedaagden] en EWF niet is weersproken dat de btw kan worden verlegd, zodat daar in deze procedure van uit dient te worden gegaan, miskent dat de schadeloosstelling een volledige vergoeding vormt voor alle schade, die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn zaak lijdt.
2.13.
De gemeente zal tevens de kosten van de door de rechtbank benoemde deskundigen dienen te voldoen. Bij brief van 2 augustus 2013 heeft de voorzitter van de deskundigen de rechtbank bericht dat de de gemeente de kosten van de deskundige [naam 3] tot en met de behandeling ter zitting van 12 september 2012 heeft voldaan en dat daarom alleen behoeft te worden beslist over de aan de deskundigen voor het nader advies toe te leggen kosten, die worden begroot op € 9.675,57 en dat hij een kopie van zijn brief en van de specificatie aan de advocaat van de gemeente heeft gezonden. De rechtbank acht dit bedrag, waartegen door de de gemeente geen bezwaar is gemaakt, niet bovenmatig en zal de gemeente veroordelen genoemd bedrag te betalen.
2.14.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 54 Ow zal de rechtbank een nieuwsblad aanwijzen voor publicatie van een uittreksel van dit vonnis.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
bepaalt de schade die[gedaagden] als gevolg van de onteigening lijden op € 8.717,96,
3.2.
veroordeelt de gemeente om aan[gedaagden] als aanvulling op het voorschot te betalen € 4.807,36, te vermeerderen met een rente van 3% over een gedeelte van voormeld bedrag naar rato van de met de bruikleenovereenkomsten corresponderende oppervlakte over de periode vanaf 28 juli 2010 tot heden en met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het aldus totaal aan schadeloosstelling nog te betalen bedrag vanaf heden tot de dag van algehele voldoening,
3.3.
bepaalt de schade die EWF als gevolg van de onteigening lijdt op € 196.632,00,
3.4.
veroordeelt de gemeente om aan EWF als aanvulling op het voorschot te betalen € 108.528,44, te vermeerderen met een rente van 3% over een gedeelte van voormeld bedrag naar rato van de met de bruikleenovereenkomsten corresponderende oppervlakte over de periode vanaf 28 juli 2010 tot heden en met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het aldus totaal aan schadeloosstelling nog te betalen bedrag vanaf heden tot de dag van algehele voldoening,
3.5.
veroordeelt de gemeente de kosten van de door de rechtbank voor het nader advies aangewezen deskundigen voor hun in deze zaak verrichte werkzaamheden te voldoen, voor zover nog niet voldaan tot aan deze uitspraak begroot op € 9.675,57,
3.6.
veroordeelt de gemeente in de kosten van dit geding en begroot deze kosten tot op deze uitspraak aan de zijde van[gedaagden] en EWF gezamenlijk op € 263,00 aan verschotten en op € 54.530,86 aan kosten voor deskundige bijstand,
3.7.
wijst het Noordhollands Dagblad, editie Hoorn-Enkhuizen aan als het nieuwsblad waarin overeenkomstig artikel 54 Ow een uittreksel van dit vonnis binnen acht dagen nadat het gezag van gewijsde heeft gekregen door de griffier zal worden geplaatst,
3.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Reid, mr. S. Sicking en mr. W.S.J. Thijs en in het openbaar uitgesproken op 20 november 2013.