Hof Amsterdam, 16-06-2020, nr. 200.253.346/01 OK
ECLI:NL:GHAMS:2020:2001
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
16-06-2020
- Zaaknummer
200.253.346/01 OK
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2020:2001, Uitspraak, Hof Amsterdam, 16‑06‑2020; (Eerste aanleg - meervoudig)
ECLI:NL:GHAMS:2019:3080, Uitspraak, Hof Amsterdam, 20‑08‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Vindplaatsen
OR-Updates.nl 2020-0315
OR-Updates.nl 2020-0193
Uitspraak 16‑06‑2020
Inhoudsindicatie
Ondernemingskamer; uitkoopprocedure; eindarrest; vaststelling prijs over te dragen aandelen
Partij(en)
arrest
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.253.346/01 OK
arrest van de Ondernemingskamer van 16 juni 2020
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAXMART B.V.,
gevestigd te Groenlo,
EISERES,
advocaat: mr. E.H. Steentjes, kantoorhoudende te Lichtenvoorde,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JABELI VASTGOED B.V.,
gevestigd te Lichtenvoorde,
GEDAAGDE,
advocaat: mr. F.J.M. Kobossen, kantoorhoudende te Nijmegen.
1. Het verloop van het geding
1.1
Partijen zullen hierna worden aangeduid als Maxmart en Jabeli Vastgoed.
1.2
Voor het eerdere verloop van het geding verwijst de Ondernemingskamer naar haar tussenarrest van 20 augustus 2019.
1.3
Bij het arrest van 20 augustus 2019 heeft de Ondernemingskamer een onderzoek bevolen door drs. P. Hoiting RA RV te Amsterdam (hierna: de deskundige) naar de waarde van de over te dragen aandelen in het geplaatste kapitaal van Jabeli Supermarkt B.V. (hierna: Jabeli Supermarkt), met inachtneming van hetgeen in het arrest is overwogen, en het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vastgesteld op € 20.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen.
1.4
De deskundige heeft zijn rapport met betrekking tot de waarde van de aandelen Jabeli Supermarkt, gedateerd 23 december 2019, ingediend.
1.5
Maxmart heeft bij memorie na deskundigenbericht, met productie, van 18 februari 2020 geconcludeerd dat de totale waarde van de aan haar over te dragen aandelen dient te worden vastgesteld op € 469.000.
1.6
Jabeli Vastgoed heeft bij memorie na deskundigenbericht van 17 maart 2020 geconcludeerd – zakelijk weergegeven – dat de waarde van de aandelen dient te worden vastgesteld op de door de deskundige bepaalde waarde (€ 593.811,50) en dat de (gewijzigde) vordering van Maxmart dient te worden afgewezen.
1.7
Bij e-mail (met bijlage) van 1 mei 2020 heeft de deskundige opgave gedaan van de kosten van zijn werkzaamheden. De als bijlage meegestuurde eindnota bevat een specificatie die sluit op een bedrag van € 18.630 (exclusief btw). Bij e-mail van 1 mei 2020 heeft de secretaris van de Ondernemingskamer de declaratie aan partijen doorgestuurd en hen in de gelegenheid gesteld zich uiterlijk op 8 mei 2020 schriftelijk uit te laten over de op de voet van artikel 2:201a lid 5 juncto 2:350 lid 3 BW vast te stellen vergoeding van de deskundige.
1.8
Bij e-mail van 5 mei 2020 heeft mr. Kobossen namens Jabeli Vastgoed aan de Ondernemingskamer laten weten geen bezwaar te hebben tegen de declaratie van de deskundige. Maxmart heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid zich uit te laten over de vergoeding van de deskundige.
2. De gronden van de beslissing
2.1
De Ondernemingskamer heeft in het arrest van 20 augustus 2019 overwogen dat de vordering van Maxmart kan worden toegewezen en dat nog slechts de vaststelling van de door haar te betalen prijs voor de over te dragen aandelen Jabeli Supermarkt aan de orde is. De Ondernemingskamer heeft daartoe een deskundigenbericht gelast en daarbij overwogen dat de deskundige de waarde van alle aandelen in het geplaatste kapitaal van Jabeli Supermarkt B.V. per 20 augustus 2019 of een andere daarbij zo dicht mogelijk gelegen, voor de hand liggende, datum dient te bepalen met inachtneming van alle daarvoor relevante feiten en omstandigheden.
2.2
De conclusie van het rapport van de deskundige van 23 december 2019 luidt dat de economische waarde van 100% van de aandelen in Jabeli Supermarkt per 16 augustus 2019 € 11.876.230 bedraagt en dat dienovereenkomstig de waarde van het aandelenbelang van Jabeli Vastgoed van 5% € 593.811,50 is.
2.3
Het rapport houdt onder meer in:
“3.2 DCF methode
(…)
In dit waarderingsrapport wordt een variant van de DCF-methode gehanteerd, namelijk de Adjusted Present Value (APV)-methode. Bij de APV-variant kan rekening worden gehouden met een door de jaren heen wijzigende verhouding tussen eigen vermogen en vreemd vermogen. In principe leiden beide varianten, bij correcte toepassing, tot dezelfde uitkomst.
Bij de waardering van de Jabeli Supermarkt is de APV-methode toegepast. Bij deze methode wordt, conform de DCF-methode, voor een aantal jaren (de prognoseperiode) de geldstromen specifiek geprognosticeerd. Na deze prognoseperiode wordt een eindwaarde berekend. De vrije geldstroom is de geldstroom die aan verschaffers van het eigen en vreemd vermogen ter beschikking staat (…).
De waarde van een onderneming wordt berekend op basis van de contante waarde van deze geprognosticeerde toekomstige vrije geldstromen. De vrije geldstromen worden bij de APV-methode gedisconteerd tegen de kostenvoet van het eigen vermogen ’unlevered’. Dit is de kostenvoet waarbij sprake is van financiering met 100% eigen vermogen. Het waarde-effect als gevolg van financiering met vreemd vermogen wordt separaat zichtbaar gemaakt door het belastingvoordeel van de renteaftrek (‘tax shield’) contant te maken tegen de kostenvoet van het eigen vermogen ‘unlevered’. Hierbij wordt opgeteld de waarde van de niet aan de bedrijfsuitoefening dienstbare activa (zelfstandige vruchtdragers) om tot de totale ondernemingswaarde te komen. Om de waarde te bepalen die toekomt aan de aandeelhouders wordt op de totale ondernemingswaarde het deel dat toekomt aan vreemd vermogensverschaffers in mindering gebracht” [onderstreping Ondernemingskamer].
“6.1 Waarderingsuitkomst
(…)
Na verdiscontering van de vrije geldstromen en het belastingvoordeel op financiële lasten resteert een ondernemingswaarde van 7.894K€. Vervolgens worden de rentedragende schulden (excl. de kwijtscheldingsleningen) [onderstreping Ondernemingskamer] en de groepsschulden ad totaal 99K€ in mindering gebracht, en worden de rekening-courant vordering op Maxmart ad 4.200K€ en de vrij uitkeerbare liquide middelen ad 730K€ bijgeteld. Ten slotte worden bijgeteld de contante waarde van de 8-jarige investeringscycli van de na de restperiode ad -586K€, de contante waarde van het belastingvoordeel op de financiering van herinvesteringen ad 10K€ en de contante waarde van de latente belastingverplichtingen van de jaarlijkse vrijval van de kwijtscheldingsleningen ad -286K€. De economische waarde van 100% van de aandelen Jabeli Supermarkt per 16 augustus 2019 bedraagt 11.876K€. De pro rata parte waarde van het 5% aandelenbelang van Jabeli Vastgoed bedraagt aldus 594K€.”
2.4
Maxmart heeft zich in haar memorie na deskundigenbericht op het standpunt gesteld dat de deskundige tot een lagere waarde van de aandelen had moeten komen, namelijk € 9.402.000 voor 100% van de aandelen respectievelijk (afgerond) € 469.000 voor 5% van de aandelen. Zij is van mening dat de deskundige de schuld van Jabeli Supermarkt aan Jumbo Supermarkten van thans € 2.760.000 (in 2.3 aangeduid als “de kwijtscheldingsleningen”) niet tegen nulwaarde maar tegen nominale waarde op de ondernemingswaarde in mindering had moeten brengen om tot een juiste waardering van de aandelen te komen. De uit hoofde van de kwijtscheldingsleningen van Jumbo Supermarkten verkregen gelden zijn in 2014 aangewend om het door Maxmart aan Jabeli Vastgoed verschuldigd gebleven deel van de koopsom voor 95% van de aandelen Jabeli Supermarkt te voldoen. De vordering die Jabeli Supermarkt als gevolg daarvan verkreeg op Maxmart is tussen hen in rekening-courant geboekt. De rekening-courantvordering van Jabeli Supermarkt op Maxmart, thans groot € 4.200.000, is door de deskundige wel tegen nominale waarde in de waardering betrokken. Maxmart meent dat deze wijze van waarderen van de rekening-courantvordering op Maxmart (nominaal) en de schuld aan Jumbo Supermarkten (alleen contante waarde van toekomstige kasstromen) inconsistent is en verbindt daaraan de conclusie dat de schuld aan Jumbo Supermarkten eveneens tegen nominale waarde in de waardering moet worden betrokken.
2.5
Jabeli Vastgoed heeft bij memorie na deskundigenbericht laten weten zich te kunnen vinden in het geheel van de eindconclusie van de deskundige en achterliggende benadering en analyse.
2.6
Bijlage 4 van het rapport bevat een overzicht van het commentaar van Maxmart op het conceptrapport van 29 november 2019 en de reactie daarop van Jabeli Vastgoed en de deskundige. Over de nulwaardering van de kwijtscheldingsleningen van Jumbo Supermarkten is daar de volgende opmerking van Maxmart vermeld:
“De kwijtscheldingsleningen, initieel en in totaal groot € 3.750k, zijn door Jumbo Supermarkten verstrekt in verband met de gesloten franchiseovereenkomst. De ontvangen gelden zijn door Jabeli Supermarkt geleend aan Maxmart in verband met de overname van de 95% aandelen in Jabeli Supermarkt van Jabeli Vastgoed.
De door Jumbo Supermarkten verstrekte leningen worden in 20 jaar afgelost. De kwijtschelding van de aflossing is voorwaardelijk en is gerelateerd aan het continueren van de franchiseovereenkomst met Jumbo Supermarkten. In aanvulling hierop geldt een beding dat Jabeli Supermarkt aan Jumbo Supermarkt een vergoeding van € 500k verschuldigd is indien in de periode van de genoemde 20 jaar geen gebruik wordt [gemaakt] van de tussentijdse verlengingsmogelijkheden. De vergoeding ziet op de door Jumbo Supermarkten gemaakte kosten voor de herindeling van het marktgebied Lichtenvoorde.
Op de peildatum van de waardering rust in onze ogen dan ook de volledige verplichting van € 2.760k en de voorwaardelijke verplichting van € 500k. Immers heeft bij de verkoop van de onderneming Jumbo Supermarkten het recht de franchiseovereenkomst te beëindigen, het openstaande bedrag van de kwijtscheldingsleningen te vorderen en de vergoeding voor de herindeling van het marktgebied Lichtenvoorde te vorderen.”
2.7
Als reactie van de deskundige staat in het rapport:
“Wij waarderen op basis van de DCF methode en voortzetting van de huidige exploitatie.
De kwijtscheldingslening is een schuld die, zolang het franchisecontract wordt nageleefd, niet tot uitstroom van liquide middelen leidt, anders dan de op de vrijval verschuldigde vennootschapsbelasting. Om die reden achten wij het niet juist om de schuld in mindering te brengen op de waarde. Wij merken verder het volgende op. Als het franchisecontract verbroken zou worden, dan wordt de vereiste aflossing naar wij veronderstellen gecompenseerd met een vergoeding van de nieuwe contractspartner (supermarktketen).”
2.8
De Ondernemingskamer overweegt als volgt. De deskundige heeft in zijn hierboven in 2.7 weergegeven antwoord op het commentaar op het conceptrapport toegelicht waarom de schuld aan Jumbo Supermarkten in de waardering volgens de APV-methode niet tegen nominale waarde is betrokken. De Ondernemingskamer onderschrijft de daaruit blijkende conclusie van de deskundige in zoverre dat zij de nulwaardering van deze schuld gerechtvaardigd acht. Zij neemt daarbij het volgende in aanmerking. Waardering uitgaande van voortzetting van de huidige exploitatie berust op de veronderstelling dat de franchiseovereenkomst met Jumbo Supermarkten geheel door Jabeli Supermarkt wordt nagekomen. Verdedigbaar is dat die – langdurige – gebondenheid aan Jumbo Supermarkten enig drukkend effect heeft op de waarde van de onderneming omdat Jabeli Supermarkt daarmee in enige mate is beperkt in haar ondernemingsvrijheid; zij zal bijvoorbeeld geen voordelen kunnen behalen door haar assortiment elders in te kopen. Tegelijkertijd berust ook de prognose van de vrije geldstromen op de premisse dat Jabeli Supermarkt de franchiseovereenkomst geheel zal nakomen, door geen waarde toe te kennen aan de mogelijkheid dat Jabeli Supermarkt haar ondernemingsvrijheid benut door de bestaande franchiseovereenkomst niet voort te zetten. Omdat enerzijds – in de prognose van de vrije geldstromen – er (impliciet) van wordt uitgegaan dat de exploitatie van Jabeli Supermarkt in de toekomst plaats blijft vinden onder de franchiseovereenkomst met Jumbo Supermarkten, is het gerechtvaardigd anderzijds – bij de bepaling van de aandelenwaarde als afgeleide van de ondernemingswaarde – de door Jumbo Supermarkten bij voortzetting van de franchise0vereenkomst kwijt te schelden schuld niet in mindering te brengen op de ondernemingswaarde. Tegen deze achtergrond kan in het midden blijven of juist is de door Maxmart bestreden veronderstelling van de deskundige dat bij niet gehele nakoming van de franchiseovereenkomst de opvolgende franchisegever Jabeli Supermarkt zal compenseren voor de daardoor opeisbaar geworden schuld aan Jumbo Supermarkten.
2.9
Ten overvloede overweegt de Ondernemingskamer nog het volgende. Maxmart heeft in haar memorie na deskundigenbericht betoogd dat de vordering op Maxmart en de schuld aan Jumbo Supermarkten op consistente wijze, namelijk beide tegen nominale waarde, in de waardering verwerkt dienen te worden. Voor zover in het door Maxmart opgeworpen bezwaar van inconsistentie tevens de stelling besloten ligt dat indien de schuld aan Jumbo Supermarkten op nihil wordt gewaardeerd, dit ook zou moeten gelden voor de rekening-courantvordering op Maxmart, geldt dat dit voor het eindresultaat geen verschil zou maken. In dat geval dient deze vordering feitelijk als een dividenduitkering te worden beschouwd. Dat zou hetzelfde effect hebben op de aandelenwaarde als een waardering van de vordering tegen nominale waarde, aangezien een evenredig deel van het dividend dan zou moeten zijn toegekomen aan de minderheidsaandeelhouder.
2.10
Maxmart heeft bij haar memorie na deskundigenbericht verder nog aangevoerd dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn indien Jabeli Vastgoed zou profiteren van de wijze van financieren van het 95% belang omdat Jabeli Vastgoed destijds om zuiver fiscale redenen een belang van 5% heeft behouden. Zoals de Ondernemingskamer al oordeelde in rechtsoverweging 3.9 van het tussenarrest van 20 augustus 2019 impliceert dit fiscale motief niet dat díe aandelen vanaf dat moment niet voor rekening en risico van Jabeli Vastgoed werden gehouden. Voorts geldt als uitgangpunt dat het deskundigenbericht strekt tot vaststelling van de waarde van de aandelen op de peildatum en niet ter beantwoording van de vraag wat die waarde had kunnen zijn indien de overname van de aandelen in 2014 op een andere wijze door Maxmart zou zijn gefinancierd.
2.11
De Ondernemingskamer ziet in het licht van het voorgaande in de door Maxmart in haar memorie na deskundigenbericht genoemde argumenten onvoldoende aanleiding om te oordelen dat de deskundige tot een andere waardering van de aandelen had moeten komen. Zij zal dan ook overeenkomstig de waardering van de deskundige de door Maxmart te betalen prijs voor de door Jabeli Vastgoed over te dragen aandelen Jabeli Supermarkt per 16 augustus 2019 vaststellen op € 593.811,50.
2.12
Ten aanzien van de vergoeding van de deskundige overweegt de Ondernemingskamer als volgt. De deskundige heeft voor het onderzoek een bedrag van € 18.630 (exclusief btw) in rekening gebracht. Tegen de door hem overgelegde gespecificeerde eindnota zijn geen bezwaren aangevoerd. Het bedrag aan onderzoekskosten komt de Ondernemingskamer niet onredelijk voor. De Ondernemingskamer zal daarom de vergoeding van de onderzoeker op de voet van artikel 2:201a lid 5 juncto 2:350 lid 3 BW bepalen als hierna te vermelden.
2.13
De Ondernemingskamer acht ten slotte termen aanwezig om Maxmart te veroordelen in de kosten van het onderzoek en om de kosten van het geding tussen de verschenen partijen te compenseren zoals hierna te vermelden.
3. De beslissing
De Ondernemingskamer:
veroordeelt Jabeli Vastgoed B.V. het onbezwaarde recht op de aandelen in het geplaatst kapitaal van Jabeli Supermarkt B.V., gevestigd te Lichtenvoorde, waarvan zij houder is, aan Maxmart B.V. over te dragen;
stelt de prijs van de over te dragen aandelen vast per 16 augustus 2019 op in totaal € 593.811,50;
verstaat dat die prijs, zo lang en voor zover deze niet is betaald, wordt verhoogd met rente, gelijk aan de wettelijke rente, vanaf 16 augustus 2019 tot de dag van de overdracht;
bepaalt dat uitkeringen, in laatstbedoeld tijdvak op de gewone aandelen betaalbaar gesteld, tot gedeeltelijke betaling van de prijs op de dag van betaalbaarstelling strekken;
veroordeelt Maxmart B.V. de vastgestelde prijs, met rente zoals vermeld, te betalen aan Jabeli Vastgoed B.V., tegen levering van het onbezwaarde recht op de aandelen;
bepaalt de vergoeding van de deskundige op € 18.630, de daarover verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
veroordeelt Maxmart B.V. in de kosten van het onderzoek;
compenseert de kosten van het geding tussen Maxmart B.V. en Jabeli Vastgoed B.V. aldus dat ieder van deze partijen haar eigen kosten draagt;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. C.C. Meijer, raadsheren, en prof. dr. M.N. Hoogendoorn RA en prof. drs. E. Eeftink RA, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 juni 2020.
Uitspraak 20‑08‑2019
Inhoudsindicatie
Ondernemingskamer; uitkoopprocedure; art. 2:201a BW; onderzoek naar de waarde van de over te dragen aandelen
Partij(en)
arrest
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.253.346/01 OK
arrest van de Ondernemingskamer van 20 augustus 2019
inzake
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAXMART B.V.,
gevestigd te Groenlo,
EISERES,
advocaat: mr. E.H. Steentjes, kantoorhoudende te Lichtenvoorde,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JABELI VASTGOED B.V.,
gevestigd te Lichtenvoorde,
GEDAAGDE,
advocaat: mr. F.J.M. Kobossen, kantoorhoudende te Nijmegen.
1. Het verloop van het geding
1.1
Eiseres (hierna: Maxmart) heeft bij exploot van 16 januari 2019 gedaagde (hierna: Jabeli Vastgoed) gedagvaard om te verschijnen ter terechtzitting van de Ondernemingskamer van 29 januari 2019 en gevorderd om bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad,
(i) Jabeli Vastgoed te veroordelen om haar onbezwaarde recht op de aandelen in Jabeli Supermarkt B.V. (hierna: Jabeli Supermarkt) over te dragen aan Maxmart;
(ii) de prijs van de aandelen vast te stellen op € 112.105,26 per aandeel (peildatum 2 januari 2014) althans op een andere door de Ondernemingskamer zelfstandig vast te stellen prijs per aandeel met als peildatum het moment van het uitbrengen van de dagvaarding althans per een andere door de Ondernemingskamer vast te stellen peildatum;
(iii) te bepalen dat de aldus bepaalde prijs van de aandelen vanaf de peildatum wordt verhoogd met de wettelijke rente op de voet van artikel 6:119 BW tot aan de datum van de overdracht van de aandelen;
(iv) Maxmart te veroordelen aan Jabeli Vastgoed de vastgestelde prijs, vermeerderd met de rente, te betalen tegen levering van het onbezwaarde recht op de aandelen;
(v) te bepalen dat de uitkeringen die tussen de peildatum en de overdrachtsdatum betaalbaar zijn gesteld, vermeerderd met de daarover in die periode opgebouwde wettelijke rente, strekken tot (gedeeltelijke) betaling van de prijs van de aandelen per overdrachtsdatum;
(vi) Jabeli Vastgoed, in geval zij verweer mocht hebben gevoerd, te veroordelen tot betaling van de kosten van het geding.
1.2
Jabeli Vastgoed heeft bij conclusie van antwoord van 9 april 2019 geconcludeerd tot:
- referte wat betreft de vordering onder (i);
- afwijzing van de vordering onder (ii) tot vaststelling van de prijs per aandeel op € 112.105,26;
- toewijzing van de vordering onder (iii), met rente over de door de Ondernemingskamer te bepalen prijs;
- toewijzing van de vordering onder (iv);
- referte wat betreft de vordering onder (v);
- afwijzing van de vordering onder (vi);
met veroordeling van Maxmart in de kosten van het geding, de kosten van de deskundigen daaronder begrepen.
1.3
Op de rol van 23 april 2019 hebben Maxmart en Jabeli Vastgoed arrest gevraagd.
2. De feiten
2.1
Jabeli Supermarkt exploiteert een Jumbo Supermarkt in Lichtenvoorde. Haar bedrijfsruimte huurt zij van Jabeli Vastgoed, die daarvan eigenaar is.
2.2
[A] (hierna ook: de zoon) is grootaandeelhouder en bestuurder van Maxmarkt. [B] , (hierna ook: de vader) is middellijk aandeelhouder en middellijk bestuurder van Jabeli Vastgoed.
2.3
Het geplaatste kapitaal van Jabeli Supermarkt bestaat uit 40 aandelen met een nominale waarde van elk € 453,78.
2.4
Bij notariële akte van 2 januari 2014 heeft Jabeli Vastgoed – tot dat moment enig aandeelhouder van Jabeli Supermarkt – 38 van de 40 aandelen overgedragen aan Maxmart tegen een prijs van € 112.105,26 per aandeel.
3. De gronden van de beslissing
3.1
Maxmart heeft haar vordering gegrond op artikel 2:201a BW.
3.2
Tussen partijen is niet in geschil dat Maxmart, als houder van 38 van de geplaatste 40 aandelen, op de dag van de dagvaarding voor eigen rekening 95% van het geplaatste kapitaal van Jabeli Supermarkt verschafte en 95% van de stemrechten vertegenwoordigde en haar vordering heeft ingesteld tegen de enige andere aandeelhouder. De vordering van Maxmart is in zoverre deugdelijk.
3.3
Gesteld noch gebleken is dat aan de door Maxmart gehouden aandelen bijzondere rechten inzake de zeggenschap in de vennootschap zijn verbonden, Jabeli Vastgoed ondanks de vergoeding ernstige stoffelijke schade zou lijden door de overdracht of Maxmart jegens Jabeli Vastgoed afstand heeft gedaan van haar bevoegdheid de hier aan de orde zijnde vordering in te stellen.
3.4
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, kan de vordering van Maxmart in beginsel worden toegewezen en resteert nog slechts de vaststelling van de door Maxmart te betalen prijs voor de over te dragen aandelen.
3.5
Maxmart heeft primair gevorderd dat de Ondernemingskamer de prijs vaststelt op € 112.105,26 per aandeel, gelijk aan de koopsom per aandeel van de aandelen die Maxmart van Jabeli Vastgoed heeft verkregen op 2 januari 2014. Maxmart heeft daartoe aangevoerd dat de enige reden dat Jabeli Vastgoed toen nog 5% van de aandelen behield, gelegen is in de mogelijkheid om nadien op fiscaal gunstige wijze (met gebruikmaking van de Bedrijfsopvolgingsregeling) Jabeli Vastgoed en/of het in die vennootschap ondergebrachte onroerend goed over te dragen aan Maxmarkt of de zoon. Als gevolg van de verslechterde verstandhouding tussen de zoon en de vader bestaat er thans geen uitzicht meer op overdracht van het onroerend goed. Onder die omstandigheden zou het hanteren van een actuele waardering naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn. Subsidiair heeft Maxmart gevorderd dat de Ondernemingskamer zelfstandig de prijs van de aandelen vaststelt met hantering van de dag van de dagvaarding als peildatum en meer subsidiair met hantering van een door de Ondernemingskamer nader te bepalen datum als peildatum.
3.6
Jabeli Vastgoed heeft bezwaar gemaakt tegen de primair gevorderde prijs en peildatum. Volgens haar dient de prijs te worden vastgesteld op de huidige waarde van de aandelen, met als peildatum een datum gelegen dicht bij de overdracht van de aandelen. Voorts acht zij benoeming van drie deskundigen gewenst.
3.7
De Ondernemingskamer overweegt inzake de prijs van de over te dragen aandelen als volgt.
3.8
Als uitgangspunt in een uitkoopprocedure geldt dat de Ondernemingskamer de prijs van de aandelen vaststelt op de waarde die de aandelen op een gegeven peildatum hebben in het economische verkeer.
3.9
Overeenkomstig de vaste jurisprudentie van de Ondernemingskamer in gevallen waarin aan de uitkoopprocedure geen openbaar bod is voorafgegaan, zal de Ondernemingskamer de peildatum vast stellen op de datum van het onderhavige tussenarrest, waarin de Ondernemingskamer constateert dat artikel 2:201a lid 1 en 4 BW de toewijzing van de vordering niet beletten en de vordering daarom in beginsel kan worden toegewezen. De Ondernemingskamer ziet in de door Maxmart gestelde reden waarom Jabeli Vastgoed bij de verkoop op 2 januari 2014 5% van de aandelen behield, geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. Dit fiscale motief impliceert niet dat ook díe aandelen vanaf dat moment voor rekening en risico van Maxmart werden gehouden.
3.10
Op basis van de thans overgelegde stukken acht de Ondernemingskamer zich niet voldoende voorgelicht om de prijs van de over te dragen aandelen vast te stellen. Gelet hierop zal de Ondernemingskamer een deskundigenonderzoek gelasten.
3.11
Naar het oordeel van de Ondernemingskamer kan met de benoeming van één deskundige worden volstaan. In verband met de aard van het onderzoek staat het de te benoemen deskundige vrij om zo nodig de deskundigheid van (een) ander(en) in te roepen.
3.12
De te benoemen deskundige dient derhalve de waarde van de over te dragen aandelen per de datum van dit tussenarrest (20 augustus 2019) of een andere daarbij zo dicht mogelijk gelegen, voor de hand liggende, datum te bepalen met inachtneming van alle daarvoor relevante feiten en omstandigheden. Indien de deskundige op grond van door hem vast te stellen gegevens – zonder een volledig onderzoek – constateert dat de waarde van de aandelen in elk geval niet hoger is dan de primair gevorderde prijs van € 112.105,26 per aandeel, kan hij met die constatering en motivering daarvan volstaan.
3.13
De Ondernemingskamer zal bepalen dat het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste komt van Maxmart.
3.14
De Ondernemingskamer zal iedere verdere beslissing aanhouden.
4. De beslissing
De Ondernemingskamer:
beveelt een onderzoek door drs. P. Hoiting RA RV te Amsterdam naar de waarde van de over te dragen aandelen in het geplaatste kapitaal van Jabeli Supermarkt B.V., gevestigd te Lichtenvoorde, een en ander met inachtneming van hetgeen in dit arrest is overwogen;
stelt het bedrag dat het onderzoek ten hoogste mag kosten vast op € 20.000, de verschuldigde omzetbelasting daarin niet begrepen;
bepaalt dat Maxmart B.V. ten genoegen van de deskundige vóór de aanvang van diens werkzaamheden voor de betaling van dat bedrag zekerheid dient te stellen;
bepaalt dat de deskundige, in het kader van zijn onderzoek, partijen in de gelegenheid dient te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat uit het schriftelijke bericht van het onderzoek dient te blijken dat aan dit voorschrift is voldaan;
bepaalt dat de griffier van de Ondernemingskamer onverwijld een afschrift van dit arrest en van het procesdossier aan de deskundige zal doen toekomen;
verwijst de zaak naar de terechtzitting van de Eerste Enkelvoudige Kamer voor de Behandeling van Burgerlijke Zaken (rol van de Ondernemingskamer) van 12 november 2019 voor indiening van het deskundigenbericht;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. G.C. Makkink, voorzitter, mr. M.M.M. Tillema en mr. C.C. Meijer, raadsheren, en prof. drs. E. Eeftink RA en W. Wind, raden, in tegenwoordigheid van mr. S.M. Govers, griffier, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2019.