Rb. Haarlem, 07-07-2008, nr. 15/800884-08
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6460
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
07-07-2008
- Zaaknummer
15/800884-08
- LJN
BD6460
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2008:BD6460, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 07‑07‑2008; (Eerste aanleg - meervoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2008/341
Uitspraak 07‑07‑2008
Inhoudsindicatie
Art. 385b Sr. Bewezenverklaard: opzettelijk een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is. De politierechter is van oordeel dat de opvatting dat de opvatting dat art. 385b Sr alleen van toepassing is in situaties waar sprake is van vliegtuigkapingen of aanslagen tegen de luchtvaaart. Ook onder385b Sr zijn begrepen misdrijven zonder terroristisch oogmerk. Daarnaast is er sprake van gevaar voor de veligheid van het luchtvaartuig. Gezien deze concrete omstandigheden en de lange tijdsspanne van het incident, is de politierechter van oordeel dat door de misdragingen van verdachte de gezagvoerder en tenminste een viertal leden van het cabinepersoneel zich gedurende lange tijd niet of niet volledig hebben kunnen richten op hun werkzaamheden en taken, die zij met het oog op de vliegveiligheid aan boord van het luchtvaartuig in vlucht hebben te verrichten. Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat sprake is van een daad van geweld tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is, als bedoeld in art. 385b lid 1 onderdeel 1 º WvSr. Resteert de vraag of verdachte deze daad van geweld opzettelijk heeft begaan. In dit verband is geen verweer gevoerd. Maar wel heeft verdachte, ook ter terechtzitting, verklaard dat zij zich niets meer van het incident kan herinneren, zo goed als zeker als gevolg van de vier glazen whisky en de slaappil, die zij tot zich genomen had. Naar het oordeel van de politierechter is evenwel niet gebleken dat gedurende het incident bij verdachte elk inzicht ontbrak in de reikwijdte van haar gedragingen en de directe (fysieke) gevolgen daarvan voor met name de purser [slachtoffer2], de stewardess [slachtoffer3] en medepassagier [slachtoffer4].
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Schiphol
Politierechter
Parketnummer: 15/800884-08
Uitspraakdatum: 7 juli 2008
Tegenspraak
Strafvonnis
Dit schriftelijk vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 juni 2008 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 te [geboorteplaats] (Zuid-Afrika),
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PIV Nieuwersluis.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, tenlastegelegd dat:
- 1.
primair.
zij op of omstreeks 15 mei 2008, aan boord van een Nederlands luchtvaartuig (KL592), tijdens de vlucht (in het internationale luchtruim), opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen [slachtoffer1], gezagvoerder, en/of [slachtoffer2] (purser) en/of [slachtoffer3] (stewardess) en/of tegen medepassagier [slachtoffer4], immers heeft zij verdachte,
- -
[slachtoffer2] tegen het lichaam getrapt en/of geslagen en/of
- -
[slachtoffer3] (op dreigende wijze) meerdere malen de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood" en/of "Ik weet je nog wel te vinden" en/of
- -
[slachtoffer3] in haar gezicht gespuugd en/of
- -
zich met kracht verzet tegen een of meerdere cabinepersoneelsleden en/of medepassagiers toen dezen verdachte tot rust en onder controle wilden brengen en/of
- -
[slachtoffer4] heeft gebeten en/of met haar tanden (aan diens hand) verwond
waardoor gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en/of de passagiersveiligheid, in gevaar gebracht door voornoemde handelingen en/of bevelen en/of aanwijzingen niet op te volgen en/of zich (telkens) agressief te blijven gedragen terwijl:
- -
de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om uit de cockpit te komen en de verdachte een “notice of violation” uit te reiken en/of
- -
de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om zich anderhalf uur met verdachte bezig te houden en daardoor niet in staat werd gesteld om diens normale werkzaamheden waaronder die in het kader van de vliegveiligheidstaken te verrichten en/of
- -
de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om zich anderhalf uur met verdachte bezig te houden en daardoor niet in staat werd gesteld om diens rusttijd te genieten, waardoor zijn reactievermogen aan het einde van de vlucht zodanig verminderde dat hij niet ingreep toen de co-piloot met een te lage snelheid landde en/of
- -
het cabinepersoneel meerdere uren zich gedurende vier uur, in ieder geval meerdere uren, moest bezig houden met verdachte (kalmeren, in bedwang houden, boeien en/of aan te houden) en daardoor niet in staat werd gesteld diens normale werkzaamheden waaronder die in het kader van de vliegveiligheidstaken te verrichten;
- 1.
subsidiair.
zij op of omstreeks 15 mei 2008 aan boord van een Nederlands vliegtuig (KL592), als passagier van dat luchtvaartuig een of meer tijdens de vlucht door of namens de gezagvoerder gegeven aanwijzingen niet heeft opgevolgd, immers heeft zij, verdachte,
- -
de “notice of violation” die de gezagvoerder haar gaf weggegooid en/of
- -
niet gereageerd op het verzoek van de gezagvoerder om zich rustig te houden en/of te gaan zitten en/of het cabinepersoneel en/of passagiers niet meer lastig te vallen.
2.
zij op of omstreeks 15 mei 2008 aan boord van een luchtvaartuig (te weten een Nederlands vliegtuig (vluchtnummer KL592), in vlucht (in het internationale luchtruim) opzettelijk mishandelend een/of meer perso(o)n(en) (te weten [slachtoffer4]) - in de hand heeft gebeten en/of met haar tanden zijn hand verwond ([slachtoffer4]), waardoor deze [slachtoffer4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
- 3.
zij op of omstreeks 15 mei 2008 aan boord van een luchtvaartuig (te weten een Nederlands vliegtuig met vluchtnummer KL592), in vlucht (in het internationale luchtruim), [slachtoffer3] (meerdere malen) heeft bedreigd met telkens enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte telkens opzettelijk voornoemde [slachtoffer3] dreigend de woorden toegevoegd" Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2.
Voorvragen
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.
Oordeel van de politierechter
3.1
Vrijspraak
Naar het oordeel van de politierechter is niet bewezen hetgeen verdachte onder 3 ten laste is gelegd. Ook uit de verklaring van [slachtoffer3] kan niet worden opgemaakt dat door de gebezigde woorden van verdachte bij [slachtoffer3] de redelijke vrees was of kon ontstaan dat zij het leven zou kunnen verliezen. Verdachte moet dan ook van dit ten laste gelegde feit worden vrijgesproken.
3.2
Bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan, in dier voege dat:
- 1.
primair.
zij op 15 mei 2008, aan boord van een Nederlands luchtvaartuig (KL592), tijdens de vlucht in het internationale luchtruim, opzettelijk een daad van geweld heeft begaan tegen [slachtoffer2] (purser) en [slachtoffer3] (stewardess) en tegen medepassagier [slachtoffer4], immers heeft zij verdachte,
- -
[slachtoffer2] tegen het lichaam getrapt en geslagen en
- -
[slachtoffer3] op dreigende wijze meerdere malen de woorden toegevoegd (de politierechter begrijpt in de Engelse taal, hier in het Nederlands vertaald): "Ik maak je dood" en "Ik weet je nog wel te vinden" en
- -
[slachtoffer3] in haar gezicht gespuugd en
- -
zich met kracht verzet tegen meerdere cabinepersoneelsleden toen dezen verdachte tot rust en onder controle wilden brengen en
- -
[slachtoffer4] met haar tanden aan diens hand verwond
waardoor gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is geweest, immers heeft verdachte, de veiligheid van het luchtvaartuig en de passagiersveiligheid, in gevaar gebracht door voornoemde handelingen en bevelen en aanwijzingen niet op te volgen en zich telkens agressief te blijven gedragen terwijl:
- -
de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om uit de cockpit te komen en de verdachte een “notice of violation” uit te reiken (de politierechter leest: te doen uitreiken) en
- -
de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om zich anderhalf uur met verdachte bezig te houden en daardoor niet in staat werd gesteld om diens normale werkzaamheden waaronder die in het kader van de vliegveiligheidstaken te verrichten en
- -
de gezagvoerder daardoor gedwongen werd om zich anderhalf uur met verdachte bezig te houden en daardoor niet in staat werd gesteld om diens rusttijd te genieten, waardoor zijn reactievermogen aan het einde van de vlucht zodanig verminderde dat hij niet ingreep toen de co-piloot met een te lage snelheid landde en
- -
het cabinepersoneel meerdere uren, moest bezig houden met verdachte (kalmeren, in bedwang houden, boeien en aan te houden) en daardoor niet in staat werd gesteld diens normale werkzaamheden waaronder die in het kader van de vliegveiligheidstaken te verrichten;
- 2.
zij op 15 mei 2008 aan boord van een luchtvaartuig te weten een Nederlands vliegtuig vluchtnummer KL592, in vlucht in het internationale luchtruim opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer4] met haar tanden zijn hand verwond, waardoor deze [slachtoffer4] letsel heeft bekomen.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
3.3
Bewijsmiddelen
De politierechter komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten op grond van de navolgende bewijsmiddelen. De door de politierechter als processen-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde personen en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt ten aanzien van het feit waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben.
• De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 30 juni 2008 afgelegd inhoudende, onder meer :
Ik bevond mij op 15 mei 2008 aan boord van een KLM vliegtuig op de vlucht van Johannesburg naar Amsterdam. Ik weet mij te herinneren dat ik geboeid naast een stewardess zat.
• Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer2] d.d. 15 mei 2008 (dossierpagina 14.1) inhoudende - onder meer - haar verklaring:
Op 15 mei 2008 was ik werkzaam als bemanningslid in de functie van purser bij de KLM op de vlucht KL592 van Johannesburg naar Amsterdam. Omstreeks 01.45 uur kreeg ik de melding van het cabinepersoneel dat er een escalerend incident was met een vrouwelijke passagier. De vrouw weigerde mee te lopen en ik heb haar in de keuken op een stoel neergezet. Ik zag haar met drank gooien, hoorde dat ze bleef schreeuwen en zag dat ze een collega voortdurend op het bovenlijf duwde. Ze bleef daarmee doorgaan, ook nadat ik haar had gevraagd hiermee op te houden. Ik zag dat de vrouw een sigaret probeerde op te steken. Mijn collega pakte deze sigaret voortijdig af. Ik heb vervolgens de gezagvoerder gewaarschuwd en hij is persoonlijk komen kijken. Ik heb de vrouw de zogeheten “notice of violation” (officiële schriftelijke waarschuwing) uitgereikt. Deze heeft zij aangepakt en vervolgens weggegooid. Ik hoorde de gezagvoerder zeggen dat zij of rustig kon blijven of zou worden gearresteerd. Zij bleef nog steeds schreeuwen. De vrouw heb ik samen met een aantal collega’s geboeid en in een stoel gezet met de stoelriem vast. Na ongeveer vijf minuten stond de vrouw weer. Ik liep op haar af om haar naar haar stoel te begeleiden en zag dat zij zich had ontdaan van haar handboeien. Ik zag en voelde hoe de vrouw mij begon te schoppen en slaan. Ik ben toen samen met haar op de schoot van een andere passagier gevallen. De vrouw probeerde deze passagier te slaan en te bijten, maar deze passagier hield haar in de houtgreep. Vervolgens is de vrouw met behulp van een aantal bemanningsleden overmeesterd en geboeid aan handen en voeten en weer achter in het vliegtuig gezet. Ik zag dat zij naar de bemanningsleden spuwde en verbaal zeer agressief was. Na ongeveer vijfenveertig minuten was de vrouw weer los gekomen uit haar handboeien en hebben vier collega’s haar opnieuw in bedwang gehouden. Dit is ongeveer een half uur zo doorgegaan. Na de landing, tijdens het taxiën, hoorde ik de gezagvoerder tegen de vrouw zeggen dat zij officieel door hem gearresteerd was.
• Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer2] d.d. 15 mei 2008 (dossierpagina 18.1) inhoudende - onder meer - de verklaring van aangeefster:
Omstreeks 01.45 uur kreeg ik de melding van mijn cabinepersoneel over het escalerend incident met de vrouwelijke passagier.
Ik wilde haar kalmeren door haar achterin het vliegtuig plaats te laten nemen. Tijdens het lopen zocht zij ruzie met andere passagiers. Ook zat zij te schelden en te schreeuwen.
Door een trap van haar verloor ik mijn evenwicht en viel samen met de vrouw op de schoot van een passagier. Ik zag dat haar mond bij mijn arm zat en ik zag dat zij bijtende bewegingen maakte naar mijn arm. Ik zag dat er enkele schrammen op mijn hand zaten die door die vrouw waren veroorzaakt.
• Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer2] d.d. 25 mei 2008 (aanvullend proces-verbaal) inhoudende - onder meer - haar verklaring:
Naar mijn mening zijn zes bemanningsleden gedurende drie en een half uur met de passagier bezig geweest. Voordat wij haar geboeid hadden, hebben we met drie cabineleden, inclusief ik zelf, bij haar gezeten in de galley om haar te kalmeren. Daarna is de gezagvoerder erbij gekomen en deze heeft ook nog drie kwartier bij haar gezeten tezamen met ons. Daarna hebben we haar geboeid met in totaal vijf man personeel.
Ik zag dat de passagier zich had losgemaakt uit haar stoelriem en naar mij toe kwam lopen met haar handen op haar rug. Toen bleek dat zij haar armen los had uit de boeien en mij aanvloog. Toen we bij de passagier op schoot vielen begon zij te schoppen met beide benen. Dit is ook het moment waarop zij probeerde de passagier te bijten. Hij heeft daarbij een schram opgelopen aan zijn hand.
Toen de passagier geboeid was is de collega van boven in de galley naar beneden gekomen, waardoor die galley boven met vierentwintig passagiers onbemand is geweest.
• Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer3] d.d. 15 mei 2008 (dossierpagina 15.1) inhoudende - onder meer - haar verklaring:
Op 14 mei 2008, omstreeks 23.30 uur, vertrok ik samen met mijn crew vanuit Johannesburg naar Schiphol met vluchtnummer KL592. Op 15 mei 2008 omstreeks 01.30 uur zag ik dat er een opstootje was achter in het vliegtuig. Ik zag dat vijf collega’s en twee passagiers een vrouwelijke passagier onder controle wilden brengen. Na een uur ben ik naar achteren gelopen om mijn collega’s af te lossen die bezig waren met de geweldadige vrouw. Ik zag dat de vrouw op dat moment geboeid was. Ik heb de vrouw opnieuw vast geriemd in de stoel omdat ze steeds los kwam. Ik zag dat de vrouw opnieuw uit haar boeien los kwam. Met meerdere collega’s hebben we de vrouw een tweetal boeien aangelegd en opnieuw vast geriemd in de stoel. Tijdens de periode dat ik bij haar in de buurt was heeft zij meerdere malen tegen mij gezegd “Ik maak je dood” en “ik weet je wel te vinden”, en meerdere malen in mijn gezicht gespuugd. Ik heb ongeveer twee uur bij de vrouw gestaan.
• Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] d.d. 15 mei 2008 (dossierpagina 12.1) inhoudende - onder meer - haar verklaring:
Op 15 mei 2008 hoorde ik omstreeks 03.30 uur een hoop geschreeuw achter in het vliegtuig. Ik zag hoe ongeveer vijf bemanningsleden iemand vasthielden op een stoel. Ik zag dat de vrouw de stewardess met grote kracht schopte. De vrouw was niet langer meer geboeid en ik zag vervolgens hoe de vrouw de stewardess met gebalde vuist en met grote kracht in het gezicht sloeg. De vrouw en de stewardess vielen samen om en de stewardess riep om hulp. Ik zag een man de stewardess helpen en hoe ongeveer vijf bemanningsleden de vrouw op de grond hielden. De vrouw werd geboeid aan handen en voeten en weer achter in het vliegtuig gezet. Ik heb de vrouw diverse beledigende dingen horen roepen tegen de bemanning.
• Het proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer4] d.d. 15 mei 2008 (dossierpagina 13.1) inhoudende - onder meer - zijn verklaring:
Op 15 mei 2008 omstreeks 01.30 heb ik het volgende gezien:
Op een gegeven moment werd ik wakker van het harde geluid dat die vrouw maakte. Zij was al eerder door de crew geboeid omdat zij zich niet gedroeg. Zij was agressief tegen de crew en een stewardess is door haar in het gezicht gespuugd. Ze wilde niet gaan zitten, maar wilde roken. Er waren ongeveer drie personen nodig om haar in bedwang te houden. Ik heb hierbij geholpen, daar middel van een wurggreep. Zij heeft mij toen met haar tanden iets verwond aan mijn hand. Ik zag ook dat zij een kopstoot gaf aan de stewardess. Hierna is zij wederom geboeid en zijn haar benen vastgebonden. Zij is nog zeker twee uur doorgegaan met schreeuwen.
• Het proces-verbaal van aangifte d.d. 18 mei 2008 van [slachtoffer1] (dossierpagina 11.1) inhoudende - onder meer - de verklaring van aangever:
Op 15 mei 2008 was ik gezagvoerder op de vlucht KL592 komende uit Johannesburg. Een passagier was onder invloed en gedesoriënteerd. Zij wilde een sigaret aansteken hetgeen door cabinepersoneel werd voorkomen en de sigaretten werden afgenomen. Zij bezigde grof taalgebruik en raakte de crew aan door te duwen. Na het geven van een “notice of violation” kwam er geen verandering. Aldus heb ik vernomen van [slachtoffer2], purser.
Ik, gezagvoerder, heb tegen haar gezegd dat zij moest gaan zitten. Ze begon te schreeuwen. Haar zijn twee opties gegeven, 1: zitten, 2: overhandigd te worden aan autoriteiten op Amsterdam. Ze ging niet zitten. Genoemde passagier heeft zich niet aan deze aanwijzing gehouden. Ze bleef agressief en schreeuwen.
• Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer1] d.d. 19 mei 2008 (aanvullend proces-verbaal) inhoudende - onder meer - de verklaring van aangever:
[verdachte] heeft doelbewust de purser aangevallen. Ze heeft zich uit de boeien los gemaakt en haar handen op haar rug gehouden totdat de purser aan kwam lopen. [verdachte] is vervolgens uit haar stoel gesprongen en heeft de purser aangevallen. Ondanks dat [verdachte] meerdere malen was verzocht niet te roken en de lampen van “NO SMOKING” brandden heeft zij toch getracht een sigaret aan te steken. Zij heeft hiermee gevaar opgeleverd in die zin dat door haar toedoen de kans op een eventuele brand in de cabine toegenomen was. Eveneens heeft zij ondanks alle waarschuwingen, in verband met te verwachten turbulentie, haar veiligheidsgordel tijdens de vlucht niet omgedaan.
Ik keek om mij heen en ik zag de angstige blikken van andere passagiers.
Door het voorval was ik emotioneel onder de indruk en heb ik niet die rust kunnen nemen die men normaal wel kan nemen op een lange vlucht. Daardoor was ik lichamelijk en emotioneel vermoeid. Ik was niet voor de volle honderd procent aanwezig tijdens de landing, hierdoor was dit misschien een hardere landing dan normaal gesproken.
• Het proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer1] d.d. 25 mei 2008 (aanvullend proces-verbaal) inhoudende - onder meer - de verklaring van aangever:
Op 15 mei 2008 was ik gezagvoerder op de vlucht Johannesburg – Amsterdam. De taken van mij en de co-piloten is het veilig en verantwoord besturen van het vliegtuig. De veiligheid van de passagiers staat voorop. Mijn bijkomende taak op deze vlucht was de begeleiding en het geven van instructies aan de tweede co-piloot, een leerling die gerechtigd en capabel was om als tweede vlieger te dienen. Mijn taken zijn overgenomen door de co-piloten. Het is van geluk geweest dat we twee co-piloten aan boord hadden in plaats van maar één collega, zoals gebruikelijk is op een tweemansvlucht.
Mijn rust was net ingegaan en toen kwam de purser de cockpit in met het verzoek om de handboeien. Ik heb toen besloten om eerst mee te gaan om te kijken of ik kon bemiddelen en assisteren.
Het begon twee uur na de start en ik ben in totaal anderhalf uur tijdens de vlucht uit de cockpit geweest. Dit vanwege het uitdelen van de “notice of violation” en het assisteren bij het incident. Later heb ik nog een ronde gemaakt om bij iedereen na te gaan hoe het ging, om zo de situatie in te schatten. Na de landing, tijdens het taxiën, ben ik naar achteren gelopen om [verdachte] voor alle duidelijkheid aan te houden. Ik vermoed dat het al met al ongeveer vier uur geduurd heeft. Ik was aan het overwegen om uit te wijken naar de eerste veilige luchthaven, in verband met de veiligheid van de vlucht.
Doordat crewleden zich bezig hielden met de passagier is de galley, waar zich elektronica en kokend water bevindt, vaak onbemand geweest.
Mijn reactievermogen was door de lichamelijke en emotionele vermoeidheid lager dan normaal. De snelheid van de vlucht, vlak voor de landing, was te laag. Ik zag dit wel, maar reageerde niet. De co-piloot trok het gas iets te vroeg dicht. Dit in combinatie met de te lage snelheid veroorzaakte een harde landing. Normaal had ik de co-piloot gewezen op de lage snelheid en was het anders gelopen. In mijn hoofd was ik nog bezig met het incident in plaats van met honderd procent bezig te zijn met de naderende landing.
3.4
Bewijsoverwegingen
In het bijzonder met betrekking tot het onder 1 primair ten laste gelegde, overweegt de politierechter als volgt.
Art. 385b lid 1 onderdeel 1º WvSr luidt: “ Hij die opzettelijk een daad van geweld begaat tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste negen jaren of geldboete van de vijfde categorie, indien daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is ”.
Het artikel is op 26 september 1973 in werking getreden en dient ter uitvoering van het Verdrag van ’s-Gravenhage tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen (kaping) en van het Verdrag van Montreal tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen, gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart (terroristische aanslagen), welke verdragen tot stand zijn gekomen op respectievelijk 16 september 1970 en 23 september 1971.
In de MvT bij het wetsontwerp tot uitvoering van beide voornoemde Verdragen en tot invoering van onder meer art. 385b WvSr, wordt tot uiting gebracht dat bij iedere daad van geweld jegens passagiers of bemanning sprake moet zijn van samenhang met vliegtuigkapingen en aanslagen tegen de luchtvaart (Kamerstukken II 1971/72, 11 866, nr. 3, p. 7). Deze, het bereik van art. 385b WvSr beperkende, uitleg in de MvT kan naar het oordeel van de politierechter thans als achterhaald worden beschouwd. Zo is kaping van een luchtvaartuig afzonderlijk strafbaar gesteld in art. 385a WvSr. En uit de invoering van de Wet terroristische misdrijven op 10 augustus 2004 kan worden afgeleid dat art. 385b Sr niet langer ziet op misdrijven met een terroristisch oogmerk. Ingevolge art. 415a in verbinding met art. 83 en art. 83a WvSr wordt immers de in art. 385b lid 1 onderdeel 1° bepaalde tijdelijke gevangenisstraf met de helft verhoogd, indien het daarin strafbaar gestelde misdrijf is begaan met een terroristisch oogmerk.
Mede tegen deze achtergrond verstaat de politierechter het bepaalde in art. 385b lid 1 onderdeel 1° WvSr thans aldus, dat daaronder misdrijven zonder terroristisch oogmerk zijn begrepen, zoals bijvoorbeeld “daden van geweld” van passagiers tegen “iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt”. Het begrip “in vlucht” is in art. 86a lid 2 WvSr omschreven als - voor zoveel hier van belang - de tijdsspanne tussen het moment van sluiten van de deuren na het instappen en het moment van openen van de deuren voor het uitstappen. Derhalve valt ook het taxiën van het luchtvaartuig onder het begrip “in vlucht”. Onder “iemand” dient te worden verstaan zowel de medepassagier als het lid van het boordpersoneel (cockpit- en cabinepersoneel). En een “daad van geweld” omvat, gezien art. 81 WvSr en de betreffende vaste jurisprudentie, niet alleen elke uitoefening van fysieke kracht tegen een persoon, maar ook een dreigend handelen. De daad van geweld dient - aldus art. 385b lid 1 - opzettelijk te zijn begaan. Hierop zal aan het slot van deze bewijsoverwegingen nader worden ingegaan.
De enkele daad van geweld tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, is niet voldoende voor de toepasselijkheid van art. 385b lid 1 onderdeel 1° WvSr. Een belangrijke geobjectiveerde voorwaarde is immers ook dat als gevolg van de daad van geweld “gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is”, waaronder gelet op lid 2, tweede volzin van art. 385b WvSr tevens begrepen is “gevaar voor de veilige vaart van het luchtvaartuig”. Volgens voornoemde MvT beoogt dit artikel, zij het in iets andere bewoordingen, aan te knopen bij de definiëring in het Verdrag van Montreal, luidend: een daad van geweld die naar haar aard de veiligheid van het luchtvaartuig aan boord waarvan zij wordt begaan in gevaar kan brengen (Kamerstukken II 1971/72, 11 866, nr. 3, p. 7).
Juist in de veiligheid van het luchtvaartuig in vlucht, en daarvan afgeleid de veiligheid van passagiers en boordpersoneel, is het beschermde (rechts)belang gelegen. In dit licht beschouwd spreekt het vanzelf dat vooreerst het boordpersoneel optimaal in staat moet zijn en worden gesteld om zijn werkzaamheden en taken naar behoren uit te oefenen.
De vraag of van de daad van geweld gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is, dient naar objectieve maatstaven te worden beantwoord. Of de verdachte ook zelf dit gevaar heeft voorzien, is niet relevant. Gelet op de formulering van art. 385b lid 1 onderdeel 1° WvSr dient het opzet van de verdachte gericht te zijn op de daad van geweld, en niet op de geobjectiveerde gevaarzetting.
In het dossier bevindt zich een ongedateerde “Verklaring”, opgesteld door en ondertekend namens de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V., Transavia Airlines C.V. , Board of Airline Representatives in the Netherlands (BARIN) en Martin Air Holland N.V. Deze verklaring houdt - zakelijk weergegeven - onder meer in:
- -
dat bij geweld tegen het cabinepersoneel een aanmerkelijk risico bestaat dat een of meer leden daarvan daardoor niet of verminderd in staat zijn tot de uitoefening van hun werkzaamheden;
- -
dat het cabinepersoneel in ieder geval op het moment van de geweldpleging in de uitoefening van zijn werkzaamheden wordt gehinderd;
- -
dat de werkzaamheden van het cabinepersoneel belangrijke veiligheidstaken omvatten als het algeheel toezicht op de orde aan boord van het luchtvaartuig, het onderhouden van de communicatie met het cockpitpersoneel met betrekking tot de situatie in de cabine, het geven van instructies voor en tijdens het opstijgen, landen en bij turbulenties, en het instrueren en assisteren in geval van een noodsituatie, zoals het wegvallen van druk of een evacuatie;
- -
dat derhalve van elke daad van geweld tegen cabinepersoneel aan boord van een luchtvaartuig in vlucht gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is;
- -
dat bij geweld tegen een of meer passagiers, het cabinepersoneel en zonodig ook cockpitpersoneel moet ingrijpen teneinde de orde te herstellen;
- -
dat die leden van het boordpersoneel daardoor op dat moment hun eigenlijke taken niet kunnen uitoefenen;
- -
dat derhalve van elke daad van geweld tegen passagiers aan boord van een vliegtuig in vlucht gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is;
- -
verklaren derhalve dat van elke daad van geweld tegen iemand aan boord van een luchtvaartuig in vlucht gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is.
Deze verklaring behoeft echter in strafrechtelijke zin nuancering. Want voorop dient te worden gesteld dat een antwoord op de vraag of er, als gevolg van een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig bevindt, gevaar voor het luchtvaartuig te duchten is, in zijn algemeenheid niet is te geven (vgl. Hof Amsterdam, 26 februari 2008, Nieuwsbrief Strafrecht, 191). Dit antwoord is mede afhankelijk en zal ook in sterke mate beïnvloed kunnen worden door de concrete omstandigheden van het zich voordoende geval.
In de onderhavige strafzaak is op grond van de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen de gang van zaken als volgt uiteen te zetten.
De verdachte is op 15 mei 2008 door de gezagvoerder aangehouden aan boord van het vliegtuig met vluchtnummer KL592 tijdens de vlucht van Johannesburg naar Amsterdam. Hoogstwaarschijnlijk onder invloed van vier glazen whisky en een slaappil heeft verdachte geweigerd de, op grond van verwachte turbulentie gegeven, instructie op te volgen om op haar stoel te gaan zitten met de stoelriem vast en heeft verdachte in strijd met de voorschriften een sigaret op willen steken. Vervolgens heeft verdachte zich dusdanig luidruchtig en agressief gedragen, dat een purser verdachte achter in het vliegtuig heeft moeten plaatsen en heeft moeten boeien aan haar polsen. Daar hebben diverse bemanningsleden verdachte onder bedwang moeten houden, terwijl de gezagvoerder heeft moeten besluiten om de cockpit te verlaten en ter plaatse persoonlijk poolshoogte te nemen. Namens de gezagvoerder is verdachte de “notice of violation” uitgereikt. Op enig moment heeft verdachte zich van haar handboeien weten te bevrijden en is verdachte genoemde purser aangevlogen. Verdachte heeft deze purser met kracht geschopt en met gebalde vuist in het gezicht geslagen. Als gevolg daarvan vielen verdachte en de purser op de schoot van een passagier. Daarbij heeft verdachte de purser willen bijten en deze een kopstoot gegeven, en met haar tanden de hand van de passagier, die verdachte in een wurggreep onder controle heeft moeten houden, verwond. Vervolgens is verdachte door een aantal bemanningsleden overmeesterd en opnieuw geboeid, nu aan handen en voeten. Voorts heeft verdachte gespuugd en zich verbaal agressief en dreigend uitgelaten naar bemanningsleden.
Al met al heeft in vlucht dit incident urenlang geduurd, en zijn ten minste vier bemanningsleden en de gezagvoerder hierbij betrokken geweest. De gezagvoerder is hierdoor in totaal anderhalf uur uit de cockpit geweest en heeft zelfs overwogen op de eerste veilige luchthaven te landen. Ook heeft de gezagvoerder hierdoor niet zijn rust kunnen nemen en voor de volle 100 procent aanwezig kunnen zijn bij de landing van het vliegtuig.
Gezien deze concrete omstandigheden en de lange tijdsspanne van het incident, is de politierechter van oordeel dat door de misdragingen van verdachte de gezagvoerder en tenminste een viertal leden van het cabinepersoneel zich gedurende lange tijd niet of niet volledig hebben kunnen richten op hun werkzaamheden en taken, die zij met het oog op de vliegveiligheid aan boord van het luchtvaartuig in vlucht hebben te verrichten.
Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat sprake is van een daad van geweld tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is, als bedoeld in art. 385b lid 1 onderdeel 1 º WvSr.
Resteert de vraag of verdachte deze daad van geweld opzettelijk heeft begaan. In dit verband is geen verweer gevoerd. Maar wel heeft verdachte, ook ter terechtzitting, verklaard dat zij zich niets meer van het incident kan herinneren, zo goed als zeker als gevolg van de vier glazen whisky en de slaappil, die zij tot zich genomen had.
Naar het oordeel van de politierechter is evenwel niet gebleken dat gedurende het incident bij verdachte elk inzicht ontbrak in de reikwijdte van haar gedragingen en de directe (fysieke) gevolgen daarvan voor met name de purser [slachtoffer2], de stewardess [slachtoffer3] en medepassagier [slachtoffer4].
Om deze reden kan ook het opzet bij verdachte wettig en overtuigend worden bewezen verklaard.
4.
Strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
Opzettelijk een daad van geweld begaan tegen iemand die zich aan boord van een luchtvaartuig in vlucht bevindt, terwijl daarvan gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
Mishandeling.
5.
Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6.
Motivering van de sanctie
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 tenlastegelegde feiten en gevorderd dat verdachte terzake zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie maanden waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest en een proeftijd van twee jaar ten aanzien van het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf.
6.2
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de politierechter het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is aan boord van een luchtvaartuig in vlucht hoogstwaarschijnlijk ten gevolge van het drinken van vier glazen whisky in combinatie met het nemen van een slaappil urenlang als een bezetene tekeer gegaan tegen boordpersoneel en medepassagiers. Zij was gedurende deze tijd niet te stoppen in haar agressieve handelingen en uitlatingen. Zo heeft zij een purser getrapt en in haar gezicht geslagen, zich tegenover een stewardess agressief uitgelaten, deze stewardess in haar gezicht gespuugd en een medepassagier in diens hand verwond met haar tanden. Hierdoor heeft verdachte vijf leden van het boordpersoneel, waaronder de gezagvoerder, een onaanvaardbaar lange tijd ervan weerhouden om de hen voorgeschreven werkzaamheden en taken op het gebied van de veiligheid van het luchtvaartuig en de medepassagiers ten volle uit te voeren. Zij waren immers door het gedrag van verdachte genoodzaakt om zich intensief met verdachte en de door verdachte teweeg gebrachte situatie bezig te houden. Als gevolg daarvan heeft de gezagvoerder gedurende anderhalf uur geen plaats kunnen nemen in de cockpit en niet de hem voorgeschreven rusttijd kunnen nemen. Daardoor heeft de gezagvoerder niet optimaal kunnen ingrijpen toen de co-pilot met een te lage snelheid landde.
Daden van geweld in een besloten ruimte als de cabine in een luchtvaartuig in vlucht, brengen snel gevoelens van grote onveiligheid teweeg bij medepassagiers en boordpersoneel die daarvan getuige zijn. De beslotenheid van de ruimte tijdens de vlucht maakt immers dat men zich niet aan de ontstane situatie kan onttrekken. Daarbij komt dat de mogelijkheid van escalatie van het geweld, waarbij meer personen betrokken kunnen raken, een nog grotere bedreiging voor de veiligheid van het luchtvaartuig en de inzittenden kunnen vormen.
De politierechter rekent verdachte zwaar aan dat door haar misdragingen aan boord van het luchtvaartuig in vlucht, gevaar voor de veiligheid van het luchtvaartuig te duchten is geweest.
Ten voordele van verdachte geldt het navolgende. Verdachte is niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest. Verder heeft de purser verklaard dat verdachte onmiddellijk haar excuses heeft aangeboden toen zij vlak vóór de landing weer bij haar positieven was gekomen. Voorts maken de door de raadsman ingebrachte stukken aannemelijk dat verdachte voornamelijk op basis van vrijwilligerswerk kinderen in een weeshuis en ouden van dagen verzorgt. Hierdoor ontstaat het beeld dat verdachte een persoon is die normaal gesproken zich niet agressief gedraagt en juist sociaal betrokken is bij de nood van anderen en daarbij hulp verleent.
Op grond van het vorenoverwogene is de politierechter van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De politierechter zal bepalen dat een gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
8. Beslissing
De politierechter:
Spreekt verdachte vrij van het haar onder 3 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten 1 primair en 2 heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGENTIG (90) DAGEN.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot DRIEENVEERTIG (43) DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd. De politierechter stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke gedeelte kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
9. Samenstelling politierechter en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.J. Hofstee, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. W.J. de Baat,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2008.