Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 575/2013 betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 648/2012
Artikel 232 Overige volgestorte kredietprotectie
Geldend
Geldend vanaf 09-07-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2025.
- Bronpublicatie:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Inwerkingtreding
09-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1623 (uitgifte: 19-06-2024, regelingnummer: 2024/1623)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien de voorwaarden van artikel 212, lid 1, vervuld zijn, kunnen in het kader van een bewaringsovereenkomst en aan de leningverstrekkende instelling in pand gegeven deposito’s bij, of met contanten gelijk te stellen instrumenten gehouden door, een derde instelling, als een door de derde instelling afgegeven garantie worden behandeld.
2.
Indien de voorwaarden van artikel 212, lid 2, vervuld zijn, onderwerpen de instellingen het deel van de blootstelling dat door zekerheid in de vorm van de actuele afkoopwaarde van aan de leningverstrekkende instelling in pand gegeven levensverzekeringsovereenkomsten wordt gedekt, aan de volgende behandeling:
- a)
indien de blootstelling aan de standaardmethode wordt onderworpen, worden daaraan risicogewichten toegekend door gebruik te maken van de in lid 3 bepaalde risicogewichten;
- b)
indien de blootstelling aan de IRB-benadering, maar niet aan de eigen LGD-ramingen van de instelling wordt onderworpen, wordt daaraan een LGD van 40 % toegekend.
In geval van een valutamismatch verminderen de instellingen de actuele afkoopwaarde overeenkomstig artikel 233, lid 3, waarbij de waarde van de kredietprotectie de actuele afkoopwaarde van de levensverzekeringsovereenkomst is.
3.
Voor de toepassing van lid 2, punt a), kennen de instellingen de volgende risicogewichten toe, waarbij wordt uitgegaan van het risicogewicht dat wordt toegekend aan een preferente niet-gedekte blootstelling met betrekking tot de onderneming waarbij de levensverzekering is gesloten:
- a)
een risicogewicht van 20 % als aan een preferente niet-gedekte blootstelling met betrekking tot de onderneming waarbij de levensverzekering is gesloten een risicogewicht van 20 % wordt toegekend;
- b)
een risicogewicht van 35 % als aan een preferente niet-gedekte blootstelling met betrekking tot de onderneming waarbij de levensverzekering is gesloten een risicogewicht van 50 % wordt toegekend;
- b bis)
een risicogewicht van 52,5 % als aan een preferente niet-gedekte blootstelling met betrekking tot de onderneming waarbij de levensverzekering is gesloten een risicogewicht van 75 % wordt toegekend;
- c)
een risicogewicht van 70 % als aan een preferente niet-gedekte blootstelling met betrekking tot de onderneming waarbij de levensverzekering is gesloten een risicogewicht van 100 % wordt toegekend;
- d)
een risicogewicht van 150 % als aan een preferente niet-gedekte blootstelling met betrekking tot de onderneming waarbij de levensverzekering is gesloten een risicogewicht van 150 % wordt toegekend.
4.
De instellingen kunnen op verzoek teruggekochte instrumenten die toelaatbaar zijn overeenkomstig artikel 200, punt c), als een garantie van de uitgevende instelling behandelen. De waarde van de toelaatbare kredietprotectie is als volgt:
- a)
indien het instrument wordt teruggekocht tegen de nominale waarde, is de waarde van de protectie gelijk aan dat bedrag;
- b)
indien het instrument wordt teruggekocht tegen de marktprijs, is de waarde van de protectie gelijk aan de waarde van het instrument; deze waarde wordt op dezelfde wijze vastgesteld als die van de schuldtitels die voldoen aan de voorwaarden in artikel 197, lid 4.